Onno Aerden: ‘Waarom ik de VVD weer een optimistische talentenjacht gun’

14 september 2018Leestijd: 7 minuten
Installatie Thierry Aartsen (VVD) in Tweede Kamer

Gewezen VVD-kandidaat-Tweede Kamerlid Onno Aerden beziet met treurnis de staat waarin zijn oude partij is geraakt. Pleidooi voor een renaissance van de talentenjacht die de VVD rond 2010 onweerstaanbaar maakte.

Het was in het voorjaar van 2008 dat ik, tijdens een of andere bijeenkomst op het hoofdkantoor van Shell in Den Haag, in gesprek raakte met een paar andere bezoekers. Voor ik het wist, stond ik op hoge toon te oreren over de zegeningen van de marktwerking, over het genot van allerlei vrijheden in ons land – mijn gesprekspartners waren stilgevallen, vormden plotseling een gehoor.

Dat moest de man zijn opgevallen die me vanaf een afstandje stond te observeren. Na afloop van mijn praatje stak hij zijn hand uit. ‘Hans,’ stelde hij zich voor. ‘Van de permanente scoutingcommissie van de VVD.’

Die woorden moest ik even op me in laten werken. Bestond zoiets werkelijk? Was ik gescout? Ik vertelde Hans dat ik de visie van de VVD op mens en maatschappij van harte kon delen.

‘Mag ik je dan uitnodigen voor een gesprek?’

‘Deze maar even op de aparte stapel’

We praatten, Hans en ik en een tweede lid van de scoutingcommissie, in het wegrestaurant boven de A4. Precies halverwege Den Haag en het Gooi, waar ik woonde. Het leidde tot een intensief jaar, vol kennismakingsgesprekken met hooggeplaatste liberalen die me het hemd van het lijf vroegen, met cursusweekenden in Bilderberg-hotels, rondleidingen op het Binnenhof en een kort een-op-een-gesprek met de jonge, charismatische winnaar van de breed uitgemeten interne leiderschapsstrijd met Rita Verdonk. Mark Rutte zei na dat bliksemonderhoud vrolijk tegen zijn adviseurs: ‘Deze maar even op de aparte stapel.’

Dat kon niet meer misgaan, bleef ik tegen mezelf mompelen. Ontdekt.

De tientallen gesprekken, de reeks bijeenkomsten met zielsverwanten – inclusief een schitterende communicatietraining, waarbij we elkaar strandballen moesten toegooien om ons pleidooi kracht bij te zetten – en de honderden uren studie – wat vinden we van dit en van dat? Wat zijn onze argumenten daarbij? – wierpen hun vruchten af.

Ik werd kandidaat nummer 47 op de lijst voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2010.

Folderen in een oversized windjack

In een busje reden we het land door, samen met partijgiganten als Ivo Opstelten stond ik in oversized wit VVD-windjack te folderen, in een winderig winkelcentrum in Utrecht ging ik in gesprek met een gehandicapte SP-stemmer. Die legde ik vol vuur onze plannen met de zorg uit – ze zou er nog eens over denken. Ik gloeide vanbinnen.

En ik ging veel twitteren, ook. Dat leerde ik op een partijcongres in Arnhem, in de persruimte, van de toen al bekende twitteraarsters Lieke Lamb en ‘Slijterijmeisje’ die zich moederlijk over mijn nog lege twitterstatus ontfermden.

Onze standpunten zou ik voortaan ook via Twitter uiten, discussie starten, argumenteren – ohne Ende. En, voor zover ik kon nagaan, altijd volgens de regels van het spel: alleen dat zou me politiek geluk brengen en voorspoed, zo was het me ingewreven.

Premier Rutte werd geboren

Voorjaar 2010 vierden we, ongekend groot en uitgelaten feest in een strandtent op Scheveningen: de grootste! Voor het eerst! Ik vergeet niet licht hoe Mark Rutte afdaalde vanuit zijn hotelkamer in de aanpalende hoteltoren, uiteindelijk –  wij, de aanstaande bewindspersonen en Kamerleden, hadden al een uur naar het verlichte hotelkamerraam gekeken of hij al…

Die avond werd, tussen zweet en bier en polonaise-lopende ministers, premier Mark Rutte geboren.

Helaas startte dit hoofdstuk van het liberale succesverhaal vals: met ‘gedoogsteun’ van – en dus ook aan – de PVV. Zelf bezag ‘nummer 47’ de gevolgen van de overwinning van een ruime afstand. Ik wist van meet af aan dat ik op een onverkiesbare plek stond, ondanks mijn driftig werk – de Bussumse Krant had ik zelfs verleid tot een openingsartikel over mijn kandidaatstelling. Niet meedoen: ik vond het een blessing in disguise. Nooit zou ik die gedoogsteun kunnen goedpraten zonder mijn ziel geweld aan te doen, daar zou geen liberale argumentatiehandleiding aan helpen.

De liefde verwaterde …

Het kabinet viel en in 2012, ik was inmiddels verhuisd naar Amsterdam, stond ik niet op de nieuwe kandidatenlijst. Pech, meldde Hans me telefonisch: er waren al goede kandidaten genoeg uit de hoofdstad. Ik kon niet anders dan deemoedig het hoofd buigen en dat beamen. ‘Blijf vooral lid van de partijcommissie Media en Cultuur,’ spoorde hij me aan – vooruit, daar plakte ik nog wel een jaartje aan vast. Het partijbestuur moedigde me aan om een website nieuw leven in te blazen voor ‘directe communicatie tussen fractie en achterban’: ‘Lef moet Lonen.’ Ik deed het, maar het leidde tot weinig: de fractie vond zo’n site kennelijk maar niks.

In Amsterdam hadden ze bij de VVD-fractie ook niet bijster veel behoefte aan mijn inbreng. Onze liefde verwaterde, ik vond het goed zo. In het voorjaar van 2016 zegde ik mijn lidmaatschap op.

Ik begon me zorgen te maken over de wereld

Daar was toen wel een inhoudelijke aanleiding voor. Net als veel andere generatiegenoten was ik me steeds meer zorgen gaan maken om de wereld. Was dat omdat ik nu vijftig werd? Omdat ik twee dochters had gekregen die ik een toekomst met frisse lucht toewenste? Ik zag VVD-minister Henk Kamp op Het Journaal een nieuwe kolencentrale openen en dacht: dat is niet goed. Hoe dan ook niet. Ik verbeet me vervolgens over ‘Groningen’ en over allerlei affaires en gedoe. Rutte, van wie ik net als de rest van het land vond dat hij de gruwelijke aanslag op de MH17 ‘statesman-like’ oppakte, werd steeds meer, voelde ik, een kapitein zonder bemanning. Althans, zonder mondige bemanning, die hem af en toe kon suggereren om diens koers aan te passen.

Natuurlijk bleven er volop uitmuntende VVD’ers voor het voetlicht treden.  Dijkhoff, Litjens, Hennis, Schippers, Ten Broeke, Harbers, Yesilgöz-Zegerius, de Amsterdamse raadsleden: ik kende ze (min of meer) en ik was nog steeds onder de indruk van hun daden. Maar, zoals het vaak gaat: slecht sneeuwt goed onder. Ik hoopte dat het mijn voormalige moederpartij niet zou overkomen.

Toen werd het 2018.

Een al te handige zakenman als partijvoorzitter.

Een fabulerende minister van Buitenlandse Zaken.

Diens opvolger die op camera op de xenofobische toer gaat en zich daarvoor pas in allerlaatste instantie, en dan nog maar half, verontschuldigt.

Een affairette, nog immer in nevelen gehuld, die moest leiden tot het vertrek van een van de meest gerespecteerde VVD-Kamerleden.

Mark Rutte, ook mijn premier, orerend over het opheffen van dividendbelasting – een offer van 2 miljard per jaar waar werkelijk helemaal niemand om had gevraagd, behalve Unilever, een beetje.

Het krankzinnige gedoe rond die twee asielkinderen: niet alleen mensonterend een beschamend voor alle betrokkenen, maar ook zo ontzettend slecht ‘gemanaged’ – een tijdbom die niemand wilde demonteren, kennelijk.

Wat was er toch gebeurd met mijn liberale makkers? Waar was de euforie, de grootste te worden, de heerlijke zucht naar het premierschap, het gelukzalig optimisme van die voorjaarsavond in de strandtent gebleven?

Jouw maat in de raad

En toen moest de schande nog plaatshebben dat een door het opstappen van Han ten Broeke vrijgekomen Kamerzetel toeviel aan een zekere Thierry Aartsen, in Breda bekend als ‘jouw maat in de raad’. Die had het bestaan om zich op Twitter niet alleen tactloos, crypto-racistisch en kleinzielig uit te drukken, maar verdedigde die acties vrolijk door te wijzen op wie hij ‘nu eenmaal’ was. En ook nu weer: diens half, binnensmonds gemompelde sorry, te elfder ure, en dan ook nog maar over één tweet – waarin hij zelfmoordenaars opriep op wat creatiever te zijn dan voor de trein te springen waarin hij zat. ‘Een open persoonlijkheid,’ noemen ze dat in Breda, notabene ook mijn geboortestad – de stad ook waar Klaas Dijkhoff de VVD-lijst duwde bij de gemeenteraadsverkiezingen eerder dit jaar, vriendendienst aan zijn maatje.

Het is niet zo dat ik teleurgesteld ben in wat de VVD nu presteert, in de kansen die ze laat lopen op een rol als volkspartij op het midden, de schoten voor open doel die gemist worden door intern gedoe en rariteiten – we noemen: het door bestuurlijk falen gemankeerde D66 een fatale klap uitdelen, de roepers op rechts pareren met kundigheid en consistent beleid, de Klavers en Thiemes op links passeren met doordachte duurzaamheid.

De VVD die ik tien jaar geleden goed heb leren kennen, kan dat allemaal. Dat zulks niet gebeurt zal allerlei oorzaken hebben, ik aanvaard dat – al is het met moeite.

Wij zouden netjes de strijd winnen …

Mijn verdriet zit hem er wél in, dat ik, ooit nota bene gescout door de talententank van de liberalen, inmiddels moet toezien hoe iemand als Aartsen, met die tweets en dat gedrag, zo ongeveer op mijn stekkie op de kandidatenlijst moet zijn terechtgekomen.

Wat zou dat zeggen over de rest van de kandidaten?

Anders gezegd: als een van ons, kandidaat-Kamerleden uit de lichting 2010, destijds op zulke tweets was betrapt, had dat dan niet tot onmiddellijke stopzetting van de steun geleid? Hoeveel verklaringen van onbesproken gedrag heb ik destijds niet mondeling en schriftelijk moeten overleggen?

We zouden netjes de strijd winnen, dat stond buiten kijf.

Op weloverwogen inhoud.

Kennelijk heeft het zelfzuchtige gelijk van de macht het gewonnen van die geweldige, intensieve, creatieve, optimistische talentenjacht die mij destijds zo blij maakte.

Ik wens de VVD vooral veel nieuwe Hansen toe.


Deze bijdrage werd ingezonden door Onno Aerden (1967), auteur van verschillende boeken (www.betterlifepublishers.nl) en communicatie-adviseur voor bedrijven en overheden. www.inhoudelijkezaken.nl

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Elsevier Weekblad.