Uitspraak over Wilders? Moeilijk als niemand weet wat intolerantie is

19 oktober 2016Leestijd: 5 minuten
Wilders in verweer tegen zijn vervolging - Foto: ANP

Is iemand die geen intolerantie tolereert iemand die intolerant is, of is het iemand die opkomt voor tolerantie? De rechters die uitspraak moeten doen in de nieuwe rechtszaak tegen Geert Wilders worden dit begrippenbos ingestuurd. Niemand weet namelijk wat intolerantie is, schrijft Syp Wynia.

Het tweede grote proces-Wilders begint op maandag 31 oktober. Het gaat drie weken duren. Op 23 juni 2011 werd de leider van de PVV nog volledig vrijgesproken nadat hem racistische belediging, aanzetten tot haat, discriminatie en geweld was verweten.

Toen wilde het Openbaar Ministerie er eigenlijk niet aan, maar besliste het Amsterdamse Hof dat Wilders gedaagd moest worden. Nu staat het OM wel achter de beschuldiging dat Geert Wilders in maart 2014 zich met zijn ‘Minder Marokkanen’-uitspraken schuldig heeft gemaakt aan belediging en het aanzetten tot discriminatie en haat.

Aalglad politiek vlak

Wilders’ advocaat Geert-Jan Knoops deed eind september nog een ultieme poging te voorkomen dat het na twee en een half jaar toch nog tot dit tweede Wilders-proces zou komen. Knoops waarschuwde dat de rechtbank zich op aalglad politieke vlak zou begeven, omdat Wilders zijn ‘minder’-uitspraken deed als politicus. Knoops verwees ook naar de meer absolute vrijheid van meningsuiting in Angelsaksische landen en naar het feit dat ook diverse andere politici zich diskwalificerend hadden uitgelaten over Marokkanen.

De Haagse rechtbank wees de poging van Wilders’ advocaat om het OM niet-ontvankelijk te verklaren en daarmee een streep door het proces te halen van de hand. De Haagse rechtbank is van mening dat dit nieuwe Wilders-proces helderheid moet verschaffen in wat het Mensenrechtenhof in Straatsburg zoal doet met politici die worden beticht van zaken als discriminatie en haat zaaien.

Vraag of Wilders intolerantie voedt

De Haagse rechters stellen dat de Europese rechters in Straatsburg van mening zijn dat volksvertegenwoordigers weliswaar een ruime uitingsvrijheid moet worden gegund, maar dat politici tevens ‘vanwege hun belangrijke maatschappelijke functie moeten vermijden dat zij intolerantie voeden’. In dit nieuwe proces-Wilders moet volgens de Haagse rechtbank duidelijk worden waar de bal in dit geval heen rolt.

Als het tijdens de rechtszaak op Schiphol gaat zoals de Haagse rechtbank wenst, zal dus veel, zo niet alles afhangen van de vraag of Wilders als dan niet ‘intolerantie voedt’ en zo ja, of hij had moeten vermijden om dat te doen. Maar wat is dat dan wel, intolerantie, dan wel het voeden van intolerantie?

Dat is nu het gekke: niemand weet wat intolerantie is.

Jong idee

Het hele idee dat niet alleen ‘discriminatie’ stevig aangepakt dient te worden, maar ook ‘intolerantie’ is nog niet zo oud. Pas 23 jaar, om precies te zijn. Begin jaren negentig was er een brede beweging onder politici in West-Europa die zeiden zich zorgen te maken over wat betiteld werd als ‘extreem-rechts’.

Partijen als het Vlaams Blok in België maakten vanaf begin jaren negentig grote verkiezingsuitslagen. De traditionele politiek wilde een bolwerk opwerpen tegen deze nieuwe concurrentie. Het meest gangbare bolwerk was op dat moment de strafvervolging. In Nederland werd de politicus Hans Janmaat ook voortdurend vervolgd voor als discriminerend beschouwde uitspraken – die na de eeuwwisseling onder andere politici overigens gewoon gangbaar werden.

Het buiten spel zetten van de ‘extreem-rechtse’ dan wel ‘xenofobe’ concurrentie speelde nadrukkelijk mee, toen tientallen premiers en presidenten van Europese landen in oktober 1993 in Wenen bijeenkwamen voor de allereerste topconferentie van de Raad van Europa. Daar werd voor het eerst vastgelegd dat ‘intolerantie’ bestreden moest worden. Er werd ook een ‘Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie’ (ECRI) ingesteld.

Surveillerende actiegroep

In de praktijk is die ECRI-commissie van de Raad van de Europa sindsdien een soort surveillerende actiegroep geworden, die landen op de vingers tikt en ook het Mensenrechtenhof van de Raad van Europa aanspoort om niet alleen racisme, maar ook intolerantie aan te pakken. De ECRI tikte Nederland in 2013 bijvoorbeeld op de vingers, omdat het OM niet in hoger beroep was gegaan na Wilders’ vrijspraak.

Op dit moment zit de van origine Eritrese juriste Domenica Ghidei Biidu namens Nederland in ECRI. Net als veel andere commissieleden heeft ze een enigszins activistische achtergrond op het gebied van ‘transculturaliteit’, ‘diversiteit’ en ‘anti-discriminatie’.

In enkele zaken tegen Franse en Belgische politici werd hen door het Straatsburgse Mensenrechtenhof, mede onder verwijzing naar ECRI-rapporten, verweten dat ze zich als politici strafbaar hadden gedragen door het voeden van intolerantie niet te mijden, om met de Haagse rechtbank te spreken.

Vrijspraak vernietigd

Dat politici ook in Nederland veroordeeld kunnen worden vanwege het bijdragen aan ‘intolerantie’ bleek op 16 december 2014. De verder totaal onbekende lokale politicus Delano Felter had lelijke beweringen gedaan over homoseksuelen, was daarvoor vrijgesproken, maar de Hoge Raad vernietigde die vrijspraak, onder meer op grond van ‘aanzetten tot onverdraagzaamheid’ – en onverdraagzaamheid, dat is het wat meer Nederlandse woord voor intolerantie.

Overigens maakte het OM twee dagen na de Felter-uitspraak van de Hoge Raad bekend Wilders te gaan vervolgen in de ‘Minder Marokkanen’-zaak, wat begrijpelijkerwijs in brede kring tot de gedachte leidde dat het de Hoge Raad het OM een bruikbare stok verschafte om de hond te slaan.

De advocaat van Delano Felter, mr. Max Vermeij, maakte zich in 2014 meteen al boos over de uitspraak van de Hoge Raad over zijn cliënt. Intolerantie komt namelijk helemaal niet voor in de Nederlandse strafwet. En, zo zei Vermeij: ‘De Hoge Raad heeft geen enkel woord gewijd aan wat het (volkomen vage) begrip ‘onverdraagzaamheid’ dan wel zou moeten inhouden. Ook de wetgever zweeg in alle talen over dit begrip.’

Maar niet alleen de Nederlandse rechter of wetgever, maar ook de Europese (Straatsburgse) rechters of wetgevers hebben niet de geringste moeite gedaan om duidelijk te maken wat (het voeden van) intolerantie is. Er bestaat domweg geen juridisch bruikbare definitie van. Zoals het in het gewone omgangstaal tussen mensen al weinig helder is wat tolereren is, of dat goed of fout is, en hoe het dan zit met intolerantie. Is iemand die geen intolerantie tolereert dan iemand die intolerant is, ondanks het feit dat hij zich tegen intolerantie keert?

Bij de Straatsburgse rechters en bij de Straatsburgse actiegroep ECRI staat ‘tolerantie’ hoog aangeschreven, terwijl ‘intolerantie’ als strafbaar wordt beschouwd. Maar waarom zou iets tolereren per se goed moeten zijn en iets niet tolereren per se slecht?

De ‘intolerantie’ is vanuit Straatsburg ons strafrecht binnengeslopen, zonder dat er iets eenduidigs over te zeggen valt, behalve dan dat het bedoeld is als inperking van de vrijheid van meningsuiting (voor politici, in dit geval).

Maar als er geen definitie bestaat van intolerantie, dan kan ook geen enkele rechter op deugdelijke gronden een uitspraak doen over de vraag of Geert Wilders veroordeeld moet worden omdat hij intolerantie heeft gevoed.