Donderdag 23 januari debatteert de Tweede Kamer over haar eigen functioneren. Aanleiding is een voorstel van CDA-leider Henri Bontenbal om het grote aantal moties in te dammen. Jaarlijks dienen de 150 Kamerleden meer dan 5.000 moties in. Het is een veelgebruikt instrument in de Kamer om een oproep aan het kabinet te doen, maar Bontenbal stelt het nut ervan ter discussie.
De CDA-leider wil een maximum van 150 moties per Kamerfractie, plus één motie per zetel. Zijn eigen partij mag dan maar 155 moties per jaar indienen. Bovendien mag een fractie per Kamerdebat slechts twee moties indienen, stelt Bontenbal voor, met uitzondering van wetgevingsdebatten. Van het quotum moet een disciplinerende werking uitgaan.
EW Waarom vindt u het belangrijk dit voorstel te doen?
Henri Bontenbal: ‘Omdat ik zie dat de Kamer haar eigen instrumenten verwaarloost. Daardoor loopt onze democratie schade op. Voor mij staat het in een breder verhaal, van een Tweede Kamer die onzorgvuldig is met haar instrumenten en weinig zelfkritisch is.
‘We hebben een aantal grote parlementaire enquêtes gehad. En steeds wordt daar niet alleen gezegd wat een ander fout doet, maar er wordt ook steeds vaker naar de rol van de Tweede Kamer zélf gewezen. Over die enquêtes debatteren wij dan vaak heel lang, maar over de kritiek op onze eigen rol hebben we het niet meer. Terwijl wat in het kabinet gebeurt deels een afspiegeling is van wat er in de Kamer gebeurt. Dat wij zo onzorgvuldig met onze instrumenten omgaan, heeft weerslag op hoe de overheid zelf functioneert.’
EW Hoe ziet een overbodige motie eruit?
Bontenbal: ‘Ik kan hele categorieën van overbodige moties maken. Laat ik er vier noemen. Je hebt treitermoties om andere partijen te zieken. Er zijn moties waarin je het idee van een collega pikt. En moties die compleet overbodig zijn, omdat het al beleid is, maar waarbij je nog even wilt markeren dat het belangrijk is. En dan heb je nog gratisbiermoties waarin je de regering oproept het minimumloon te verhogen, zonder te vertellen hoe dat te betalen.
‘Dit zijn slechts vier voorbeeldtypes van moties die zo weg kunnen, omdat ze geen betekenis hebben. Maar ik heb er nog veel meer.’
EW In iets meer dan tien jaar tijd is het aantal moties verdubbeld. Hoe komt het dat de Kamer zo op hol is geslagen met het indienen ervan?
Bontenbal: ‘Dat heeft een paar oorzaken. Eén is de sterke media-aandacht. Er is gewoon een enorme profileringsdrang in de Tweede Kamer. Daarom zetten Kamerleden die instrumenten graag in. Journalisten stellen je vaak de vraag of je over een onderwerp ook een motie gaat indienen. Dat wordt gezien als relevant.
‘Ten tweede heerst er een enorm maakbaarheidsdenken dat is doorgeschoten. De mate van micromanagement is enorm. Dan is er de reflex: er gaat iets mis, en daarom komen wij met een motie om dat te repareren. De Tweede Kamer gaat dus op de stoel van de regering zitten. Het idee heerst dat wij top-down de hele samenleving kunnen vormgeven zoals wij denken dat het moet. Dat krijgt zijn weerslag in onder meer die moties.’
EW Heeft de Tweede Kamer dan geen enkele vorm van zelfdiscipline?
Bontenbal: ‘Nou, het blijkt van niet. Ik dien dit voorstel niet in omdat ik weet dat het glansrijk gaat slagen. Maar het debat erover is heel belangrijk. Als iemand een beter idee heeft, hoor ik het graag.
‘Zelfregulering is al heel vaak besproken. Toenmalig SGP-Kamerlid Kees van der Staaij heeft een heel rapport geschreven, maar tot nu toe lossen we het nog niet op. Dan zie ik liever dat we dit quotum invoeren en het overbodig maken door ons er een paar jaar aan te houden.’
EW Bij sommige partijen spelen moties een rol bij het beoordelen van fractieleden en het bepalen van hun plek op de kieslijst. Hoe zit dat bij het CDA?
Bontenbal: ‘Bij ons geldt dat niet. Absoluut niet! Sterker nog, wij zijn eerder heel kritisch op het indienen van overbodige moties. Er is in de CDA-fractie geen enkel voordeel te behalen bij het indienen van moties. Nul.’
EW Heeft u zelf spijt van moties die u heeft ingediend, en waarom?
Bontenbal: ‘Jazeker! Er zijn moties waarvan ik denk: die had ik nooit moeten indienen. Dat zit ’m in dat je als jong Kamerlid hier terechtkomt in een groepscultuur die je overneemt. Je denkt dat het zo hoort. Tot je ontdekt dat dit nergens op slaat – maar daar heb je tijd voor nodig.
‘Ik heb ontdekt dat je in een debat een minister gewoon om een toezegging kunt vragen. Daar is geen motie voor nodig, en je krijgt toch wat je wilt. Ik dien tegenwoordig bijna geen moties meer in, vorig jaar waren het er grofweg tien.’