‘Als je over de schreef ging, kreeg je er een ster bij’. Niet de militair maar het ‘systeem’ krijgt de schuld van ‘extreem geweld’

17 februari 2022Leestijd: 6 minuten
Artilleristen van de Mariniersbrigade vuren brisantgranaten af uit een 25-ponder tijdens een actie in Tanjungsari, Oost-Java, begin 1947. Bron NIMH

Vandaag, donderdag 17 februari, verschenen eindelijk de eerste vijf rapporten van het wetenschappelijke onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië 1945-1950.  Het gaat om vier deelonderzoeken en het overkoepelende rapport Over de grens: Nederlands extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. De komende maanden volgen er nóg negen publicaties.

1. Was er eigenlijk nog wel wat nieuws te melden? De conclusies waren woensdagavond toch al uitgelekt?

Ja, in samenvatting. Bovendien wist iedereen die het onderwerp volgt al wel welke kant het zou opgaan. Als het gaat om de dekolonisatieoorlog die Nederland in de jaren 1945-1949 voerde in toenmalig Nederlands-Indië, is het bestaande regeringsstandpunt niet langer houdbaar. Dat dateert van 1969 en luidt dat zich in die oorlog aan Nederlandse zijde weliswaar gewelddadige ‘excessen’ hebben voorgedaan, maar dat ‘de krijgsmacht als geheel zich in Indonesië correct heeft gedragen’. Dat comfortabele beeld bleek door onder meer nieuw historisch onderzoek en claims van Indonesische slachtoffers (Rawagedeh) in de decennia daarna steeds moeilijker te handhaven.

Lees ook dit omslagverhaal: En weer laait de strijd om Indië op

In 2016 besloot de Nederlandse regering daarom 4 miljoen euro subsidie te verstrekken aan grootschalig wetenschappelijk onderzoek naar dit tijdvak, onder auspiciën van drie gerenommeerde instituten: het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Na vierenhalf jaar onderzoek – ook in Indonesië en in samenwerking met Indonesische wetenschappers – kwamen donderdag dus de conclusies naar buiten.

Dit gebeurde tijdens een liefst vier uur durende presentatie, gevolgd door een persconferentie, in het Trippenhuis in Amsterdam, zetel van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Om de onafhankelijkheid te benadrukken, werden de rapporten niet aangeboden aan de regering maar ‘aan de samenleving’. De regering reageerde bij monde van premier Mark Rutte nog dezelfde middag door naar aanleiding van de bevindingen zijn ‘diepe excuses’ aan te bieden aan de bevolking van Indonesië. Koning Willem-Alexander had dat ook al gedaan in 2020 toen hij in Indonesië was. Verrassend genoeg waren er ook excuses aan het adres van veteranen ‘die zich destijds als militair goed hebben gedragen’.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

 

2.   Wat zijn de bevindingen dan precies?

Indië-veteranen en hun belangenorganisaties waren op voorhand zeer beducht dat zij door de onderzoekers wel weer ‘in het beklaagdenbankje’ zouden worden geplaatst. Maar dat viel in zekere zin mee. De onderzoekers hebben vooral heel kritisch gekeken naar de politieke en militaire context waarin de militairen moesten opereren.

Ze concluderen dat de Nederlandse krijgsmacht zich in de jaren 1945-1950 systematisch schuldig heeft gemaakt aan ‘extreem geweld’ waarvoor geen militaire noodzaak was en dat zich afspeelde ‘buiten de reguliere gevechtsacties’. Dit geweld – waaronder foltering, verkrachting en inhumane detentie – maakte ‘zeer vele slachtoffers’.  Dus niks ‘excessen’. Het extreme geweld was ‘systemisch’. Maar daar krijgen niet zozeer de militairen collectief de schuld van, maar de verantwoordelijke militaire, politieke en justitiële autoriteiten.

Vrij vertaald huldigden die autoriteiten – ook in Den Haag – het principe van het-doel-heiligt-de-middelen. De dekolonisatieoorlog moest ten koste van alles worden gewonnen en omdat dat, toen de strijd vanaf medio 1947 een guerrillaoorlog werd, niet met ‘normale’ militaire middelen bleek te kunnen, moest het maar met extreem geweld. Dat werd misschien niet openlijk aangemoedigd, maar het werd ook niet bestreden. De justitiële autoriteiten die het eigen geweld hadden moeten aanpakken, liepen in feite aan de leiband van de militaire belangen, is een van de harde conclusies. En ‘de ministerraad at uit de hand van generaal Spoor’. Zodoende gaan de grootste verwijten uit naar de autoriteiten.

Philip van Tijn blikte vooruit op het dekolonisatie-rapport

‘De militaire slagkracht schoot in vrijwel alle opzichten tekort. Slecht getrainde en voorgelichte militairen, numeriek ver in de minderheid in vergelijking met de TNI, werden gestuurd en geleid door kader dat veelal onvoldoende kennis, ervaring en training had om een uiterst ambitieuze, zo niet onmogelijke opdracht te kunnen uitvoeren. In een dergelijke omvangrijke, intensieve en harde guerrillastrijd, waarin het onderscheid tussen strijder en niet-strijder vaak nauwelijks viel te maken, bevorderde de onhaalbaarheid van de doelen de wijdverbreide toepassing van extreem geweld.’

In de uitspraak van een betrokken militair: ‘Als je over de schreef gaat, word je niet bestraft, maar krijg je er een ster bij.’

NIOD-historicus Peter Romijn formuleerde het ’t bondigst. ‘Als je wat aan het geweld deed, kon je de oorlog niet winnen.’ En door dat primaat van het militaire belang werd ‘extreem geweld’ structureel.

In de kille cijfers uitgedrukt eiste de oorlog ‘een zeer ongelijke tol’, zoals de onderzoekers schrijven in ‘hoofdrapport’ Over de schreef.  ‘Aan Nederlandse militaire zijde ongeveer 5300 doden, waarvan de helft door ongelukken en ziektes, tegenover mogelijk zo’n 100.000 omgekomen militairen en burgers aan Indonesische zijde ten gevolge van Nederlands geweld.’

3. Ging het nog over de Bersiap?

Uiteraard. En ook over dit onderwerp hadden de onderzoekers opvallend nieuws te melden. Het meedogenloze geweld van jonge Indonesische revolutionairen tegen alles en iedereen die met het koloniale regime werden geassocieerd – Nederlanders, Indische Nederlanders, Molukkers, Chinezen – in de eerste maanden na de Japanse capitulatie, kwam onlangs weer ter sprake naar aanleiding van de tentoonstelling Revolusi in het Rijksmuseum. Volgens een Indonesische historicus zou die term ‘Bersiap’ racistisch zijn en daarom niet worden gebruikt in de tentoonstelling. Dat bleek uiteindelijk niet zo te zijn.

Lezen over Nederlands-Indië:

Tabé en Scheepspraet

Over de finale jaren van de Nederlandse kolonie verscheen de bundel Tabé. Het lange afscheid van ons Indië. Verteld door de laatste ooggetuigen, verslaggevers ter plekke en betrokken experts. In 1947 schreef EW-redacteur Piet Bakker een gids voor Nederlandse militairen die werden uitgezonden naar Indië. Deze heruitgave is fraai geïllustreerd door EW-tekenaar Eppo Doeve. Bestel Tabé (236 pagina’s, € 15) en Scheepspraet(€ 9,95) op shop.ewmagazine.nl of bel naar 020-8947553.

Over deze Bersiap hadden de onderzoekers dus nieuws te melden. In de loop van decennia was het aantal geschatte slachtoffers aan (Indisch-)Nederlandse zijde van de revolutionaire razernij opgelopen tot 20.000, 30.000 doden. De Amerikaanse historicus William H. Frederick kwalificeerde het zelfs als genocide. Maar de onderzoekers zijn er nog eens ingedoken en concluderen dat die cijfers veel te hoog zijn. De ondergrens ligt bij ruim 3.700 doden, en meer dan een kleine 6.000 kunnen het er niet zijn geweest. De eerdere hogere schattingen zijn gebaseerd op ‘extrapolaties’ die geen stand houden. De Australische historicus Robert Cribb – die in navolging van de auteur Herman Bussemaker (1935-2015) met 20.000 burgerdoden kwam – zou dit ook tegen de onderzoekers hebben erkend. In feite is de schatting van het aantal burgerdoden tijdens de Bersiap nu terug bij af – dat wil zeggen bij vroegere schattingen, onder meer van Lou de Jong, die op 5.000 kwam.

De bevindingen leidden bij de presentatie tot een emotioneel moment van stilte voor de slachtoffers van de Bersiap.

4.  Hoe nu verder?

Het laatste woord is ongetwijfeld nog niet gezegd. Al was het maar omdat op de eerste vijf publicaties nóg negen publicaties zullen volgen, onder meer die over de Bersiap in april. Verder is er al een roep om niet alleen excuses aan de Indonesiërs aan te bieden, maar ook aan de veteranen. Of heeft de premier dat donderdag eigenlijk al gedaan? Na zijn ‘diepe excuses’ aan de bevolking van Indonesië zei hij:

‘Vandaag moeten we bovendien constateren dat excuses van het kabinet op hun plaats zijn aan iedereen in ons land die met de gevolgen van de koloniale oorlog in Indonesië heeft moeten leven, vaak tot de dag van vandaag. En dat omvat alle groepen, inclusief de veteranen die zich destijds als goed militair hebben gedragen.’