Veiligheidsregio’s nemen het voortouw in coronacrisis, ondanks democratische vraagtekens

26 augustus 2020Leestijd: 4 minuten
Hubert Bruls en Hugo de Jonge na afloop van het veiligheidsberaad. Foto: ANP

Uitgevonden voor de aanpak van een korte crisis spelen veiligheidsregio’s nu al maandenlang de hoofdrol in de bestrijding van de coronacrisis. De regels van de anderhalvemetersamenleving staan beschreven in de noodverordeningen die de regio’s uitvaardigen, maar welke volksvertegenwoordigers zien daar op toe?

De eerste ‘coronanoodverordeningen’ stammen van 13 maart. Sindsdien zijn er tot wel 11 nieuwe versies uitgevoerd in de 25 veiligheidsregio’s die Nederland heeft. De noodverordeningen geven legitimiteit aan de regels die premier Mark Rutte (VVD) op persconferenties aankondigt en worden opgesteld op aanwijzing van de minister van Volksgezondheid, Hugo de Jonge (CDA).

Geen anderhalvemeter-samenleving zonder veiligheidsregio

Zonder die noodverordeningen zou de anderhalvemeter-samenleving er heel anders uitzien. Geen verbod op groepsbijeenkomsten, anderhalve meter afstand tussen volwassenen of verplichting tot het dragen van een mondkapje in Amsterdam en Rotterdam. Al maandenlang worden zo de belangrijkste regels van Nederland dankzij de veiligheidsregio’s uitgevoerd.   

Hoe kon dat zover komen? De veiligheidsregio’s werden in 2010 ingevoerd. Ze moesten voor betere samenwerking zorgen tussen hulpdiensten en lokale overheden bij crisissituaties of rampen. De voorzitter van de veiligheidsregio, de burgemeester van de grootste gemeente in de regio, kreeg de bevoegdheid besluiten te nemen. Bij problemen die gemeentelijke grenzen overstegen, was er zo geen gesteggel meer over wie wat kon doen.

Mistige democratische legitimiteit

Volgens voormalig topambtenaar Rein Jan Hoekstra functioneren de veiligheidsregio’s goed in de rol die ze nu hebben gekregen van het kabinet. ‘Dat is te danken aan de coördinatie in het veiligheidsberaad.’ Daar overleggen de 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s onder leiding van Hubert Bruls, burgemeester van Nijmegen. ‘Bruls is de goede voorzitter op het juiste moment. Hij is een stabiel baken tussen de eigenwijze burgemeesters van de grote steden.’ Hoekstra evalueerde in 2013 de wet die de veiligheidsregio’s invoerde en in 2017 het functioneren van het Veiligheidsberaad.   

Hoekstra vindt de democratische legitimiteit wel mistig. Vorige week vroeg de Nederlandse Vereniging van Raadsleden (NVR) al om meer invloed op de coronawet die het kabinet wil presenteren. Daarin staan onder meer de regels die nu zijn opgenomen in de noodverordeningen. De NVR wil dat gemeenteraden invloed kunnen uitoefenen op de maatregelen die tegen de verspreiding van het coronavirus worden genomen.   

Momenteel kunnen gemeenteraden uitleg vragen aan hun eigen burgemeester, die contact heeft met de voorzitter van de veiligheidsregio, of uitleg aan de voorzitter zelf vragen. De Leidse bijzonder hoogleraar decentrale overheden Geerten Boogaard vindt dat gemeenteraden daarvan vaker gebruik kunnen maken: ‘Gemeenteraden zijn zo machtig als zij zichzelf maken.’

Volgens Boogaard overstijgen de veiligheidsregio’s de rol waarvoor ze bedacht zijn. ‘De regio’s moesten een ontploffing in de regio kunnen bestrijden. Nu lijkt er sprake te zijn van een permanente ontploffing met de langdurige noodverordeningen. Daarmee is er even geen optimale democratische legitimiteit. Sommige burgemeesters zullen dat heel fijn vinden, maar de transparantie, controle en verantwoordelijkheid kunnen een stuk beter.’

Toch is Boogaard niet geheel ontevreden: ‘Het veiligheidsberaad heeft zich goed ontwikkeld en vormt een tegenmacht bij de wensen van het kabinet. De 25 burgemeesters die de veiligheidsregio’s voorzitten, vormen zo een eigen parlement.’

‘Ook zie je dat er verschillen tussen de regio’s ontstaan. De studentenintroductieweken worden in Rotterdam anders aangepakt dan in Leiden. Het is goed dat die verschillen mogelijk zijn.’

‘Typisch Nederlands’  

Boogaard vermoedt dat het kabinet een ‘gelegenheidskeuze’ maakte om de veiligheidsregio’s zo’n belangrijke rol te geven in de coronacrisis. Rein Jan Hoekstra had vanuit democratisch oogpunt liever gezien dat artikel 103 van de Grondwet was gebruikt door het kabinet, de uitzonderingstoestand als de inwendige veiligheid van het land in het geding is.

‘De uitzonderingstoestand zorgt voor een heldere structuur, waarbij de verantwoordelijkheid bij het kabinet ligt dat besluiten kan nemen die van de Grondwet afwijken. Maar de Eerste en Tweede Kamer kunnen in verenigde vergadering beslissen de toestand te beëindigen.’

De uitzonderingstoestand lijkt op de noodtoestanden die in Frankrijk, Italië en Spanje werden afgekondigd. De rol voor de veiligheidsregio’s in de coronacrisis vindt Hoekstra ‘de typisch Nederlandse manier, maar niet zonder gebreken’. Ook Boogaard kan zich daarin vinden: ‘Het is de gebruikelijke reactie om telkens het staatsrecht werkendeweg provisorisch aan te passen.’