D66: ‘referendumpartij’ of niet?

20 februari 2018Leestijd: 3 minuten
Alexander Pechtold en Hans van Mierlo

Hans van Mierlo, oprichter van D66, zou zich in zijn graf omdraaien, zei Martin Bosma (PVV) afgelopen donderdag in het debat over het intrekken van de referendumwet. D66 werd hard aangevallen, omdat zij haar idealen zou verloochenen.

Minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren (D66) moet vanavond, dinsdag, het intrekken van het raadgevend referendum verder verdedigen. Veel kritiek, maar was D66 wel altijd zo’n voorstander van het referendum?

Bij de oprichting van D66 was de partij niet bezig met het referendum

In het legendarische eerste campagnespotje van het toenmalige D’66 – ‘we waren ongerust’ – uitte Hans van Mierlo zijn zorgen over de ‘tanende invloed van de kiezer’. Hoewel Van Mierlo graag de verhouding tussen politiek en kiezer wilde versterken, werd bij de oprichting van de partij in 1966 het referendum niet als middel gezien om dat doel te bereiken. Sterker nog, in het appèl uit 1966 staat helemaal niets over een referendum.

Wat wel werd benadrukt, was de noodzaak om tot grotere onafhankelijkheid tussen regering en parlement te komen, en te zorgen dat de kiezer zich meer persoonlijk vertegenwoordigd zou voelen. Daartoe werden twee voorstellen gedaan. 1) Rechtstreekse verkiezing van de minister-president. 2) Verkiezing van de Tweede Kamer volgens het districtenstelsel.

In het eerste verkiezingsprogramma, het ‘Politiek Program’ uit 1967, wordt het referendum slechts in aarzelende termen omschreven: ‘De mogelijkheden en wenselijkheden van een referendum in bijzondere omstandigheden dienen nader te worden bestudeerd.’

Midden jaren tachtig werd het referendum een geliefd idee

Pas na vele jaren, na de mislukking van de oorspronkelijke doelstellingen, begon D66 wat voor het referendum te voelen. De gevestigde partijen wilden niet meewerken aan de grote staatkundige hervormingen waar D66 voor stond. Midden jaren tachtig omschreef D66 het correctief referendum op positieve wijze. Door referenda ‘kunnen de onvolkomenheden van het vertegenwoordigend stelsel enigermate worden gecorrigeerd en wordt de politieke participatie van burgers gestimuleerd.’ Dit is de tekst uit het partijprogramma onder Van Mierlo uit 1986. Waar grote hervormingen niet haalbaar bleken, werd het referendum als correctiemiddel op een ontoereikend politiek systeem belangrijk.

In 1989 werd in het D66-verkiezingsprogramma onder Van Mierlo voor het eerst expliciet opgenomen dat burgers zich rechtstreeks zouden moeten kunnen uitspreken over wetsvoorstellen via een correctief wetgevingsreferendum. In 1994 liet Van Mierlo het correctief referendum in het eerste paarse Regeerakkoord opnemen.

Alleen het raadgevende referendum bleek haalbaar

Maar pogingen van D66 om een correctief referendum in te voeren slaagden niet. Daarvoor was een grondwetswijziging nodig en die drempel bleek te hoog. Eind jarig negentig kwamen de paarse kabinetten dichtbij, maar het wetsvoorstel sneuvelde alsnog in 1999 in de tweede lezing in de Eerste Kamer tijdens de ‘Nacht van Wiegel’.

In 2005 werd het meest recente voorstel voor een correctief referendum ingediend door Kamerleden Niesco Dubbelboer (PvdA), Wijnand Duyvendak (GroenLinks) en later ook Boris van der Ham (D66). Om in elk geval een wet op een raadgevend referendum te realiseren – waar geen grondwetswijziging voor nodig was – werd eind 2005 hiertoe ook initiatief genomen. Dit laatste voorstel redde het als enige, en dat werd de huidige Wet raadgevend referendum, die in 2015 van kracht werd.

D66 steunt hoogstwaarschijnlijk de intrekking van de referendumwet

Deze wet wordt nu naar alle waarschijnlijkheid, met als aanleiding het Oekraïne-referendum, met steun van D66 ingetrokken. In het meest recente verkiezingsprogramma schreef D66 nog: ‘Wanneer er voor het eerst gebruik gemaakt wordt van een nieuw instrument als het raadgevend referendum, dan omarmen we dat en leren we ervan. Wij staan niet als de andere partijen – die tijdens de campagne schitterden door afwezigheid – vooraan om te pleiten voor het afdanken van deze vernieuwing.’

Lees hier de opinie van Geerten Waling over een referendum over het referendum

Rob Jetten, die afgelopen donderdag als D66-woordvoerder in de Tweede Kamer optrad bij het referendumdebat, betoogde toch dat de huidige D66-keus voor intrekking van de wet in lijn is met de partijgeschiedenis: ‘Voor Van Mierlo stond het ideaal van versterking van de democratie voorop. Ook voor hem waren de middelen secundair.’ Hij liet weten dat D66 altijd voorstander was van de correctieve referendumvorm.

Dit is geen onjuiste analyse, maar moet je het raadgevend referendum haastig opgeven als er nauwelijks zicht is op iets beters? Oud D66-Kamerlid Boris van der Ham meent, na de lange strijd van D66 voor staatkundige hervormingen, van niet: ‘Het referendum is het enige dat we nog over hebben.’