Harry Tupan: kritiek komt altijd, koers bepaal je zelf

Harry Tupan

Hij haalde wereldkunst naar Assen. Na 45 jaar vertrekt Harry Tupan (67), directeur van het Drents Museum. Hij neemt afscheid met de opening van zijn eigen ‘verwonderkamer’.

‘Eigenlijk mag het niet, maar ik ga toch vragen of we een kijkje mogen nemen.’ De energieke Harry Tupan – wit linnen hemd, spijkerbroek en blauwe loafers – springt op en beent voor de verslaggever uit. ‘Ik word natuurlijk een dagje ouder, maar ik vind het wel leuk dat ik hier nog steeds de snelste ben van iedereen.’

Hij loopt de deur uit, een andere deur in, trap af, gang door. Het Drents Museum is een complex van gebouwen ­boven en onder de grond in het hart van Assen, met een ondoorgrondelijke plattegrond.

‘Daarom hebben we onze vaste collectie van opgravingen en kunstwerken ingericht als Labyrinthia, doolhof. Nu kunnen mensen niet meer klagen dat ze verdwalen. Sterker nog, verdwalen is het doel geworden. Slim hè?’

Tupan eindigt zijn drafje voor de ingang van de ondergrondse tentoonstellingshal van 1.000 vierkante meter, overspannen door een booggewelf – ‘Dus niet van die irritante pilaren waar je steeds ­rekening mee moet houden.’

Vrolijk begroet hij de beveiliger, die nauwgezet bijhoudt wie inklokt en wie vertrekt. ‘Deze man en ik stonden hier samen in januari, de ochtend van de roof. Dat hakte erin.’ De man knikt: ‘We hebben wel iets meegemaakt, ja. Heftige tijd.’

Ruzie met Den Haag zet Van Gogh Museum op rand van sluitingBezoekers maken foto's van zelfportret van Gogh in het Van Gogh Museum

NAAR HET ARTIKEL
MEER VAN JOPPE GLOERICH

De grootste Nederlandse kunstroof in tijden

Hij doelt op de grootste Nederlandse kunstroof in tijden, in de nacht van 24 op 25 januari van dit jaar. Met explosieven en voorhamers maakte een groep criminelen enkele gouden objecten buit, waaronder de gouden helm van Cot,ofenești, in bruikleen gegeven vanuit Roemenië.

De buit was in totaal voor 5,7 miljoen euro verzekerd – maar in echte waarde onbetaalbaar. De hevigheid van de diefstal schokte de internationale museumwereld, maar leidde niet tot wantrouwen jegens het Drents Museum. Dit tot grote opluchting van Tupan: ‘Wij krijgen nog steeds alles in bruikleen zoals afgesproken. De meeste collega’s begrijpen dat deze roof overal had kunnen gebeuren.’

Geen leuke erfenis

Hoe het met hemzelf gaat, daar praat Tupan niet zo graag over. ‘Het was een klap, zeker zo kort voor mijn pensioen. Maar het heeft ook iets moois blootgelegd: hoe sterk we als team zijn. We hebben letterlijk elkaars hand vastgehouden. Als je carrière vooral uit hoogtepunten bestaat, moet je dit soort tegenslag ook kunnen dragen.

Het is geen leuke erfenis, maar het hoort bij het leven. Het ergst vind ik het voor mijn collega’s, hier in het museum en ook in Roemenië. Ik heb contact met het Openbaar Ministerie. Daar mag ik niets over zeggen, maar ik heb goede hoop dat de helm terugkomt.’

De beveiliging bij de tentoonstelling in opbouw lijkt voorbarig. Vooralsnog bevat de hal niet meer dan wat houten geraamten, stellages en vloerbedekking. En heel veel opbouwers, die als mieren door elkaar lopen met verfrollers, hamers en vervaarlijke apparaten.

Van bouwplaats tot sprookjeskamer

‘Nu is het nog een bouw­­­plaats, maar straks kom je hier binnen in een sprookje,’ zegt Tupan. ‘Een echte Wunderkammer. Vanuit het donker loop je het licht in, om van de ene verbazing in de andere te vallen.’ Het is wel even aanpoten voor het team, maar niemand lijkt in paniek – ook al is het maar tien dagen tot de opening op 5 september.

De tentoonstelling Microkosmos wordt één van de grootste verwonderkamers ooit, mede dankzij veel bruiklenen. Een enorme uitvergroting van de Zaal van de Verwondering die het museum nu al kent. ‘Ik kan mij nog steeds oprecht verwonderen. Als ik iets zie, dan val ik in zwijm en denk: hoe is dit mogelijk?

Soms lig ik in mijn studeerkamer op de grond, met mijn kleinzoontje van drie jaar, voor een vitrinekast met gekke objecten. En dan vraagt dat ventje bij alles: wat is dit? Hij kent het niet, hij ziet het voor het eerst. Die kinderlijke verwondering heb ik ook nog, en die wil ik graag overbrengen aan ons museumpubliek.’

Tupan kiest voor verwondering, zelfs in het macabere

Op 6 september, zijn verjaardag, begint zijn pensioen. ‘Ik zal nog wel interviews geven, omdat ik curator ben van Microkosmos, maar verder doe ik niets meer voor het Drents Museum. Niet over je graf heen regeren.

Wel ben ik in gesprek over andere functies, als interim­directeur of toezichthouder, maar dat is nog niet beklonken. Nee, ik ga als pensionado niet door Drenthe fietsen. Nietsdoen, dat vind ik zonde van mijn tijd.’

Dat het leven eindig is, heeft Tupan ­allang geaccepteerd. ‘Het is niet anders, ook al heb ik nog veel energie om dingen te doen. Ik heb altijd een fascinatie gehad voor memento mori. Dat zijn kunststukken die de kijker herinneren aan zijn sterfelijkheid, vaak door een hoofd voor de helft levend, en voor de andere helft als schedel af te beelden.

In Microkosmos heb ik er een aantal verzameld, waaronder een zelfportret van de Duitser Michael Triegel, Selbst als Wendekopf. Stel je toch voor, dat je je eigen schedel schildert! Dat vind ik dus leuk. Ik hou van het macabere. Je moet ook choqueren, af en toe. In een museum moeten niet alleen maar lieve poeziealbumplaatjes hangen.’

‘Je hoeft niet in de Randstad te zitten om goede dingen te doen.’

In 45 jaar is hij vervlochten geraakt met dat ene museum in zijn geboorte­provincie Drenthe. Hij zette het op de ­wereldkaart. Tupan is bescheiden: ‘Het is eerder andersom, ik ben dit museum zo dankbaar.’ Terugblikkend op zijn carrière, van stagiair tot algemeen directeur, begint hij te glimmen. ‘Het is een zegen. Ik heb hier mijn hele loopbaan doorgebracht.

Het eerste grote moment was de tentoonstelling met de Terracotta-krijgers uit China in 2008: 354.000 bezoekers. Mensen kwamen in drommen vanuit de Randstad. Ik hoorde zo vaak: “Waarom in Assen en niet in Amsterdam?” Nou, omdat kwaliteit overal kan bloeien. Je hoeft niet in de Randstad te zitten om goede dingen te doen.’

Die kwalificatie ‘in de provincie’ noemt hij een geuzennaam. ‘Toen we naar Mexico-Stad gingen om de Frida Kahlo-tentoonstelling binnen te halen, zei ik: “Het is 2 uurtjes van Amsterdam.” Dat vond mijn collega daar prima, want Mexico is gigantisch groot.’

De tentoonstelling Viva la Frida! (2021-2022) die hij na tien jaar lobbyen kon binnenhalen, boekte wederom een bezoekersrecord. ‘We hadden ook persoonlijke spullen van Kahlo. Wij waren het eerste museum ter wereld waar haar beelden, schilderijen, tekeningen en haar persoonlijke attributen zijn getoond. En dat zal ook nooit meer gebeuren, want die worden nu bij elkaar bewaard en niet meer uitgeleend.’

Hoe Tupan Drenthe verbindt met de wereld

Zeg vooral geen ‘streekmuseum’, zoals een journalist onlangs deed, want dan slaat Tupans goede humeur om. ‘We zijn één van de oudste musea, opgericht in 1854. Met wereldwijde successen.

Ik heb  altijd geprobeerd Drenthe te verbinden met de wereld. Met tentoonstellingen over de Molukse en woonwagenculturen, bijvoorbeeld. Projecten die diep in de regio zijn geworteld, maar tegelijk relevant zijn voor het hele land.’

Een goede museumdirecteur is een generalist, vindt hij, iemand die overal een beetje van afweet. ‘En je moet vooral kunnen luisteren naar je team en naar de samenleving. Tegelijkertijd moet je de knoop durven doorhakken, want ­iemand moet “ja” of “nee” zeggen. Dat doet de directeur.’

De Hemelschijf van Nebra

Hij heeft het vak flink zien veranderen sinds de jaren zeventig. ‘Toen ik begon, had je alleen conservatoren en directeuren. Educatie bestond nauwelijks. Nu staat publieksbereik centraal: hoe zorg je dat elke bezoeker iets moois kan beleven?’

Een ‘absoluut hoogtepunt’ in zijn carrière was de tentoonstelling van de Hemelschijf van Nebra in 2022, een object uit de bronstijd waarop hemellichamen zijn afgebeeld. ‘Een van de wereldobjecten op het gebied van archeologie. Die wordt normaal gesproken nooit uitgeleend, maar ik heb een goede relatie met de museumdirecteur in het Duitse Halle.

Die vond dat wij zo ruimhartig waren in ons uitleenbeleid. Na lang wachten kreeg ik opeens bericht dat we hem mochten lenen. Heel kort maar, ik geloof zes weken, maar wat een sensatie! Zo zie je maar, je kunt beter samenwerken dan ­elkaar beconcurreren.’

Vincent van Gogh in Drenthe

Dat merkte Tupan ook in de aanschaf van twee schilderijen uit de Drentse periode van Vincent van Gogh. Voor de aanschaf van het doek Onkruid verbrandende boer werkte hij samen met het Van Gogh Museum in Amsterdam.

‘Als we allebei gingen bieden, zouden we alleen maar de prijs opdrijven. Dus boden we samen. Ik weet het nog goed. We zaten hier in mijn kamer, met op het scherm een live verbinding met de veiling in New York City. Daar zat een kunsthistoricus, anoniem, voor ons te bieden. Op een gegeven moment valt die hamer: bam! We hebben hem gewoon… To-ta-le euforie!’

Niet alleen is het tafereel van Van Gogh herkenbaar Drents – ‘Kijk die mooie avondschemering met briljante oranjes’ – maar ook vormde de Drentse periode de opmaat naar het latere werk van Van Gogh. ‘Hier heeft hij het echt geleerd.’

Het doek hangt nu, samen met een andere Drentse Van Gogh (De turfschuit), op zaal naast tientallen doeken van andere schilders (George Breitner, Max Liebermann) die zich door het Drentse landschap lieten inspireren.

‘Het is géén Disney!’

‘Onze belangrijkste doelgroep bestaat uit hoger opgeleide mensen van boven de 55 jaar, veelal vrouw. Die stappen dan uit de trein van 11.02 uur uit de Randstad en komen in een stoet naar het museum gelopen, geweldig om te zien. Maar we maken dit museum ook voor ­andere doelgroepen, zeker voor de inwoners van Drenthe zelf. Ja, ook voor heel gewone mensen. Dus we denken na over hoe hun ervaring zo mooi en betoverend mogelijk kan zijn.’

Opeens op felle toon: ‘Maar het is géén Disney!’

Drenthe en de NSB

Er is nog één expositie die hij graag had willen maken, en die zal er ook komen. ‘Ik verklap het maar: Drenthe en de NSB. Daar zit een verhaal. Lange tijd lag dat onderwerp te gevoelig, net als de Molukkers trouwens. Maar goed, dat is ons ook gelukt. Ik vind het net zo belangrijk om te begrijpen waarom zo veel Drenten lid werden van de NSB. Was dat echt hun politieke voorkeur, of hoopten ze zo een beter leven te krijgen?’

Over politieke gevoeligheden gesproken: onlangs spraken zeven museumdirecteuren in EW hun zorgen uit over het gespannen publieke debat waarin zij moeten opereren (zie ‘Moreel mijnenveld rond het museum’, 16 augustus, pagina 12). Tupan herkent dat beeld.

‘Of het nu gaat om Extinction Rebellion, koloniale erfenissen of sponsorrelaties – je krijgt altijd kritiek. Voor de één ben je te woke, voor de ander niet woke genoeg. Mijn aan­pak was: luisteren, maar je eigen koers varen.

Het museum moet verhalen vertellen, ook als die confronterend zijn. Toen klimaatactivisten bij ons kwamen, heb ik ze uitgenodigd voor koffie, hier op mijn kamer. Maar toen heb ik wel uitgelegd dat we niet zomaar aan alle wensen van externe partijen gehoor kunnen geven.’

Hoe een omstreden olie- en gasmaatschappij een schilderij mogelijk maakte: ‘Daar ben ik apetrots op’

Een sponsor die al vijftig jaar betrokken is bij het museum is de NAM, ook al is de olie- en gasmaatschappij omstreden geraakt. De samenwerking stopt nu, maar dat is de keuze van de NAM, zegt Tupan. ‘Wel heb ik kunnen regelen dat geld van de NAM nog kon worden gebruikt om een schilderij van Neo Rauch te kopen.

Daar ben ik apetrots op, want het is de sluitsteen in onze verzameling schilderijen uit de Neue Leipziger Schule. Die zijn we ooit begonnen omdat die moderne kunststroming zo lijkt op het realisme van de Academie Minerva in Groningen van de jaren zeventig en tachtig.’

Een museumdirecteur moet naast een creatieveling en een marketeer ook een politicus en een diplomaat zijn. ‘Politieke lobby hoort er tegenwoordig bij. Regelmatig heb ik contact met de gemeenteraad en ook met het provinciebestuur dat eigenaar is van onze collectie. En via allerlei kunstfondsen zit ik ook in Den Haag aan tafel.’

‘Cultuur is beschaving’

Rond de vorige Tweede Kamerverkiezingen uitte Tupan zijn zorgen omdat de btw op cultuur dreigde te worden verhoogd. ‘Dat is gelukkig niet gebeurd, maar wat we nu zien… Er is niet eens meer een staatssecretaris voor Cultuur.

Dat kan toch niet. Cultuur is beschaving. En bovendien kost het niet alleen geld, hè, het levert enorm veel op. Wij ontvangen jaarlijks bijna 200.000 mensen. Die brengen voor de middenstand in Assen netto zo’n 12 tot 14 miljoen euro in het ­laatje.

En ook voor de werkgelegenheid en het vestigingsklimaat van grote bedrijven zijn er voordelen, die kijken echt wel naar het culturele aanbod van een stad of provincie, hoor!’

Het gesprek verloopt vlot, tot tevredenheid van energiebom Tupan. Als de fotograaf hem razendsnel in alle uithoeken van het museum op de foto zet, zodat hij op tijd is voor zijn volgende afspraak, geeft Tupan zijn bezoekers een stevige hand.

‘Willen jullie echt geen broodje van het huis? Wel terugkomen als de expositie af is, hè? Laat het weten als je er bent. Oh nee, dan ben ik er natuurlijk niet meer. Nou, app toch maar. Tot ziens!’