‘Patiënten missen echt het contact met familie’

27 maart 2020Leestijd: 2 minuten
Het Spaarne Gasthuis in Haarlem.

Maarten Sulzer (59) werkt als longarts in het Spaarne Gasthuis in Haarlem. Elsevier Weekblad volgt hem de komende weken tijdens de coronacrisis. Wat speelt zich af in het ziekenhuis? En wat betekent dat voor het werk van een longarts?

Maarten Sulzer, longarts in het Spaarne Gasthuis in Haarlem

‘Op de afdeling met coronapatiënten is sprake van een soort status-quo, het aantal patiënten bleef de afgelopen dagen ongeveer gelijk. Wel hebben we er echt veel zieke patiënten bij, we hebben meer mensen moeten overplaatsen naar de ic. We zitten daar bijna aan ons maximum, maar kunnen nog opschalen en bij een capaciteitsprobleem patiënten eventueel naar andere ic’s in de regio verplaatsen.

Intussen doen de huisartsen echt een goede triage. Ze meten onder meer het zuurstofgehalte in het bloed en ze bekijken hoe snel de ademhaling van een patiënt is. Op basis daarvan beoordelen ze welke patiënten naar het ziekenhuis moeten en wie thuis kunnen uitzieken. Dat is echt belangrijk, anders zouden wij hier verzuipen door een te grote toestroom van patiënten. Gelukkig functioneert de huisartsenzorg in Nederland heel goed.

Lees ook deel 1 uit de serie terug: ‘Dit zie je bij een gewone longontsteking niet’

In het ziekenhuis maken we bij de coronapatiënten longfoto’s en daarop is bij veel patiënten te zien dat beide longen zijn aangetast. Bij een normale longontsteking zie je op de foto’s vaak een witte plek, maar nu zien we een beetje wolkachtige afwijkingen, waar je net niet doorheen kunt kijken. Bij sommige patiënten ontstaat door de longontsteking het acute respiratory distress syndrome, een heftige ontstekingsreactie in de longen. Deze patiënten worden behandeld op de ic en moeten daar ook relatief lang blijven liggen. Gelukkig kan een deel van de patiënten op de gewone corona-afdeling wel binnen een week weer naar huis.

Tijdens mijn rondgang vandaag over deze afdeling viel het me op hoe geïsoleerd alle patiënten eigenlijk zijn. Ze liggen soms alleen, soms met twee of vier op een kamer. Maar ze missen echt het contact met familie. Bezoek is niet welkom, om besmetting te voorkomen. En ook het contact met de verpleging is beperkt. Verpleegkundigen komen minder vaak langs dan normaal en als ze langskomen zijn ze helemaal verkleed in een pak en met een mondkapje voor. Voor een patiënt is het daardoor toch een beetje een onwerkelijke toestand.

Ook voor de verpleegkundigen is het zwaar. Zij missen het echte contact met de patiënten. Dat is normaal een belangrijk onderdeel van hun werk. We hebben inmiddels walkietalkies voor de patiënten, zodat ze toch laagdrempelig nog iets aan de verpleging kunnen vragen. En voor de patiënten die geen telefoon hebben, regelen we iPads. Zo kunnen ze toch even met hun familie beeldbellen.’