Bob Scherrenberg wil van Steck meer dan een tuincentrum maken

‘Wat als we het idee van een tuincentrum opnieuw uitvinden?’

Bob Scherrenberg (47) transformeerde Steck in Utrecht tot een duurzaam tuincentrum en droomt van een stadsoase met park en hotel, waar natuurbeleving en ontmoeting centraal staan.

1. Wat maakt deze plek zo bijzonder?

‘Dit is niet zomaar een lap grond aan de rand van Utrecht. Dit is mijn geboortegrond, bijna letterlijk. Mijn ouders begonnen hier in de jaren zestig een klein tuinwinkeltje. Mijn vader was toen pas zeventien jaar, zo jong dat zijn moeder mee moest naar de notaris om te tekenen voor het kopen van het eerste stukje grond.

‘Hij was ondernemend: na schooltijd ging hij met een bakfiets langs de huizen in de buurt om bloemen en planten te verkopen. Later kwam er een kasje, toen een winkeltje, en zo groeide zijn bedrijfje uit tot Tuincentrum Overvecht.’

2. Hoe ontwikkelde dat bedrijf zich in de loop der jaren?

‘Aan het eind van de jaren negentig was het bedrijf gegroeid tot zeven vestigingen. Mijn vader was een ­pionier: hij kocht bijvoorbeeld als een van de eersten kerstdecoratie uit Azië in en begon met kerstshows.

‘De eerste tuincentra waren veelal alleen open in het voorjaar en de zomer. Op deze manier kon hij het seizoenswerk opvangen en zijn mensen ook in de winter aan het werk houden. Maar de schaalvergroting bracht ook uitdagingen. Het bedrijf werd groter, formeler en minder gericht op de directe klantrelatie.’

3. Was het de bedoeling dat u het bedrijf zou overnemen?

‘Niet per se. Ik was zeventien, achttien jaar toen mijn vader me vroeg of ik interesse had om het bedrijf op termijn over te nemen. Hij zei zelfs: “Als jij het wilt, blijf ik nog tien, vijftien jaar zitten om dat met jou op te bouwen.” Maar hij zei ook eerlijk dat hij niet wist of het wel bij me paste.

‘Het ondernemerschap was veranderd: het draaide steeds meer om managen, minder om creativiteit. Uiteindelijk heeft hij het bedrijf verkocht aan de familie Blokker. Zelf is hij een orchideeënkwekerij begonnen in Thailand. En hij hield de grond waarop het bedrijf stond in eigendom.’

4. Wat gebeurde er met het tuincentrum na de verkoop?

‘Onder Blokker groeide het bedrijf door naar negentien vestigingen. Maar de liefde voor tuincentra was vooral voelbaar bij de oude Jaap Blokker. De nieuwe directie had minder voeling met het tuincentrumsegment. Na het overlijden van Blokker senior in 2011 verslapte de aandacht en werd het allemaal minder.

‘Uiteindelijk kwam het bedrijf in handen van BMG, onder meer bekend van bouwgroothandel Bo-Mij, dat grote plannen had voor een nieuwe formule. Maar die kwamen in Utrecht niet echt van de grond.’

5. Hoe verliep uw carrière buiten het familiebedrijf?

‘Ik was geen hoogvlieger op school. Na de mavo ben ik naar het mbo en het hbo gegaan, maar in het vierde jaar gestopt om samen met vriend Saïd een autowasserette te beginnen. Die groeide uit tot een mooi bedrijf met wasstraten, poetsservice en bandenverkoop.

‘Maar toen mijn compagnon in 2007 overleed aan maagkanker, viel ik in een gat. Ik besloot het bedrijf op te splitsen en andere dingen te gaan doen. Ik zag dat veel mensen in Overvecht geen plek konden vinden om hun feesten en bruiloften te vieren.

‘Toen kwam ik op het idee om de wasserette te transformeren tot trouw­locatie. Ik maakte een plan, presenteerde dat aan de gemeente — die er aanvankelijk niet veel in zag — en een jaar later kwamen ze toch bij me terug.’

6. Een totaal andere branche.

‘Het was mijn eerste ervaring met projectontwikkeling, waarin ik niet alleen ondernemer was, maar ook bruggenbouwer tussen overheid, ondernemers en buurtbewoners. Daarna kocht ik het Werkspoorkwartier in Utrecht, waar ik een culturele en creatieve broedplaats van maakte.

‘Dat was een enorme uitdaging: het gebouw was vervallen, de buurt was sceptisch, en veel instanties hadden er geen vertrouwen in. Maar ik zag de potentie van het industrieel erfgoed en bracht creatieve makers, ondernemers en kunstenaars samen.

‘We hebben de hal stap voor stap opgeknapt, evenementen georganiseerd en studio’s ingericht, waardoor de plek uitgroeide tot een levendig middelpunt in Utrecht. Belangrijk was dat ik niet alleen het gebouw kocht, maar ook de grond ­eronder in eigendom kreeg.

‘Dat gaf me de vrijheid om voor de lange termijn plannen te maken en de locatie duurzaam te ontwikkelen. Het wakkerde mijn liefde aan voor gebiedsontwikkeling.’

7. Hoe kwam het tuincentrum weer in beeld?

‘In 2012 kon ik het vastgoed van mijn vader overnemen, waardoor ik vanaf dat moment al eigenaar was van de locatie. In 2019 gaf de toenmalige huurder te kennen dat hij wilde stoppen met het tuincentrum. Dat was het moment waarop ik dacht: nu ligt er misschien wel een kans om een soort tuincentrum van de toekomst te bouwen.’

8. Hoe kwam het idee voor Steck tot stand?

‘Toen de huurder van het oude tuincentrum wilde stoppen, begon ik te dromen: wat als we het idee van een tuincentrum opnieuw uitvinden? Ik vind dat andere tuincentra vaak winkels zijn vol met “dode” materialen. Het zijn eigenlijk een soort luxe interieurwinkels, terwijl het volgens mij juist zou moeten gaan over hoe je mensen in contact brengt met de natuur.

‘Niet alleen een commercieel gedreven plek met alleen maar schappen en producten, maar een groene plek waar mensen de natuur kunnen beleven, waar

ze komen voor inspiratie, ontmoeting en ontspanning.

‘Ik bracht daarom een team bij elkaar van creatieve denkers, kunstenaars en ­so­ciaal ondernemers en ging met hen brainstormen. Zo ontstond het plan voor Steck. We hebben een partner- en communitymodel, waarin we ruimte bieden aan lokale ondernemers en initiatieven.

‘Zoals de Oogsttuin, waar mensen oogst­aandelen kopen en zelf komen plukken. Of Stekkers, een kwekerij die bijzondere planten opkweekt, Buurt Mobiel, en Glitter Gladiool, een bloementuin waar je zelf je bos bloemen samenstelt.

‘We hebben een restaurant, culturele evenementen, workshops, filmavonden, exposities. We willen mensen verleiden om niet alleen te komen als ze een plant nodig hebben, maar ook als ze inspiratie of rust zoeken. Het gaat ons niet alleen om de transactie, maar om de beleving. Ik vind een tuincentrum ook net als een park of een bibliotheek: een plek voor ­iedereen, met verschillende functies.’

9. U benadrukt de band met de wijk Overvecht. Waarom?

‘Die connectie is heel belangrijk. Ik ben hier opgegroeid, in een multiculturele wijk met allerlei uitdagingen, maar ook met een enorme veerkracht. We proberen met Steck een plek te zijn waar iedereen zich welkom voelt. Dat gaat niet vanzelf: veel bezoekers komen nu nog uit andere wijken, zoals Tuindorp en Voordorp.

‘Maar we werken samen met scholen in Overvecht, organiseren gratis activiteiten, zoals een maisdoolhof en een schaatsbaan in de winter, en hopen zo de drempel te verlagen voor gezinnen met een kleinere beurs.’

10. Wat zijn uw grootste uitdagingen?

‘Grote ketens hebben schaalvoordelen qua inkoop en een hoofdkantoor dat alles uitdenkt. Dat hebben wij niet. Het maakt ons wendbaar, maar ook kwetsbaarder. We hebben geen investeerders die miljoenen kunnen bijleggen. Toch geloof ik dat er toekomst is voor plekken die relevant zijn in het hart van mensen, niet alleen in hun hoofd.

‘Om duurzaam te ondernemen, moet je ook over tien jaar nog kunnen bestaan. Dat doe je niet als het alleen maar geld kost. We groeien gestaag en hebben nu zo’n dertig mensen in dienst. Bezoekers blijven langer, er is steeds meer reuring. Alleen winstgevend zijn is nog niet vanzelfsprekend.’

11. Wat vond uw vader er eigenlijk van?

‘Mijn vader verklaarde me eerst voor gek toen ik weer met een tuincentrum begon. Maar hij begreep uiteindelijk wat ik wilde: terug naar de basis, maar dan met een nieuwe invulling. Helaas is hij drie jaar geleden overleden bij een fietsongeluk in Thailand, waar hij een kwekerij had. Hij was altijd mijn klankbord, mijn sparringpartner. Ik mis hem, maar ik voel me ook gedragen door de geschiedenis.’

12. Wat zijn uw toekomstplannen?

‘Steck heeft net zijn vijfde verjaardag gevierd, maar we denken al veel verder. We werken aan een groot herontwikkelingsplan voor het hele terrein van 11 hectare. Er moet een nieuw tuincentrum komen, een broedplaats voor groene ondernemers en makers, en een boetiekhotel met een zwemvijver.

‘We willen het terrein zelf transformeren tot een openbaar park. De kassen waarin het tuincentrum nu zit, zijn oud en nauwelijks geïsoleerd. Die willen we opnieuw bouwen, liefst in hout. Met shop-in-shops geven we makers die net beginnen een plek om hun producten te tonen en te verkopen.

‘Ik vind het mooi om te werken aan plekken waarmee werknemers en bezoekers zich verbonden voelen. Niet alleen commercieel, maar ook sociaal en emo­tioneel. Steck is voor mij geen klassiek bedrijf: het is een plek met een missie. Ik zie het als een hedendaagse variant van wat mijn vader ooit begon: niet alleen dingen verkopen, maar mensen bij elkaar brengen. Dat is spannend, soms ingewikkeld, maar vooral ontzettend waardevol.’