Chinese cyberaanval geen kwestie van ‘of’ maar van ‘wanneer’

27 november 2014Leestijd: 4 minuten

Verschillende landen zoeken systematisch naar zwakheden in de manier waarop de Verenigde Staten zijn elektriciteit, water en brandstof distribueert en het luchtverkeer regelt.

Twee, mogelijk drie landen zijn daarmee zo ver gevorderd, dat ze in staat zijn dergelijke voorzieningen op afstand te saboteren. Dat zei afgelopen week admiraal Michael Rogers, hoofd van de NSA en het U.S. Cyber Command.

Hij noemde geen namen van landen, behalve van één: China. Volgens Rogers zoeken Chinese hackers gericht in de VS naar informatie hoe nutsvoorzieningen op afstand worden aangestuurd en hoe die systemen kunnen worden gemanipuleerd. Uit verkenningen op het internet zou op verschillende computers malware zijn aangetroffen die in tijden van crisis of oorlog kan worden gebruikt om de Amerikaanse infrastructuur aan te vallen. Eigenlijk zei Rogers: China kan in de VS het licht uitdoen.

Op de vraag of hij denkt dat zo’n cyberaanval werkelijk plaats kan hebben, antwoordde Rogers: “Het is een kwestie van wanneer, niet of we iets werkelijk traumatisch gaan meemaken.” Overigens noemde Rogers geen enkele mogelijke oplossing voor die dreiging.

Hacken

De afgelopen jaren hebben de Verenigde Staten keer op keer China beschuldigd van cyberspionage. China wijst die beschuldigingen consequent van de hand en verdenkt juist andere landen, waaronder de Verenigde Staten, dat het Chinese computersystemen van de overheid, krijgsmacht en wetenschap probeert te hacken.

Landen die spioneren en voorbereidingen treffen om de infrastructuur van andere landen lam te leggen. Het zou zomaar kunnen. Sterker nog, het is naïef te veronderstellen dat landen die mogelijkheden niet zouden verkennen. De volgende grote oorlog begint ongetwijfeld conventioneel, maar wordt achter een toetsenbord beslist.

Bewijs

Bewijsvoering is altijd moeilijk als het om cyberspionage gaat. Maar waarschijnlijk kloppen zowel de Amerikaanse als de – wok verwijt de ketel – Chinese beschuldigingen.

Vanuit Chinees oogpunt is dat ook volkomen logisch. China heeft van alle legers in de wereld de meeste manschappen onder wapenen, maar analisten denken dat het leger tekortschiet op het gebied van moderne militaire technologie. Het land loopt tien, twintig jaar achter op het gebied van defensietechnologie. Wat is er dan mooier dan potentiële tegenstanders met asymmetrische oorlogsvoering lam te leggen?

Volgens Amerikaanse berekeningen gaven de Chinese strijdkrachten vorig jaar 145 miljard dollar uit (106 miljard euro). Dat is bijna een vijfde meer dan uit cijfers van de Chinese overheid blijkt. Volgens officiële Chinese cijfers bedraagt het budget 120 miljard dollar (88 miljard euro); een fractie van wat de Verenigde Staten aan de strijdkrachten besteedt.

Ver-van-mijn-bed

De Amerikanen constateren vooruitgang op het gebied van stealth-technologie die schepen en vliegtuigen minder zichtbaar voor vijandelijke radars moeten maken. Ook is vooruitgang geboekt op het gebied van drones en raketten die vliegtuigen en schepen kunnen uitschakelen. In een 96 pagina’s dik rapport van het Pentagon is bovendien veel aandacht voor cyberwarfare. China investeert veel geld in technologie om vijandelijke radar en communicatie te storen of te manipuleren.

Tot niet zo lang geleden waren Chinese wapensystemen een ver-van-mijn-bed-show voor de Amerikanen. Maar nieuwe Chinese Jin-klasse duikboten kunnen de Pacific oversteken om met hun nucleaire raketten vlak voor de Amerikaanse kust patrouilleren. China experimenteert met ruimtewapens om satellieten uit de ruimte te blazen.

Naarmate China’s economische slagkracht toeneemt, groeien ook de mogelijkheden om andere landen pijn te doen. Dat is even wennen voor landen die tot nu toe de militaire overhand hadden.

Saboteren

De grote vraag is natuurlijk wat deze kennis voor open economieën als de Nederlandse betekent. Kunnen andere landen zoals China, maar bijvoorbeeld ook Rusland, Iran of criminele bendes, hier het licht uitdoen? Het antwoord is waarschijnlijk ja. Wij hebben uit economische overwegingen onze infrastructuur volledig op het internet afgestemd. Zelfs als hackers er niet in slagen onze gas of elektriciteitstoevoer te saboteren, kunnen ze eenvoudig een cyber-infarct veroorzaken die het hele internet platlegt.

Grappig genoeg reiken de Chinezen zelf een oplossing aan voor het probleem. Het Nationale Computer Reactieteam en Coõrdinatie Centrum reageert namelijk consequent op beschuldigingen van Chinese hackpogingen met de stelling dat informatie en systemen die werkelijk belangrijk zijn voor de nationale veiligheid van een land, nooit via het internet bereikbaar moeten zijn.

En daar hebben ze een punt. Internetverbindingen zijn reuze handig en we moeten zeker niet stoppen er gebruik van te maken. Maar een back up is wel handig. Als iemand op afstand alle bruggen openzet of de snelwegen afkruist, kan dat dan handmatig worden hersteld?