Ankara weet uit welke hoek daders aanslag komen

De Turkse regering denkt te weten wat de achtergrond is van de daders van de bomaanslag middenin de hoofdstad Ankara. Er wordt met een beschuldigende vinger gewezen naar de PKK, een Koerdische militante beweging die door de Turkse autoriteiten wordt gezien als terroristisch.

De twee daders, een man en een jonge vrouw, zouden volgens diverse media banden hebben met de PKK. Officials hebben aan persbureau Reuters laten weten dat de vrouwelijke strijder, geboren in 1992 in de oostelijk gelegen stad Kars, zich in 2013 heeft aangesloten bij de PKK.

Bus

De tweede verdachte is een man met eveneens banden met deze militante beweging. De auto die de twee daders gebruikten was gekocht van een dealer uit de Zuidoost-Turkse stad Sanliurfa. Juist in die stad zijn vier arrestaties verricht. Sanliurfa ligt even ten noorden van de Syrische grens.

De aanslag zondag, waarbij meer dan 37 mensen om het leven kwamen, is nog niet opgeëist. De enorme ontploffing, die in de verre omtrek was te horen, had plaats in de buurt van het Guvenpark, niet ver van een groot knooppunt voor het openbaar vervoer.

De daders zouden met hun auto, gevuld met bommen, een bus hebben geramd. Daarna volgde de explosie, die niet alleen tientallen dodelijke slachtoffers veroorzaakte, maar waardoor ook 122 mensen gewond raakten.

Vergelding

De Turkse president Recep Tayyip Erdogan sprak dreigende woorden: ‘We krijgen het terrorisme op de knieën,’ sprak hij, en zwoer wraak. Eerder vandaag voerde het Turkse leger luchtaanvallen uit op Koerdische strijders in Noord-Irak – mogelijk als reactie op de gebeurtenissen in Ankara.

Lees meer: Erdogan belooft wraak na nieuwe bomaanslag

De Turkse hoofdstad is de laatste tijd veelvuldig doelwit van terroristen. In oktober vorig jaar vielen 103 doden bij een bomaanslag in de buurt van een groot treinstation in Ankara. Die aanslag werd opgeëist door aanhangers van Islamitische Staat (IS). Een maand geleden vielen er achttien doden bij een aanslag in Ankara, die eveneens werd toegeschreven aan Koerdische militanten.