Absurde belastingzaken – reclamebelasting

19 oktober 2017Leestijd: 3 minuten
'AFP'

Belastingbetalers komen af en toe in absurde situaties terecht. De regels zijn onbegrijpelijk en vaak tegenstrijdig. De Belastingdienst en zeker gemeenten dragen alleen maar bij aan de chaos.

Reclamebelasting

Gemeenten hebben op een of andere manier altijd geld tekort. Een zogenoemde reclamebelasting is ideaal voor gaten in de begroting omdat de opbrengst overal voor kan worden gebruikt. De belaste onderneming hoeft zelfs, anders dan bij een baatbelasting, niet direct te profiteren van de hiermee betaalde voorzieningen.

Bovendien kan al worden geheven als een bordje of iets dergelijks (ongewild) de aandacht trekt van het publiek. Bewust reclame maken is namelijk niet nodig.

Met al deze ‘voordelen’ is niet verwonderlijk dat vrijwel alle gemeenten een reclamebelasting hebben ingevoerd. De reclamebelasting levert geregeld vreemde situaties op. Een paar voorbeelden:

Hogere reclamebelasting door project gemeente

De gemeente Rotterdam wil een industriegebied aantrekkelijker maken. Een bedrijf laat voor dit project een grote muurschildering aanbrengen voor (omgerekend) 5.000 euro en daarnaast een paar kleine verwijzingen naar het bedrijf. Het bedrijf levert bliksembeveiliging en er zijn op de schildering ook bliksemschichten te zien. De schildering wordt officieel onthuld door de directeur en de zeer enthousiaste bestuurder van de deelgemeente Hoogvliet.

Zes jaar lang wordt de schildering niet belast, maar voor 2003 legt een ijverige ambtenaar een aanslag van 992 euro op. Na jaren procederen wordt de aanslag voor 2003 vernietigd door Hof Amsterdam, maar alleen omdat de gemeente zes jaar niets heeft ondernomen.

Het bedrijf heeft dan al een offerte voor het overschilderen van de muur gevraagd; eerst 5.000 euro uitgeven en dan elk jaar bijna 1.000 euro belasting betalen, dat doet toch niemand.

Monumentenstatus maakt reclamebelasting onontkoombaar

Een flink aantal monumentenpanden zijn voormalige winkels. Vaak is de originele ‘reclame’ nog aanwezig en daarom beschermd als onderdeel van het monument. Normaal kan aan reclamebelasting worden ontkomen door de ‘aankondiging’ te verwijderen, maar dit is bij monumenten geen optie en zelfs een misdrijf. Er is nog maar één ontsnappingsroute: de soort (en naam van de) onderneming past niet bij de ‘reclame’ op het monument.

De eigenaar van een handwerkwinkel in Winterswijk moest 540 euro betalen, omdat er op haar monumentenpand een reclametekst uit 1909 was geschilderd. Gelukkig was de tekst voor ‘Te Kortschot manufacturen’ zodat de aanslag werd vernietigd door Rechtbank Zutphen.

Een drogisterij in Goes had niet zo veel geluk. Het bedrijf was toevallig gevestigd in een pand uit de zestiende eeuw met een ‘gaper’, in de bewoordingen van Hof Den Haag: ‘een beeld van het hoofd van een man van zuidelijke afkomst met een open mond en een grimas vanwege het (vies smakend) medicijn dat hij moet innemen.’. Elk ander bedrijf had geen reclamebelasting hoeven betalen. Hof Den Haag vond het ook een ongelukkige samenloop maar de drogist moest de aanslag van 665 euro wel gewoon betalen.

Zichtbaar?

Een reclame-uiting moet wel de aandacht kunnen trekken van het publiek. De gemeente Tilburg wilde een naambordje met een pijl belasten, maar kwam van een koude kermis thuis. De rechter en griffier van Rechtbank Zeeland-West-Brabant kwamen persoonlijk kijken of de naam op het bordje leesbaar was vanaf de openbare weg.

Daarvan was geen sprake, dus er kon geen reclamebelasting worden geheven. Opvallend feit: de ondernemer nam zelfs nog de paal waarop het bordje was bevestigd mee naar de zitting.