Ging politiek vroeger minder over de poppetjes? Nee, dat is gezichtsbedrog

04 oktober 2022Leestijd: 3 minuten
In Den Haag zou het te veel om 'de poppetjes' en te weinig om de inhoud gaan. Foto: ANP/Bart Maat

In Den Haag gaat het steeds meer over personen en steeds minder over de inhoud, zo wordt vaak gezegd. Maar dat is een mythe, schrijft Roelof Bouwman.

Roelof Bouwman (1965) is historicus en journalist. Hij schrijft wekelijks over politiek, geschiedenis en media.

Er wordt de laatste tijd veel gesomberd over de versplintering van ons politieke landschap. En inderdaad, de tijd van grote partijen lijkt voorbij. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 en 2021 kwam de VVD als winnaar uit de bus met ruim 21 procent van de stemmen. Ter vergelijking: veertig jaar geleden, bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1982, haalde de VVD ruim 23 procent van de stemmen – en werd derde.

‘Poppetjes’ zouden een veel te centrale rol zijn gaan spelen

Een andere veelgehoorde klacht over het politieke bedrijf is dat personen een veel te centrale rol zijn gaan spelen. ‘De poppetjes’ zouden de plek hebben ingenomen van programma’s en beginselen. Gevolg: vluchtigheid en oppervlakkigheid.

Lees ook deze analyse van de Politieke Beschouwingen: Ondanks heftige retoriek, neigt de Tweede Kamer ook naar consensus

Dit is een klacht die – zeker wanneer we een historische bril opzetten – moeilijk valt te plaatsen.

Onlangs verscheen bij Uitgeverij Boom een nieuw deel in de serie Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945, een boekenreeks onder auspiciën van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG). In de bijna duizend pagina’s tellende pil – getiteld Grote idealen, smalle marges – gaat het over ‘de lange jaren zeventig’, lees: het tijdvak 1971-1982.

Draaide het in ‘lange jaren zeventig’ dan niet om personen?

Draaide het in Den Haag toen nog om de inhoud en niet om personen? Op de achterflap van het boek zien we toenmalig VVD-leider Hans Wiegel en D66-aanvoerder Jan Terlouw. Dat waren geen politici die bekendstonden om hun ideologische diepgang. Wiegel moest het vooral hebben van zijn retorische kwaliteiten als woordvoerder van ‘de mensen in het land’ en Terlouw spon electoraal garen bij zijn imago als kinderboekenschrijver en ideale schoonzoon.

Op de voorkant van Grote idealen, smalle marges staan de twee hoofdrolspelers van het boek: Dries van Agt (CDA) en Joop den Uyl (PvdA). Tussen beide partijleiders bestonden belangrijke programmatische knelpunten. Maar de echte tegenstellingen waren van persoonlijke aard.

De katholieke levensgenieter annex woordkunstenaar Van Agt kon goed relativeren, terwijl de van huis uit gereformeerde Den Uyl voortdurend met domineren en drammen zijn gelijk probeerde te halen. Hoe slecht de verhoudingen waren bleek in 1987, toen Van Agt geen uitnodiging kreeg voor de afscheidsbijeenkomst na het overlijden van Den Uyl.

In negentiende eeuw was elk Tweede Kamerlid een politiek eenmansbedrijf

Het tijdsgewricht waarin de politiek niet draaide om personen maar om programma’s en beginselen, wanneer zou dat toch zijn geweest? Wellicht nog langer geleden, in de negentiende eeuw?

Nee, toen zéker niet. Want toen Johan Rudolph Thorbecke in 1848 met zijn befaamde grondwetsherziening onze parlementaire democratie in de grondverf zette, was het juist de bedóeling dat personen – liever nog: persoonlijkhéden – in de Tweede Kamer de toon zetten.

Nederland kende toen nog een districtenstelsel. Volksvertegenwoordigers hadden heel nadrukkelijk een eigen mandaat van de kiezers en konden niet, zoals nu, op het Binnenhof belanden in de slipstream van een lijsttrekker. Elk Tweede Kamerlid was een politiek eenmansbedrijf. Partijen bestonden nog niet, fracties evenmin. Op kiezers werd alleen gejaagd door individuele kandidaten, die hun persoonlijke geschiktheid probeerden te bewijzen.

Laten we onszelf niks wijsmaken: een tijd dat politiek niet over ‘de poppetjes’ ging, heeft nooit bestaan. Heimwee is dus volkomen misplaatst.