De narcistische moraal van de orde van het ‘ik’

Van het Boekenbal tot de boardrooms van New York: het ‘ik’ is niet langer een onderdeel van de samenleving, het is de samenleving geworden.

Het begrip ‘lifestyle’ kwam in de jaren tachtig natuurlijk uit de Verenigde Staten, zoals alle noemenswaardige trends sinds de Tweede Wereldoorlog. Serieuze kranten besteedden er aanvankelijk geen aandacht aan, of alleen in speciale bijlagen zodat duidelijk werd dat het wat anders was. Maar inmiddels is alles way of life. Van wat je eet en wat je draagt tot wat je vindt van Donald Trump.

In het essay The Me Decade and the Third Awakening beschreef de Amerikaanse schrijver Tom Wolfe in 1976 hoe Amerikanen de kerk inruilden voor de yogaleraar. Terwijl eerdere spirituele oplevingen in de achttiende en negentiende eeuw religieus van aard waren, ging het bij dit ‘derde’, twintigste-eeuwse reveil voor het eerst alleen nog om de mens. Het ontdekken, veranderen, verheffen en oppoetsen van het ‘ik’, schreef Wolfe, werd de ‘nieuwe alchemistische droom’.

Wat hij destijds een ‘decennium’ noemde, is nog steeds niet afgelopen. Sinds de technologie het ‘ik’ in staat stelde om zichzelf uit te zenden, heeft het een hele nieuwe impuls gekregen. Terwijl het ‘ik’ zich in de vorige eeuw nog enigszins bewust was van het bestaan van anderen, is het inmiddels in een baan om zichzelf geraakt. Het ‘ik’ is het ‘al’ geworden.

Hoe het ‘ik’ de wereld is gaan domineren

Historicus Christopher Lasch bracht Wolfes analyse over het ik-tijdperk in verband met narcisme, een pathologie waarbij iemand een werelds superego optuigt, om een dieper liggend, kwetsbaar deel van zichzelf te beschermen. Het kleinste barstje in het gebouw is al een gevaar, de minste kritiek voelt als ondermijning en de boosdoener is altijd de ander.

Wat het individu overkomt, is universeel en vice versa. Zo voelt het geweld in Ga­za voor actrice Carice van Houten als iets dat haar persoonlijk wordt aangedaan, en zo beschouwt Pieter Omtzigt het harde politieke spel in Den Haag als verraad aan zijn diepste zelf.

Wat het individu overkomt, is universeel en vice versa.

Omgekeerd beschouwt het ‘ik’ eigen frustratie en tegenslag als een maatschappelijk probleem. Feminist Lotte Houwink ten Cate wilde met haar boek De mythe van het gezin het ‘ideaal van het kerngezin’ ontmantelen. Ze verscheen op het Boekenbal met op haar ontblote zwangere buik de kloeke tekst ‘Baas in ­eigen buik’.

Fijn dat ze een kind krijgt, maar om het recht op abortus ging dit juist niet, en waarom het gezin ontmanteld moest worden, begreep ik ook niet. Mensen trouwen sinds de jaren tachtig steeds minder en steeds later, eenderde van de ­huwelijken eindigt in een echtscheiding.

Waarom het ideaal van het gezin onder vuur ligt

Alleen de diehards houden vol. De grote toename van het aantal alleenstaanden wordt gezien als een van de belangrijkste oorzaken van de woningnood, zeker in de grote steden. Vanwaar dan de aanvechting om op de zeldzame soort der gehuwden nog eens een scudraket af te vuren?

De grote toename van het aantal alleenstaanden wordt gezien als een van de belangrijkste oorzaken van de woningnood, zeker in de grote steden.

Idealen zijn een lifestyle geworden die ‘marktwaarde’ heeft. Dat levert een onwaarachtig debat op. Ondernemer/columnist Sander Schimmelpenninck verzamelde met scheldpartijen op Twitter een leger van volgers, om voor de VPRO vervolgens het euvel van ‘polarisatie’ te onderzoeken.

Moord en brand roepend over ‘ongelijkheid’ werd hij miljonair. Rutger Bregman kon dankzij zijn lucratieve campagne tegen het ‘neo­liberalisme’ verhuizen naar de bakermat van dat systeem, en jaagt ­nu vanuit de hippe New Yorkse wijk Soho ­‘morele ambitie’ aan.

De nieuwe helden van het ik-tijdperk

Wolfe beschreef hoe het naar het ultieme strevende ‘ik’ zichzelf steeds opnieuw wil uitvinden. Zo gelooft journalist Joris Luyendijk na jaren van ‘witte’ zelfkastijding weer in de superioriteit van het eerder, dacht ik, schuldige Europa, dat zich volgens hem ­radicaal moet losmaken van het moreel verdorven Amerika.

Een opkomende ster in de orde van het ‘ik’ is Simon van Teutem. Hij publiceerde een door Schimmelpenninck, Bregman en Luyendijk aanbevolen boek over de morele valkuil van riante salarissen in ‘betekenisloze’ banen. Zijn droom, vertelde de promovendus aan Oxford, voor wie de consultancy­firma’s naar eigen zeggen in de rij staan, is om met een ‘start-up in kweekvlees’ ‘300 miljoen op te halen’.

Tegen ‘gedachtegoed’ wordt vaak gewaarschuwd, maar voor het expansieve ‘ik’ gaat de rode loper altijd uit. Heeft de seculiere samenleving het superego dan toch nodig? ‘Ik ben de oorzaak van mijzelf,’ schreef Dietrich Eckart, de spirituele mentor van Adolf Hitler, in de jaren twintig al. ‘Zou ik er niet zijn, dan was ook God er niet.’