IND loopt lichtjaren achter met asielaanvragen – en dat ligt niet alleen aan de IND

08 maart 2024Leestijd: 2 minuten
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in Den Haag. Foto: Laurens van Putten/HH/ANP

Bij asiel zou het vaker moeten gaan over hoe de samenleving uitvoeringsorganisaties als de IND het werken feitelijk onmogelijk maakt. Dat schrijft Gertjan van Schoonhoven.

Uitvoeringsorganisaties van de overheid zijn als water uit de kraan: burgers verwachten dat ze het altijd doen.

Dat is helaas niet zo. De ernstig overbelaste asielketen is – naast de Belastingdienst – het levende bewijs. Uitvoeringsorganisaties kunnen  wel degelijk bezwijken. Niet door incompetentie of onwil van de mensen die er werken, maar doordat de samenleving zaken vraagt die ze niet kunnen leveren. Of hun het werken verdraaid ingewikkeld maakt.

Nieuw onderzoek maakt nog eens haarscherp duidelijk dat dit niet alleen speelt bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), maar ook bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Dat de IND het werk niet aankan, is genoegzaam bekend. Hoewel de dienst elk jaar weer meer mensen aanneemt, blijven de achterstanden oplopen. Inmiddels is de stapel van onbehandelde asielaanvragen meer dan 70.000 formulieren hoog.

Een record. Het is (veel) meer dan de hele asielinstroom van een jaar. Voor die asielzoekers betekenen de achterstanden dat het water – duidelijkheid over hun status – uiteindelijk wel uit de kraan komt, maar vaak pas na een jaar.

De omvang van de asielmigratie speelt uiteraard een rol, maar ook dat ‘wij’ als samenleving het de IND verdraaid lastig maken. Dat blijkt overduidelijk uit het genoemde onderzoek, uitgevoerd door interne IND-wetenschappers, met de titel: Is de complexiteit van het nemen van een asielbesluit veranderd? Media, politici, ngo’s, rechters, activistische asieladvocaten, nationale en Europese beleidsmakers en wetgevers: allemaal doen ze eraan mee.

Asielregels zijn ongelooflijk ingewikkeld en pietluttig geworden, en tegelijk is de maatschappelijke druk op de ‘beslissers’ van de IND om individueel ‘maatwerk’ te leveren groter dan ooit. IND-medewerkers hebben daarom de neiging om hun beslissingen steeds uitvoeriger, gedetailleerder en ‘persoonlijker’ te maken. Om op voorhand mogelijke kritiek van rechters, Kamerleden en op individueel onrecht gespitste media te voorkomen. De Toeslagenaffaire vergrootte deze druk alleen maar.

Het is ook daarom dat de stapel van onbehandelde asielaanvragen blijft groeien. Aanhoudend hoge instroom én meer maatwerk: dat schiet niet op. Zeker niet omdat juist nieuwe, onervaren IND-ambtenaren het maatwerk vaak moeten leveren.

Het onderzoek biedt handvatten voor concrete verbeteringen. Om er één te noemen: de behandeling van asielaanvragen op grond van lhbtiq+, religieuze bekering of geloofsafval. Deze asielmotieven zijn sowieso al moeilijk te verifiëren. Maar doorgeslagen transparantie maakt IND’ers het werken onmogelijk.

Het ‘toetsingskader’ voor deze asielmotieven, met een uitgebreide beschrijving van de beoordelingscriteria, is openbaar. ‘Hierdoor is het voor aanvragers mogelijk om een verhaal te bedenken dat aan alle elementen uit het kader voldoet,’ aldus de onderzoekers. IND-beslissers kunnen daardoor ‘de authentieke asielrelazen niet scheiden van de fictieve asielrelazen’. Gevolg: ze keuren ‘zelden’ een aanvraag af. In de politieke discussie gaat het zelden over dit soort zaken. Ten onrechte. Meer bezorgdheid over de context waarin de uitvoeringsorganisaties in de asielketen hun werk moeten doen, is zeer gewenst.