De erfenis van Wim Kok: wie het weet, mag het zeggen

05 oktober 2015Leestijd: 3 minuten
'ANP'

Wim Kok, premier tijdens de Paarse kabinetten, was een technocratisch bestuurderstype en bezat een natuurlijk gezag. Maar een ideologisch kompas had hij niet, en sinds 2002 is het wel erg stil rond de vakbondsman die viel voor de charmes van het kapitalisme.

Het was natuurlijk niet helemaal een eenmansactie, maar Pim Fortuyn heeft een bijzonder grote bijdrage geleverd aan de imagoschade van de kabinetten-Kok (1994-2002). Vooral de uitdrukking ‘de puinhopen van Paars’ was een briljant voorbeeld van wat tegenwoordig ­’framing’ heet.

De voormalige columnist van ­El­sevier slaagde erin om veel kiezers te doen geloven dat het regeringsbeleid weinig meer had voortgebracht dan wachtlijsten in de zorg en soortgelijke narigheid.

De steunpilaren van Paars bleken niet tegen de tegenwind bestand. De fractievoorzitters van PvdA, VVD en D66 verdwenen roemloos van het toneel. En de premier hulde zich in stilzwijgen na zijn vertrek uit Den Haag. Wim Kok koos voor lucratieve functies in het bedrijfsleven in plaats van zich in te zetten voor de publieke zaak.

De oud-vakbondsman en behartiger van de belangen van de verworpenen der aarde bezweek op zijn oude dag voor de charmes van het kapitalisme.

Het nieuwe Paars van het tweede kabinet-Rutte toont zich niet of nauwelijks schatplichtig aan de kabinetten-Kok. Zelden verwijzen VVD en PvdA tegenwoordig naar de prestaties van de CDA-loze kabinetten in de jaren negentig als lichtend voorbeeld. En de meest enthousiaste pleitbezorger van een niet-confessionele coalitie, D66, bleef deze keer buiten de regering.

Andere tijden

Maar visies op het verleden kunnen veranderen. Geleidelijk lijkt er weer wat meer waardering te komen voor het Paars van weleer. De schrijver Ronald Giphart sprak onlangs in een artikel in de VARAgids over het tijdperk­-Kok als een ‘gouden decennium waarin even bijna alles volmaakt leek’.

En VARA-presentator Paul Witteman gaf publiekelijk uiting aan een gevoel van heimwee naar de toenmalige minister-president met zijn vaderlijke uitstraling.

Aanleiding voor deze ontboezemingen was een uitzending van het tv-programma Andere tijden, waarin Kok volgens de makers ‘openheid van zaken’ gaf over enige affaires tijdens zijn premierschap. Die openheid bleek nogal tegen te vallen. Maar voor de geschiedschrijving was het goed om hem te horen terugblikken.

Bijvoorbeeld op de onbezonnenheid van kroonprins Willem-Alexander in zijn verliefdheid op de dochter van een omstreden Argentijnse oud-staatssecretaris.

Kok verleende ook zijn medewerking aan Een doodgewoon kabinet. In dit boek presenteert de, aan D66 gelieerde, bestuurskundige Klaartje Peters een genuanceerde analyse van acht jaar Paars. De kabinetten-Kok forceerden geen spectaculaire politieke veranderingen, zo laat ze zien.

Het waren in menig opzicht typisch Nederlandse coalitiekabinetten, waarin sociaal-democraten en liberalen op pragmatische wijze samenwerkten. Vooral het eerste kabinet functioneerde goed en bracht redelijk wat tot stand. Het succes had zeker te maken met het leiderschap van de premier.

Kok bezat een natuurlijk gezag en slaagde er met zijn niet-ideologische aanpak in om de confrontaties tussen de tegenpolen Gerrit Zalm (minister van Financiën, VVD) en Ad Melkert (minister van Sociale Zaken, PvdA) niet te laten escaleren.

Ideologische veren

De zakelijke instelling van Kok heeft ertoe bijgedragen dat zijn ideologische erfenis erg beperkt is gebleven. Hij is wel vergeleken met Willem Drees. Maar deze gedreven eerste PvdA-premier voelde zich sterk verbonden met de rode beweging, kende de socialistische klassieken goed en had duidelijke idealen.

Kok was meer het technocratische bestuurders­type. Hij had net zo goed de ANWB kunnen leiden. Als politicus modderde hij maar wat aan, zonder ideologisch kompas.

Toen hij in 1995 in de Den Uyl-lezing tot zijn schrik een visie moest formuleren, liet hij de tekst geheel door partijgenoot Bram Peper optikken. Wat bleef hangen, was een zinnetje over de noodzaak van het afschudden van ideologische veren zonder dat helder werd wat in de plaats moest komen van de oude vormen en gedachten.

Als een interviewer weleens inzicht probeerde te krijgen in het gedachtegoed van de sociaal-democratische voorman, werd hij afgescheept met vakbondstaal en gemeenplaatsen als ‘Alles op zijn tijd’. Het meest typerend voor de ideeën van Kok was misschien wel zijn verzuchting: ‘Wie het weet, mag het zeggen.’

Hier ligt waarschijnlijk ook een flink deel van de verklaring voor de afwezigheid van de oud-premier in het publieke debat na 2002. Wim Kok heeft gewoon niet zoveel te melden.

Elsevier nummer 41, 10 oktober 2015