Het schuldgevoel over de ‘zwarte holocaust’

12 november 2015Leestijd: 5 minuten

Verwerking van slavernijverleden is het gevolg van Surinaamse onafhankelijkheid 40 jaar geleden. En Zwarte Piet werd het symbool.

Tot een halve eeuw geleden leefde het slavernijverleden in Nederland nauwelijks. Dat veranderde pas nadat in 1962 met het opgeven van Nieuw-Guinea het laatste Nederlandse stukje van de Gordel van Smaragd was verdwenen.

Toen verschoof de blik enigszins naar Suriname en de Antillen – tot dan toe de muurbloempjes van het Nederlandse koloniale rijk. Het verlies van Indië droeg bij aan een nieuwe, postkoloniale blik op het eigen verleden.

Daarmee trad ook de slavernij stukje bij beetje het Nederlandse bewustzijn binnen. Van minstens zo groot belang was echter wat er in de jaren zestig in Amerika gebeurde. Nederlanders waren solidair met de Amerikaanse negers – die heetten toen nog zo – en sympathiseerden met de burgerrechtenbeweging van Martin Luther King.

Onafhankelijkheid

Een volgende trendbreuk was op 25 november 1975. Het kabinet-Den Uyl gaf Suriname in een opwelling van postkoloniaal mededogen onafhankelijkheid, waarop tienduizenden Surinamers besloten naar Nederland te verhuizen.

Exact 40 jaar later wonen er in Nederland bijna evenveel Surinaamse immigranten en hun nazaten als er Surinamers in Suriname zelf wonen. ‘We are here because you were there,’ in de woorden van de Surinaams-Antilliaanse voormalige PvdA-politicus John Leerdam.

De toestroom van Surinamers veranderde Nederland, maar veranderde aanvankelijk nog niet zoveel aan de Nederlandse blik op de voormalige kolonie. Daar kwam vooral verandering in door de toegenomen belangstelling voor de eigen roots binnen de zwarte Surinaamse gemeenschap in Nederland.

Bovendien ontdekten Surinaamse immigranten een allesoverheersende gevoeligheid bij Nederlanders: de neiging tot schuldgevoel. Vooral in verband met de Jodenvervolging tijdens de Duitse bezetting, maar deels ook postkoloniaal van aard.

De eerste pleidooien uit Surinaamse kring voor een slavernijmonument en excuses en ‘herstelbetalingen’ in de jaren negentig kwamen niet toevallig nadat Joodse pleidooien voor schadevergoedingen succesvol bleken. In navolging van Amerikaanse activisten werd de Surinaamse en Antilliaanse slavernij omgedoopt tot ‘de zwarte holocaust’.

Toen de gemeente Amsterdam in de nazomer van 2010 in reactie op het presidentschap van Desi Bouterse een deel van de gemeentelijke hulp aan Suriname stopzette, grepen boze Bijlmer­bewoners wederom de Jodenvervolging aan om dit nieuwe onrecht jegens Suriname aan de kaak te stellen.

‘Bouterse?’ sneerde een activist in de richting van burgemeester Eberhard van der Laan (PvdA). ‘Kom mij niet aan met verontwaardiging over drugshandel en moord. Jullie hebben honderden jaren verschrikkelijk huisgehouden in Suriname. Ik voel me als een Jood in de jaren dertig.’

Surinaamse immigranten ontdekten aan het eind van de twintigste eeuw dat als je in Nederland iets wilt bereiken, de moraal een effectieve weg is. Zij merkten dat Nederlanders met succes konden worden aangesproken op morele inferioriteit.

Nederlandse trekken

En dat, omgekeerd, erkend slachtofferschap leidt tot de toekenning van morele superioriteit aan het slachtoffer. In die zin vertoont de verwerking van het slavernijverleden in Nederland typisch Nederlandse trekken. Niet voor niets blijkt er in Suriname zelf nauwelijks behoefte aan zo’n ‘verwerking’ te bestaan.

Onder Nederlandse Surinamers leefde de kwestie trouwens ook nauwelijks, zo bleek uit onderzoek in 2001. Maar daar nam een deel van de hogeropgeleide Surinamers in Nederland geen genoegen mee. In 1998 werd de petitie ‘Sporen van slavernij’ aan de Tweede Kamer aangeboden.

In 2002 kwam er in het Amsterdamse Oosterpark een slavernijmonument en een bescheiden instituut, NiNsee, dat het slavernijverleden plus de veronderstelde gevolgen met publicaties en evenementen levend moet houden.

Surinamers eisten hun slavernijplaats op in het nieuw te bouwen Natio­naal Historisch Museum, dat er overigens nooit kwam. Her en der in het land, tot in Leeuwarden en Groningen toe, worden rond 1 juli Keti Koti-festivals gehouden, ter herinnering aan het eind van de slavernij. Middelburg kreeg in 2005 een eigen slavernijmonument. Het waren in de zeventiende en achttiende eeuw immers vooral Zeeuwse ondernemers die samen met Hollanders een half miljoen Afrikanen naar de Amerika’s voerden en voor een deel in de West lieten belanden.

De monumenten, de jaarlijkse herdenkingen op 1 juli en de inzet voor nader historisch onderzoek zijn voor sommigen niet genoeg. In Surinaamse kring zijn er ijveraars voor herstelbetalingen. De claims variëren van 50 tot 379 miljard euro.

Het is nagenoeg onmogelijk, als het al wenselijk zou zijn. Excuses zijn al ingewikkeld genoeg. Zoals de toenmalige Amsterdamse burgemeester Job Cohen in 2002 bij een eerste bezoek aan Suriname zei: ‘Ik vind het heel lastig mijn excuses aan te bieden voor iets waarop ik geen enkele invloed heb kunnen uitoefenen.’

De hedendaagse verwerking van het Surinaamse slavernijverleden in Nederland lijkt inmiddels op haar grenzen te stuiten. Het nieuwe ongemak zit bij autochtone Nederlanders die geïrriteerd raken over wat zij ervaren als exploitatie van Nederlands schuldgevoel.

Verdonk

Toenmalig Kamerlid Rita Verdonk refereerde eraan toen zij in 2008 haar politieke beweging lanceerde. ‘Ze stellen ons Sinterklaasfeest ter discussie en willen overal slavernijmonumenten om ons slecht af te schilderen,’ aldus Verdonk. Zij raakte een teer punt, vooral door Sinterklaas erbij te halen.

De afgelopen decennia verdween Zwarte Piet, de veronderstelde ‘zwarte’ slaaf van de ‘witte’ Sinterklaas, onder druk van Surinaamse activisten in heel wat stadswijken al uit het Sinterklaasfeest.

Zwarte Piet wordt – hoewel zijn leven begonnen als Moor – door activisten van Surinaamse en Antilliaanse afkomst in direct verband gebracht met het Nederlandse slavernijverleden. Zwarte Piet wordt daarbij ook nog eens gelieerd – historisch gezien volkomen ten onrechte – met het vroegere, inmiddels zeer omstreden geworden ‘Black Face’-gebruik om blanke artiesten in Amerikaanse voorstellingen en films zwarte gezichten te geven.

Commissies van de Verenigde Naties volgden de Nederlandse anti-Zwarte Piet-activisten en hun sympathisanten. Scholen en gemeentebesturen gingen daarin mee – met ‘veegpieten’ en gele, paarse en gouden pieten tot gevolg. De weerstand en het ongemak onder een groot deel van de rest van de bevolking is enorm.

Daarbij ligt onderhuids ook een andere vraag op tafel: hoeveel mag een etnische minderheid, zich al dan niet beroepend op het eigen slachtofferschap en al dan niet verwijzend naar de vermeende historische ‘Nederlandse’ schuld, opleggen aan de meerderheid? Geplakt op Zwarte Piet verscheurt de vroegere slavernij in de kolonie Suriname het postkoloniale moederland.

Elsevier nummer 47, 21 oktober 2015