1955 – De emigrant: 250.000 landverhuizers

12 oktober 2015Leestijd: 3 minuten
''

Tien jaar na de oorlog hebben al een kwart ­miljoen Nederlanders Nederland verlaten. In 1955 is ‘te vol’ Nederland officieel een emigratieland. Op naar Canada en Australië.

Het was maar één zinnetje in de Troonrede van 1950, maar de boodschap was duidelijk: wegwezen. ‘De sterke bevolkingsgroei en de beperktheid van de beschikbare grond blijven krachtige bevordering der emigratie eisen,’ sprak toenmalig koningin Juliana op 19 september 1950, namens het eerste kabinet-Drees. Nederland was klein en (‘te’) vol. Dat de bevolking in de naoorlogse jaren groeide als kool, maakte de urgentie alleen maar groter. Er was voor al die mensen domweg geen plek en geen werk.

In 1952 was er onder de hoede van het ministerie van Sociale Zaken een Nederlandse Emigratie Dienst gekomen, maar dat was zeker niet de enige organisatie op het gebied van stimulering van emigratie. In het nog verzuilde Nederland had elke zuil er wel een die de achterban voorlichtte over de aanlokkelijke kanten van emigratie.

Toen in dit jaar, 1955, tien jaar na de oorlog, de resultaten werden geteld, bleken sinds de bevrijding een kwart miljoen Nederlanders Nederland te hebben verruild voor vooral Canada en Australië, maar ook de Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland, Zuid- Afrika en Rhodesië (nu Zimbabwe). En dat op een bevolking van ruim tien miljoen.

Of de ‘landverhuizers’ veel stimulans van bovenaf nodig hadden, is de vraag. Naarmate de overheidsbemoeienis toenam, vlakte de emigratie – na het piekjaar 1952 (52.000 emigranten) – juist af. De drang om te emigreren was vanzelf al groot: één op de drie Nederlanders dacht er een paar jaar na de oorlog al serieus aan om te vertrekken.

En velen deden het ook, op eigen kracht. Teken des tijds: de foto van de vrouw die met behulp van wat we tegenwoordig crowdfunding zouden noemen, geld inzamelt voor haar emigratie. Ze houdt een bord op met de tekst: ‘Wij kunnen emigreren. 2 october gaat onze boot. Wij stranden op 275 gulden. Wie helpt ons?’

De boot was inderdaad het meest gekozen reismiddel; via Rotterdam ging dat, met nu legendarische emigrantenschepen als de Zuiderkruis, de Waterman en de Groote Beer, nagezwaaid vanaf de kade en vanuit de vertrekhal. Dat wil zeggen: als de familie van de emigranten het geld had om naar Rotterdam te reizen, wat lang niet altijd zo was.

De emigratie was geen continue stroom, blijkt dit jaar duidelijk. Zo was de emigratie naar Canada in 1955 nog maar eenderde van wat die in 1953 was. De landbouw in ­Canada kampte met grote problemen en werkloosheid en zat dus niet op nieuwe mensen te wachten. Australië piekte economisch, en dus groeide de emigratie naar dat land sterk. Ter stimulering verhoogde de overheid de bijdrage aan de overtocht.

Ook de samenstelling van de emigranten veranderde: aanvankelijk vooral boeren of boerenzonen, later vooral metaalarbeiders, bouwvakarbeiders en kantoorpersoneel. Wat ze gemeen hadden, was de overtuiging dat het afscheid voorgoed was. Weliswaar zou ongeveer één op de vijf emigranten op termijn terugkeren, maar dat wisten zij – en de mensen die hen uitzwaaiden – nog niet toen ze uit Rotterdam vertrokken.

Elsevier nummer 43, 24 oktober 2014