Asschers beleid van ‘verplichte opvattingen’ schuurt met Grondwet

27 mei 2015Leestijd: 11 minuten
'ANP'

Hoe vicepremier Lodewijk Asscher (PvdA) allerlei ‘kernwaarden’ – vrijheid, solidariteit, participatie en gelijkwaardigheid – oplegt aan immigranten. Die verplichting schuurt met de Grondwet en leidt tot ruzie met andere landen.

In amper tien jaar is de houding van de Nederlandse staat tegenover immigranten radicaal veranderd. Tot die tijd hadden immigranten volop rechten en zelfs voorrechten en bijna geen plichten.

Inmiddels zijn de voorrechten geschrapt, moet de immigrant zelf betalen voor een verplichte inburgering en wordt hem, anders dan de rest van de bevolking, een verklaring ter tekening voorgelegd waarin de immigrant onderschrijft dat hij ‘kernwaarden’ omarmt en belooft actief deel te nemen aan de Nederlandse samenleving.

De immigrant kreeg plichten opgelegd die andere Nederlanders niet hebben. Deze laatste stappen – het omarmen van waarden en normen en de belofte een solidair en betrokken lid van de samenleving te zijn – zijn gezet door een PvdA-bewindsman met ‘integratie’ in zijn portefeuille, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en vicepremier Lodewijk Asscher.

Met ingang van dit jaar schrapte Asscher ook de subsidie aan ‘zelforganisaties’ van immigranten. Het volledig gesubsidieerde ‘multiculturele instituut’ FORUM, dat voortkwam uit migrantenclubs, werd opgeheven. Elf jaar geleden stemde de PvdA nog tegen het afschaffen van de gesubsidieerde lessen in ‘eigen taal en cultuur’.

Minder dan een kwart eeuw geleden hoefden immigranten helemaal niet te integreren. Pleidooien om ze toch minstens de Nederlandse taal te laten leren, stonden in een kwade, nationalistische reuk.

Inburgering

Twintig jaar geleden was er de eerste voorzichtige, vrijwillige en gesubsidieerde inburgering, eerst van ‘nieuwkomers’ en later voor ‘oudkomers’. Die inburgering was vooral bedoeld om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. De inburgering werd geleidelijk verplicht en verplichtender, voor huwelijksmigranten zelfs al in het thuisland.

Gaandeweg worden de verplichte en zelfbetaalde inburgeringscursussen ook doorspekt – Asscher gooit er nog een schepje bovenop – met Nederlandse waarden en normen. Bij Asscher gaat het niet meer alleen om de economische zelfstandigheid – arbeidsdeelname – van immigranten, maar daarbovenop om culturele, dan wel sociaal-culturele integratie.

In twintig jaar is Nederland zo van een land zonder integratiebeleid een land met een assimilatiebeleid geworden, ook al wordt het officieel nergens zo genoemd. Zoals Nederland tot de eeuwwisseling ook nog officieel de ‘multiculturele’ samenleving omarmde en het beleid onder Asscher meer de trekken van het streven naar een mono-culturele samenleving heeft gekregen.

Het is historisch gezien bijzonder dat het uitgerekend een PvdA’er is, die – als hij kans zou zien – immigranten zou willen verplichten tot omarming van Nederlandse ‘kernwaarden’ en hen zou willen houden aan de plicht tot zowel economische als culturele integratie.

Anderzijds hebben zowel de maakbaarheidsgedachte, het verheffingsideaal, de voortrekkersrol van de overheid alsook de voortdurend opduikende begrippen ‘samenleving’ en ‘solidariteit’ in de woorden van Asscher ook weer een hoog sociaal-democratisch gehalte. Asscher giet dat in een sterk moreel getint, om niet te zeggen moralistisch beschavingsoffensief.

De vicepremier deinst er zelfs niet voor terug om zich met de inhoud van het geloof en de geloofsbeleving van immigranten te bemoeien. Daarmee begon Asscher tien jaar geleden al als lijsttrekker van de PvdA in Amsterdam.

Hij streefde toen naar een eigen, ‘Amsterdamse’ islam, die ‘een constructieve plaats’ in de hoofdstad diende te krijgen, ook met het doel de wind uit de zeilen van ‘extremisten’ te nemen. ‘Nieuw Amsterdam’, zoals Asscher het noemde, zou ‘wereldberoemd zijn om de liberale en moderne imams’ die hier met overheidssteun zouden worden opgeleid. Asscher wilde eigenlijk een gemeentelijke islam.

Asscher zag toen al in dat dergelijk beleid in strijd kon zijn met de scheiding van kerk en staat. ‘Inmenging in een godsdienst kan ook zonder dat die scheiding wordt geschonden,’ volgens de toenmalig politiek leider van de Amsterdamse PvdA. Ook als minister steunt hij wat hij ziet als ‘gematigde islam’ tegen moslims die bijvoorbeeld de Islamitische Staat (IS) steunen.

Asscher hielp moslims die zich tegen IS keren (‘niet mijn islam’) bij het huren van een zaaltje en vereerde hen met een ondersteunend toespraakje. Maar van zijn beleid om buitenlandse ‘haatimams’ te weren, kwam in de praktijk weinig terecht, omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken – mede door het ontbreken van een ‘zwarte lijst’ – steeds weer visa verstrekt.

Als er iets is wat Asschers integratiebeleid typeert, is het wel het ‘participatiecontract’ dat hij immigranten verplicht wilde laten ondertekenen en waarin zij door Asscher geformuleerde ‘kernwaarden’ dienden te omarmen. Tot leedwezen van Asscher blijkt het verplichtende karakter juridisch een onhaalbare zaak, in elk geval voor immigranten uit de Europese Unie en uit Turkije, dat een ‘associatieakkoord’ met de Europese Unie heeft.

Zo resteerde een vrijwillig te ondertekenen ‘participatieverklaring’, die sinds januari vorig jaar in zeventien gemeenten bij wijze van proef is ingevoerd. Die gemeenten worden daarvoor beloond met een subsidie van de minister. Dat was overigens niet voldoende om Rotterdam mee te krijgen.

Binnenkort komt Asscher met een evaluatie van de ‘pilots’ in de deelnemende gemeenten en besluit hij of de vrijwillige participatieverklaring voor immigranten alsnog landelijk wordt ingevoerd.

Het is niet gering wat de minister de immigrant laat ondertekenen. Volgens de verklaring wordt ‘participatie’ in Nederland ‘heel belangrijk’ gevonden, evenals de waarden ‘vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit’. Aan de vele vrijheden in Nederland zitten volgens Asschers verklaring wel grenzen. ‘Zo mag je bijvoorbeeld niet iemand met opzet beledigen.’

Volgens de verklaring vragen we in Nederland burgers elkaar te helpen als dat nodig is. ‘In Nederland vragen we alle burgers bij te dragen aan een prettige en veilige samenleving, bijvoorbeeld door te werken, naar school te gaan of vrijwilligerswerk te doen. Dat kan in de wijk, op school of in een vereniging.’

Wie de verklaring ondertekent, zegt dat hij van al die ‘waarden’ kennis heeft genomen en die ‘zal helpen uitdragen’.

Missie

Het waardenoffensief van Asscher gaat veel verder dan het pleidooi voor ‘waarden en normen’ dat Jan Peter Balkenende in 2002 hield. Die in progressieve kring gehoonde missie van de CDA-premier was veel abstracter en minder dwingend van toon dan wat Asscher nu namens het VVD-PvdA-kabinet- Rutte/Asscher uitdraagt.

Bovendien is de ‘participatieverklaring’ van Asscher alleen bedoeld voor immigranten. Tegelijkertijd dringt zich de vraag op of Asscher wel alleen van immigranten kan vragen de ‘kernwaarden’ te ondertekenen en uit te dragen. Volgens de Grondwet wordt iedereen immers gelijk behandeld.

Daarbij wekt hij ten onrechte de indruk dat er grondwettelijke ‘kernwaarden’ zouden bestaan, dat ‘participatie’ iets is wat iedereen in Nederland heel belangrijk zou vinden en dat ook ‘solidariteit’ een vanzelfsprekende waarde zou zijn.

Het begrip ‘kernwaarde’ bestaat juridisch niet, ‘solidariteit’ is een politiek geladen begrip en ‘participatie’ is weliswaar op de agenda gezet door het kabinet, maar daarom nog geen universeel gedragen ‘kernwaarde’.

Burgers van Nederland worden dan wel geacht de wet te kennen, maar dat wil nog niet zeggen dat ze het met al die wetten eens zouden moeten zijn of dat ze die actief zouden moeten uitdragen. Dat wrikt bijvoorbeeld met de opvattingen over homoseksuelen.

Die hebben in Nederland dezelfde rechten als heteroseksuelen. Maar worden daarmee alle inwoners van Nederland, te beginnen immigranten, ook geacht het daarmee eens te zijn en dat uit te dragen?

De gelijke rechten van homoseksuelen zijn bovendien nogal jong en daarmee op zijn zachtst gezegd een wel heel prille ‘kernwaarde’. Het homohuwelijk bestaat pas sinds 2001 – waarbij zij aangetekend dat het CDA ertegen was. En tot 1970 was de strafwet op het gebied van seksuele omgang met minderjarigen hardvochtiger voor homo’s dan voor heteroseksuelen. Zo lang zijn homo’s in Nederland nou ook weer niet gelijk, ook niet voor de wet.

Asscher maakt zich er zorgen over dat immigranten vaak afwijzend oordelen over homoseksualiteit. Maar zo wijdverbreid is de acceptatie van homoseksualiteit in autochtoon Nederland ook weer niet, zoals recente publicaties van het Sociaal en Cultureel Planbureau aantonen. Vooral orthodoxe protestanten staan er net zo afwijzend tegenover als orthodoxe moslims. Dat geldt in mindere mate ook voor leden van de grote kerken.

Toch doet Asscher alsof er consensus zou bestaan over de acceptatie van homoseksualiteit. De ‘kernwaarden’ zijn ook in ruimere zin geen algemeen gedragen waarden, maar eerder de waarden van een progressieve consensus, waarvan af te vragen is of je die wel zou mogen opleggen – en vragen die uit te dragen – aan Nederlanders in het algemeen en immigranten in het bijzonder.

Vrouwen

Zelfs de gelijkheid van de vrouw is een betrekkelijk jonge verworvenheid, die ook nog niet in alle opzichten volledig wordt gedragen in autochtoon Nederland. Tot 1956 was de gehuwde vrouw nog wettelijk ‘handelingsonbekwaam’. Pas begin jaren negentig werd de discriminatie van vrouwen door pensioenfondsen afgeschaft.

Dat vrouwen in Nederland minder werken en als ze werken vaak kleine banen hebben, is de naijlende erfenis van een recent verleden waarin het belangrijkste recht van de vrouw het aanrecht was. Als gelijke rechten van de vrouw al een universeel gedragen Nederlandse ‘kernwaarde’ zouden zijn, is ook dat een recent verschijnsel.

Lodewijk Asscher is, zo bezien, bezig met een beschavingsoffensief voor immigranten dat in ruimere zin als een opvoedingsprogramma voor heel Nederland kan worden beschouwd.

Hij heeft een cocktail van waarden en normen gedefinieerd die deels geen wettelijke grond hebben, vaak van recente datum zijn en die op zijn minst ook door substantiële minderheden onder autochtonen niet breed worden gedeeld.

Asscher heeft zo eigenhandig een Leitkultur gedefinieerd, waaraan immigranten zich zouden moeten aanpassen. Het begrip Leitkultur dook rond de eeuwwisseling op in Duitsland, vooral onder leidende christen-democraten. Het was het antwoord op de tot dan toe, ook in Nederland, gangbare multiculturele gedachte.

Die luidde dat aanpassing niet nodig was en meegebrachte gewoonten en opvattingen mochten worden gecultiveerd. In Nederland was de CDA’er Maxime Verhagen de bekendste vertolker van de gedachte dat de Nederlandse cultuur leidend diende te zijn en dat immigranten zich moesten aanpassen.

Het kabinet-Rutte/Asscher heeft met enige vertraging alsnog het idee van de Leitkulturgeïntroduceerd en daarbij bovendien, met opmerkelijk weinig discussie, een nogal specifiek idee geformuleerd over de ‘kernwaarden’ waaruit die zou bestaan.

Dat brengt het kabinet, en Lodewijk Asscher in het bijzonder, potentieel zelfs in politieke, grondwettelijke en in elk geval in diplomatieke problemen. Het kabinet vraagt immers aan immigranten om ‘kernwaarden’ te omarmen en uit te dragen en laat daarbij weinig ruimte voor minderheidsopvattingen.

Terwijl het nou juist een kernwaarde van de democratische rechtsstaat is dat die ruimte geeft voor minderheidsopvattingen zolang die niet met gebruik van geweld of door het verspreiden van haat aan de man worden gebracht.

Moskeeverenigingen

De vrijheid van vereniging en vergadering is een kernwaarde uit de Grondwet, maar Asschers aanpak van Turkse moskeeverenigingen – hij wil ze in de gaten houden – schuurt daar nadrukkelijk mee.

Het mag ergerlijk zijn, maar zolang dergelijke organisaties zich aan de wet houden, kan Asscher zich moeilijk met hen inlaten, alleen omdat zij niet meewerken aan de assimilatie van Turkse Nederlanders in Nederland. Zolang het kabinet Rutte-Asscher de dubbele nationaliteit van Turkse Nederlanders accepteert, zal Asscher in dit opzicht ook tegen eigen windmolens vechten.

Het is nogal kwestieus dat Asscher zijn persoonlijke idee – hij verwijst in interviews nogal eens naar zijn opvoeding – over wat Nederlandse ‘kernwaarden’ zouden zijn, heeft kunnen introduceren in een verregaande, door immigranten te tekenen verklaring die impliciet voor alle Nederlanders geldig is.

Elsevier nummer 22, 30 mei 2015

‘Nieuwe moskeeën? Maar graag met zo’n liberale Amsterdamse imam en ­tegelijk sluiting van
moskeeën die oproepen
tot haat en geweld’
(Uit ‘Nieuw Amsterdam’, 2005)