Vaste grond: nieuw houvast als alternatief voor populisme

26 augustus 2023Leestijd: 9 minuten
Migratie verandert de samenstelling van de bevolking en zorgt ook voor spanningen. Foto: ANP.

Waarom is er populisme? Waarom zijn mensen boos of ongerust? In het boek Vaste grond. Nieuw houvast als alternatief voor populisme beantwoordt jurist Marcelo Mooren die vraag en komt hij met een oplossing. Een voorpublicatie.

Waarom is er populisme?

Dit is de centrale vraag. Het antwoord geeft aan wat we moeten doen om het tegen te gaan. Je kunt de vraag op twee manieren stellen. Oprecht geïnteresseerd zijn in de feitelijke oorzaken. Dat is dus anders dan denken dat mensen zijn misleid. Want dan stel je de vraag uit irritatie: ‘Waarom is er toch populisme!?’ Omdat je eigenlijk vindt dat er geen reden voor is en dat veel burgers gek zijn geworden of zich in de luren hebben laten leggen.

Vergelijk het met de opkomst van het communisme. Communisme kreeg niet overal evenveel steun. Want in tegenstelling tot de verwachtingen van Karl Marx, ontstond er in veel westerse landen geen verarmde onderlaag maar juist een groeiende middenklasse.

Waar dat niet het geval was (zoals in Rusland), hadden personen die het communisme steunden een legitieme claim: verarming, uitbuiting door de rijken, klassenjustitie enzovoort. Het communisme heeft geen voet aan de grond gekregen waar de gevestigde orde bijtijds inzag dat dit zo niet langer kon. En daar reageerde men met zaken als een minimumloon, maximale werkuren, betere arbeidsomstandigheden, vakbonden en ziekengeld, en dus een sterke en groeiende middenklasse.

Zoals we in het Westen het communisme hebben weten te voorkomen door de voedingsbodem weg te nemen, zo moeten we ook het populisme voorkomen door te kijken naar welke grieven vandaag de dag legitiem zijn, en wat daarvoor oplossingen zijn.

Dus waarom is er populisme? Waarom zijn mensen boos of ongerust?

Verlies van economische zekerheden

Velen in het Westen, en dus ook in Nederland, ervaren een achteruitgang van bepaalde economische zekerheden die lang vanzelfsprekend waren. We moeten waken voor ‘vroeger was alles beter’. Groepen hadden het wel vaker zwaar (denk aan de werkloosheid in de jaren tachtig van de vorige eeuw). Maar wat we nu zien, is wezenlijk anders omdat het niet conjunctureel is door een crisis, maar structureel, door veranderingen in de (wereldwijde) economische structuur.

In 2013 publiceerden de economen Branko Milanović en Christoph Lakner de ‘Elephant graph’. Deze geeft de wereldwijde inkomensgroei aan van groepen tussen 1988 en 2008. Hij wordt gezien als een grafiek die de gevolgen van economische globalisering in kaart brengt.

Wat opvalt, is wie erop vooruitgingen en wie niet. Er was vooral groei bij de middenlaag in ontwikkelingslanden. En er was spectaculaire groei bij de top in het Westen. Twee groepen ervoeren géén groei. De allerarmsten in ontwikkelingslanden gingen niet vooruit. Maar de echte eyecatcher is de westerse middenklasse. Daar was geen groei, zelfs krimp, vooral in de Verenigde Staten. In Nederland was het iets minder ernstig. Het totale inkomen per hoofd van de bevolking is de afgelopen 50 jaar wel toegenomen volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Maar vanaf 1999 kwam daar de klad in. Tussen 1969 en 1999 verdubbelde het nog, maar sinds 1999 kwam daar nog maar 10 procent bij in 20 jaar.

Het grotere probleem zit achter deze cijfers. De welvaartsstijging was niet gelijk verdeeld. En belangrijker nog was dat de stijging van vaste lasten veel van de toegenomen welvaart opslokte. Denk aan wonen en zorg, maar ook aan gas, licht, verzekeringen en onderwijs. Het vrij besteedbaar inkomen nam daardoor voor diverse groepen af. Waar vroeger een huis op één inkomen werd gekocht, is dat nu onmogelijk. Het vereist twee werkende partners. En zodra er ongekend hoge inflatie is, zoals sinds 2022, dan raakt het deze mensen meteen hard, is er sprake van energiearmoede en worden boodschappen meteen een uitdaging. Er is voor velen geen marge meer.

Daarnaast betreft het ook het (daardoor) niet kunnen aanleggen van spaargeld, flexwerk in plaats van vaste banen en een telkens geringer vangnet vanuit de overheid.

Het ontbreken van dat soort zekerheden is mogelijk belangrijker dan hun algemene welvaartspeil. Onzekerheid kan verlammend werken. Veel mensen hebben liever zekerheid en een (iets) lager inkomen, dan onzekerheid en een (iets) hoger inkomen. Want om voorwaarts te gaan in het leven, om iets op te bouwen, wil je weten waar je aan toe bent.

Dit werd onvoldoende onderkend, want binnen de top bleven de kansen en welvaart groeien in de nieuwe economie. De mensen in de top hadden ook geen last van het verdwijnen van genoemde zekerheden of stijgende kosten. Omdat zij door hun economische positie dat prima konden ondervangen. Zij herkennen de, relatieve, achteruitgang van de (onderkant) van de middenklasse dus niet. En ze kunnen het zich eigenlijk ook niet goed voorstellen. Die kloof in ervaringen tussen bovenlaag en middenklasse is de laatste drie decennia telkens meer gaan schuren.

Verlies van culturele zekerheden

Maar er is meer aan de hand. Er verdwijnen ook culturele zekerheden. Zaken die voorheen vanzelfsprekend waren. Dat heeft twee oorzaken. Er is een nieuwe tegencultuur (‘woke’) en cultuurrelativisme dat allerlei culturele zekerheden ondermijnt en zo vervreemdend werkt.

Ten tweede de spanningen door immigratie. Het CBS voorspelt dat in 2060 34 procent van de Nederlanders een migratieachtergrond heeft. Maar let op: in deze cijfers zit niet de derde generatie. Enkel als ten minste één van de ouders in het buitenland is geboren, wordt er gesproken van een migratieachtergrond. Dat dit voor de derde generatie niet wordt bijgehouden, is twijfelachtig. Want we zien dat een groot aantal personen uit de derde generatie nog steeds slecht is geïntegreerd, laat staan geassimileerd (en dus cultureel ‘autochtoon’).

In perspectief: in 1960 was 2 procent van de bevolking van niet-Nederlandse afkomst. In een periode van honderd jaar is de bevolkingssamenstelling van nagenoeg geheel Nederland veranderd naar een situatie waarin ruim één op de drie huizen in de straat, en tien van de dertig leerlingen in een klas, van niet-Nederlandse afkomst zijn.

Dit is lang niet altijd samengegaan met assimilatie, maar wel met het ontstaan van parallelle samenlevingen. Dit is spijtig omdat de integratie van veel andere nieuwkomers, anders dan populisten willen doen geloven, best goed is gegaan. Maar inderdaad niet met iedereen, en daar is onvoldoende op gestuurd. Dat veroorzaakt sociale en culturele spanningen. En dat geeft weer de voedingsbodem waarvan populisten gebruik kunnen maken.

In deel III van dit boek komt naar voren dat multi-­etnisch samenleven heel goed kan, maar multicultureel veel lastiger is, zo niet onmogelijk. Het gaat er niet om hoe iemand eruitziet of waar hij vandaan komt, maar wel om welke waarden en welk gedrag iemand heeft. Het opvallende is dat de groep die geraakt wordt door het verlies van deze immateriële (culturele) zekerheden, vaak dezelfde groep is die in de ‘Elephant graph’ ook materieel (economisch) geraakt wordt. Het is de onderkant van de middenklasse die te maken heeft met bijvoorbeeld wijken die cultureel veranderen, die spanningen ervaart in het onderwijs of op de werkplek. Hoogopgeleiden, zij die ook materieel geprofiteerd hebben in de ‘Elephant graph’, ervaren de culturele veranderingen veel minder, doordat zij zich onttrekken aan delen van de negatieve kanten ervan.

Verlies van een zekere overheid

De Amerikaanse president John F. Kennedy zei: ‘De basis van een effectieve overheid is vertrouwen van het publiek.’ Dat geldt ook vice versa: de basis van publiek vertrouwen is een effectieve overheid. Dat is een belangrijke waarschuwing nu het vertrouwen van veel burgers in de overheid onder druk staat. Is de overheid nog effectief? Doet de overheid nog wat burgers van die overheid verwachten?

Denk aan het lage oplossingspercentage van misdrijven, geen zekerheid meer van een school door lotingen in de grote steden of juist sluiting van scholen in krimpregio’s, tekorten aan zorgpersoneel, trage bouwvergunningstrajecten, een totaal overbelaste GGZ waardoor de allerzwaksten geen hulp kunnen vinden, een defensie die zelfs niet meer de minimale NAVO-taken kan uitvoeren, het onvermogen om uitgeprocedeerde vreemdelingen uit te zetten, en natuurlijk de problemen bij de Belastingdienst en een moreel failliet toeslagenstelsel.

Dit zijn juist allemaal basistaken van de overheid, zaken die burgers zekerheden geven. En de overheid schiet juist daar tekort. De basis is niet meer op orde! Maar er zijn wel gendercriteria bij subsidies voor culturele instellingen, tot twee cijfers achter de komma gedefinieerde (totaal fictieve) koopkrachtplaatjes en regels over binnenstedelijk gebruik van de barbecue.

De dwangmatige politieke neiging tot micro-sturing en maakbaarheid heeft een grote, dure, maar vooral complexe overheid veroorzaakt, die door deze zee aan taken en sturing juist haar basale taken niet meer goed kan uitvoeren of verwaarloosd heeft. Het is als een taart met mooie versiering maar muffe cake daaronder: de basis klopt niet meer, en dat laagje glazuur maakt het niet goed.

En hier zien we dat net als met de aantasting van materiële en culturele zekerheden, het wederom dezelfde groep is, de middenklasse, die het meest geraakt wordt. Immers, de bovenklasse heeft de overheid vaak minder hard nodig. Mensen uit de middenklasse, met name de onderkant daarvan, hebben de meeste behoefte aan die goed functionerende basisdiensten. Juist zij hebben last van lage oplossingspercentages van misdaden in hun wijken. Juist zij lopen vast in een te complex sociaal stelsel. Juist zij hebben geen uitwijkmogelijkheid in geval van wachtlijsten bij scholen. En juist zij hebben behoefte aan dat extra stukje tijd van een verpleegster die het niet absurd druk heeft. Voor deze groep moet de basis weer gaan kloppen.

Driemaal onzeker: een dodelijke drieslag

Deze ontwikkelingen bij elkaar leveren een dodelijke drieslag op:

1. Zekerheid over het bestaan (materieel). Deze economische orde is er niet meer voor mij.

2. Zekerheid over haar leefwereld, identiteit en cultuur (immaterieel). Deze cultuur is niet meer voor/van mij.

3. Zekerheid over en vertrouwen in de overheid. Deze overheid is er niet meer voor mij.

Dat geeft het totaalbeeld van: deze orde is er niet meer voor mij!

Daardoor keren burgers zich tegen deze orde, tegen partijen en structuren die dit verlies aan zekerheden hebben veroorzaakt, dan wel hebben genegeerd, dan wel onvoldoende hebben aangepakt. Als dat het geval is, dan kijken burgers naar hen die beweren het wel aan te kunnen pakken. Hoe onfris hun, vermeende, oplossingen vaak ook zijn. Zo ontstaat populisme.

Conclusie: er is weer vaste grond nodig

De wereld is dus veranderd. Voor velen zijn drie basale zekerheden verloren gegaan. Begrijp deze oorzaken en hun samenhang, en je begrijpt het populisme. En dan valt ook te zien dat onze huidige politieke situatie niet de schuld is van ‘de populisten’, noch van de media of ‘domme kiezers’. Maar de schuld van degenen die deze problemen al die tijd niet zagen, negeerden of niet konden of wilden oplossen.

Het bestrijden van populisme kan dus alleen door deze problemen te bestrijden, niet door populisten zelf te bestrijden. Want dan bestrijd je een symptoom in plaats van een oorzaak. Antipopulisme is dus alleen mogelijk met een alternatief voor het populisme. Het gaat om onopgeloste noden.

Economisch zal dat betekenen dat er weer een meer sociale (zeg maar linkse) koers moet komen. Cultureel zal er juist een wat conservatievere (zeg maar rechtse) koers moeten komen. Ook de overheid heeft die links-rechtscorrectie nodig. Ze moet slagvaardiger en kleiner worden (rechts), maar wel steviger, en zodoende veiligheids- en bestaansgaranties geven (links). Dat betekent dat links en rechts er op delen iets in zullen zien, en op delen juist niets.

Deze voorpublicatie is gebaseerd op Vaste grond. Nieuw houvast als alternatief voor populisme van Marcelo Mooren.

In Het Parool van 3 januari 2021 schreef ik: ‘Enigszins gechargeerd kan gezegd worden dat Nederland economisch werd geleid door rechts, en cultureel maatschappelijk door links. Misschien moet dat de komende decennia eens andersom. Door de negatieve bijwerkingen van links en rechts stellen telkens meer mensen zich de vraag of deze economie en deze cultuur er nog wel voor hen zijn. Zowel materieel als immaterieel zijn zij vervreemd geraakt van een samenleving, waarin ze zich ooit zeker voelden. Om dat te herstellen moet Nederland op maatschappelijk en cultureel terrein een conservatievere koers gaan varen, terwijl economisch juist een solidaire correctie nodig is.’

Deze correctie, het herstel van zekerheden inzake economie, cultuur en de overheid, zal de vaste grond terugbrengen die mensen zo hard nodig hebben. Hoe we dat kunnen doen, is uitgewerkt in deel I-III van mijn boek.