Wieger Wamelink: ‘Maak van je tuin een snackbar’

28 maart 2023Leestijd: 12 minuten
Ecoloog Wieger Wamelink. Foto: Guido Benschop

Ecoloog Wieger Wamelink (56) opent het Maai Mei Niet-project van EW. Van zijn eigen tuin heeft hij een ecologisch paradijsje gemaakt. Tips van een expert: ‘Laat de boel met rust.’

Ik wil er geen tuinman in hebben,’ zegt ecoloog Wieger Wamelink stellig. Hij doet het zelf wel: de heg snoeien, de grond bemesten. Maar vooral doet hij heel erg weinig in zijn tuin, want het woord ‘onkruid’ staat niet in zijn woordenboek en dus laat hij zelfs brandnetel staan. ‘Goed voor bepaalde vlindersoorten. En je kunt er soep van maken!’

Wamelink is sinds 1989 verbonden aan Wageningen University & Research en bepleit de noodzaak om, net als hijzelf, veel minder te maaien. Om te beginnen zeker niet in de maand mei, als alles bloeit en beestjes zich willen voortplanten. Beter nog: maai niet vaker dan twee keer per jaar. Laat die bloemen maar bloeien.

Wamelink groeide op in Winterswijk en was als kind al bezig in de natuur. Vandaar dat Wamelink heel geschikt is om het project Maai Mei Niet van EW te openen. Daarmee willen we lezers aansporen om eens níet te maaien.

Maai Mei Niet!

EW voert actie! Tot begin juni vindt u elke week een artikel over één thema: maaien. Of beter, niet maaien. Dan krijgen bloemen en insecten meer kans en dat zorgt voor herstel van de biodiversiteit. En eigenlijk is een grasveld met bloeiende bloemen ook veel mooier dan een strak gazon.

 

Meedoen met Maai Mei Niet? Meld u hier aan!

Het gaat niet goed met de insecten

Maakt dat uit, ook als je maar een klein tuintje hebt? Ja, want al die tuinen bij elkaar vormen een groot geheel. Nederland heeft 5.000.000 tuinen, 30.000 hectare, ofwel 44.000 voetbalvelden. Van alle huiseigenaren heeft 70 procent een tuin, waarvan slechts 36 procent bestaat uit planten, bloemen en bomen. Dat is best weinig en dat kan toch beter!

En dat móet ook beter, want het zal weinig mensen zijn ontgaan dat het zeker met de insecten niet echt goed gaat in Nederland. Die hebben steeds minder plekjes waar ze kunnen nestelen en zich voortplanten. De strak gemaaide gazons, waar het gras niet hoger wordt dan 1 centimeter en waar verder helemaal niets meer groeit of bloeit, zijn voor beestjes een treurige woestijn. Net als die betegelde, onderhoudsvrije tuinen met een loungeset, waar veel mensen zo dol op zijn.

Dus: wil je de biodiversiteit helpen, haal dan die tegels weg en zet de maaimachine een tijd in een hoek.

Wamelink is een optimistisch mens

Je kunt bij de pakken gaan neerzitten, maar je kunt ook iets doen. Gelukkig is ecoloog Wamelink een optimistisch mens en weet hij dat de natuur opknapt door kleine ingrepen. De boel met rust laten, is misschien moeilijk als je gewend bent dat een kort gemaaid grasveld mooi is of dat het er zo uit hoort te zien. Maar als je niets doet, zie je binnen de kortste keren dat er vanzelf bloemen groeien: paardenbloemen, madeliefjes, pinksterbloemen. Dan duurt het niet lang of er volgen insecten, bijen, hommels. Het is natuurlijk helemaal mooi als je je tuin extra aantrekkelijk maakt voor beestjes, door er bloemen en bloeiende planten in te zetten die insecten aantrekkelijk vinden.

Wieger Wamelink (Winterswijk, 1966) studeerde aan Wageningen University & Research, en werkt daar als ecoloog sinds 1989. Zijn aandachtsvelden zijn onder meer: natuurbeheer, klimaatverandering, en plantenecologie.

Ecoloog Wamelink vertelt graag hoe je dat aanpakt: je hebt alleen maar een tuin of een balkon nodig. Zelf heeft hij de beschikking over de enorme natuurtuin van zijn universiteit, waar hij graag een rondleiding geeft, en een eigen huis met tuin van in totaal 600 vierkante meter. Dat is redelijk groot, maar ook in een kleinere tuin kun je van alles doen. Ooit had hij alleen maar een balkon, net als een kwart van de mensen in Nederland. Ook op een balkon kun je een paradijsje scheppen voor vliegende beestjes. Voor een ecoloog was dat balkon natuurlijk maar behelpen, maar hij maakte er wel iets van en ging experimenteren.

‘Ik wilde toch wat,’ zegt hij in zijn werkkamer in Wageningen. ‘Ik heb er een teil met veenmos neergezet, sphagnum. Een collega had een lap van dat spul over, ik deed het in een teil en gaf het af en toe water. Het mos deed precies wat het moest doen, zelfs in een zinken teil op een balkon: groeien. Eerst tot het niveau van de teilrand, toen eroverheen, als een muffin.’

Tomaten had hij ook. ‘Dat gaat uitstekend: op een balkon krijg je geen directe neerslag, dus je hebt weinig last van schimmels. Ik had plantenbakken met daarin wilde planten. Er waren altijd vogels en vlinders op dat balkon.’

Nog een tip: zet een bak neer met alleen aarde en wacht af wat erin groeit. ‘Wel zorgen dat het nat blijft, maar het is echt een leuk experiment om te zien wat er aan komt waaien en wat er ontkiemt.’

Ook de bij, een diersoort die het heel moeilijk heeft, kun je naar een balkon lokken. Zo kun je een bijenkastje kopen, waar sommige soorten in nestelen. ‘Zodra je bloemen op je balkon hebt, vinden bijen ze en komen ze van de nectar snoepen. Of je hangt holle bamboestengels tegen de muur, daar zitten ze ook graag in. Wel zorgen dat de stengels aan één kant dicht zijn, tegen de tocht.’

Meedoen met Maai Mei Niet? Vul het inschrijfformulier in (lees hieronder verder)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Wamelink raadt aan om zaden en bollen te kopen bij een lokale kweker

Wat Wamelink deed op zijn balkon, en later in zijn tuin, kan iedereen. Althans, iedereen die van zijn tuin een biodivers ecologisch paradijsje wil maken, waar het wemelt van de insecten en vogels, en waar alleen lokale planten staan. Wamelink raadt aan om zaden en bollen bij een lokale kweker te kopen, dan heb je planten die in jouw tuin thuishoren. Van zulke kwekers zijn er genoeg te vinden.

‘Daar gaan mijn studenten ook naartoe,’ zegt Wamelink. ‘Of ga eens naar de KNNV, de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging. Die winnen zaad uit de omgeving waar je woont en dat is altijd het beste om te gebruiken. Sommige zaadmengsels bevatten zaden uit andere landen, maar hoe lokaler, hoe beter.’

Hij vond het geweldig toen hij in een huis met een tuin ging wonen. Het mooie was dat die tuin helemaal leeg was: het huis staat in een nieuwe wijk en aan schuttingen doen de inwoners van deze wijk niet. Goed idee, want daardoor breid je de leefgebieden van dieren flink uit. Een haag of struiken kunnen ook als begrenzing worden geplant.

De ecoloog legde een compleet voedselbos aan in zijn eigen tuin

De ecoloog is een beheerst persoon, maar in die tuin ging hij behoorlijk los. Hij beschrijft het alsof hij een compleet voedselbos heeft aangelegd. Er zijn niet alleen veel insecten in zijn tuin, maar nog veel meer diersoorten.

‘Er was niets. Geweldig! Ik kon doen wat ik wilde. Ik heb zand laten aanbrengen en ik heb wat mergel uit Limburg erin gelegd, dat kreeg ik via mijn werk. Ik heb ook klei, dus allerlei verschillende grondsoorten. Ik heb twee vijvers en achterin een zelfgemaakt slootje, want de tuin grenst aan water. Ik heb de afvoer deels afgekoppeld en het regenwater stroomt nu dus meteen de tuin in, of het komt in de regenton.

‘Ik heb een grote voortuin en wilde graag schaduw, dus daar heb ik bomen in gezet. Er staan een walnoot en een tamme kastanje. In de achtertuin heb ik vooral fruitbomen staan, appels, pruimen en kersen. Van de kersen hebben de vogels meer plezier dan ik, die zijn altijd in no time opgegeten. Ik heb kruisbessen. Hazelaars. Een haag die volledig uit inheemse soorten bestaat. Een haagbeuk, een beuk, een berk, brem. De ijsvogel komt naar de vijver. Daar zitten geen vissen in, wel insecten en amfibieën. Voor een vijver geldt: het is het een of het ander. Haal 2 liter water uit een andere vijver, doe dat water in die van jou. Daar zit dan meteen al van alles in en dan komen de libelles vanzelf.’

Een vos wist de tuin van Wamelink al te vinden

Wamelink woont in Wageningen, niet bepaald het platteland. Evengoed wist een vos die tuinen met al dat voedsel snel te vinden, want er zijn buren die kippen houden. ‘Grote paniek! Ik wilde hem lekker laten lopen, maar hij is gevangen en naar de Achterhoek verplaatst.’

Er wonen egels, die overwinteren in de grote hopen oude bladeren en afval. Hier wordt uiteraard geen bladblazer ­gebruikt: afgevallen bladeren blijven liggen, en daar zijn veel dieren heel blij mee. Hij ziet sperwers en ijsvogels. Er scharrelen rode eekhoorns rond, en tot Wamelinks vreugde verschenen er op een gegeven moment ook bunzingen met jonkies.

‘Dat was zo leuk! Als je heel stil buiten bleef staan, speelden die jongen rond je voeten en zagen ze je niet als vijand. Eén beweging en ze waren meteen weg.’ Bramen heeft hij, rode bessen en een stukje moestuin – uiteraard zonder gif: de altijd hongerige naaktslakken haalt hij er met de hand uit en verplaatst hij naar een ander deel van de tuin. Of hij strooit koffiepoeder, daar houden ze niet van.

Probeer in elk geval een deel van het gazon niet te maaien

Als je het te moeilijk vindt om het hele gazon een maand met rust te laten, zegt Wamelink, probeer dan in elk geval een deel niet te maaien. Het maaisel moet je wel afvoeren: als je het laat liggen, verstikt het de grond.

‘Als je een deel niet maait, kun je ook goed vergelijken wat er dan gebeurt en komt aanwaaien: dat zijn de planten en bloemen die in jouw tuin horen. Er kan spontaan van alles opkomen: boerenwormkruid, duizendblad – daar komen veel insecten en vlinders op af. Je kunt ook een kant-en-klaar zaadmengsel kopen en tussen het gras zaaien. Dan kijk je volgend jaar wat er opkomt, verder hoef je niets te doen.’

Wamelink is geen purist en hij heeft een vriendin die graag in de tuin ligt als het mooi weer is. ‘Voor haar heb ik een stukje gazon gelaten. Maar daarin staan wel heel veel bloeiende planten: madeliefjes, ooievaarsbek, paardenbloem, wilde orchidee. Alleen de moestuin houd ik echt bij, ik maai maar één of twee keer per jaar.’

Foto: Guido Benschop

Hij heeft zelfs vlinderstruiken staan, die niet van nature in een Nederlandse tuin horen. Maar er komen zoveel vlinders op af, dat hij ze toch laat staan. Een deel naast de sloot die achter zijn huis loopt, laat hij ongemoeid. Dat ziet er, zegt hij, meteen ruiger uit. ‘Daar kunnen insecten dan mooi overwinteren. Er groeit watermunt en gele lis.’

‘Zaai lokaal, en maak van je tuin een snackbar’

Nu is Wamelink ecoloog en weet hij veel van alles wat groeit en bloeit. Maar wat moet iemand doen als die alleen maar geïnteresseerd is? ‘Er is veel veranderd,’ zegt hij. ‘Zorg dat je je aanpast aan het veranderende klimaat. Water moet weg kunnen.’ Tegels zijn niet handig. ‘Er groeit dan zowat niets en het regenwater kan nergens naartoe. Je kunt er een paar laten liggen. Dat heb ik ook gedaan, want ik wil ook ergens kunnen lopen. En je kunt heel makkelijk een moestuin maken. Een aardappel “doet” het altijd. Sla, uitjes. Dat is echt heel leuk, zeker ook voor kinderen. Laat de boel met rust, lekker slordig. Zaai lokaal, en maak van je tuin een snackbar, waar allerlei dieren graag komen eten.’

Het is niet zo makkelijk om je tuin met rust te laten. Veel mensen zijn zo gewend om alles netjes te knippen en bij te houden, dat ze het al snel een irritante rommel vinden. Maar volgens Wamelink moet je zelfs een omgevallen boom lekker laten liggen: er gaan dan veel beestjes in en omheen wonen, zodat die boom als het ware een tweede leven krijgt.

‘Hoe rommeliger je tuin, hoe beter voor de beesten. Maar mijn vader bijvoorbeeld vindt het bij mij maar een zooitje. Ik laat stenen liggen, ruim niet te veel op. In de winter voer ik bij, het voederplekje is dicht bij de groenbak. Er verscheen een muis die al dat voer zag en dacht: oh, dat moet ik hebben! Die liep steeds heen en weer en verstopte alles wat hij pakte onder de groenbak. Ik keek stiekem en ik heb echt nog nooit zoiets gezien: alle zaadjes had hij keurig op een rijtje gelegd, echt fantastisch. Later heeft hij alles weer weggehaald en ergens anders naartoe gebracht. Als er genoeg te eten is buiten, komen de muizen echt niet binnen.’

In de natuurtuin van de universiteit is nog niet veel te zien

In de grote natuurtuin van de universiteit is nog niet veel te zien, het is nog koud. Er staan wel heel veel paddestoelen. Ergens verder weg wordt gemaaid, Wamelink houdt de boel scherp in de gaten. ‘In de zomer is dit één grote bloemenzee met heel veel insecten, er woont zelfs een campushaas.’

De tuin is ingericht volgens de ideeën van Ger Londo (1935-2018), een botanicus die volgens Wamelink zijn tijd ver vooruit was. ‘Het idee van een Londo-tuin is dat je heel veel verschillende situaties creëert, zodat je op een klein oppervlak toch heel veel verschillende soorten aantreft.’

Er is een grote vijver waar Wamelink niet zo blij mee is: onbekenden hebben er vissen in uitgezet, die ze er vervolgens weer stiekem uit vissen. ‘Het zijn woelvissen, die de bodem omwoelen en het water troebel maken. Dan houd je vooral algen over, geen planten. We hebben van alles geprobeerd om ze eruit te krijgen, maar het is best diep en het is ons nog niet gelukt.’

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Wat zou er eigenlijk gebeuren als je helemaal niet meer maait?

Verderop, achter de vijver, is een klein heuveltje. Het ziet eruit als niets, maar juist zulke bultjes, zoals Wamelink ze noemt, zijn interessant. ‘Je ziet dat verschillende planten erop gaan groeien: de ene kant is natter dan de andere kant, die droger en zonniger is – dat maakt echt uit. Ik heb er ook eentje in mijn tuin, veel kleiner. Maar ook dan zie je verschil. Er kunnen zelfs bijen in gaan zitten, want de meeste bijensoorten nestelen in de grond.’

Thuis heeft Wamelink dan wilde orchideeën staan, hier bij de universiteit staan wel negen soorten. Er zijn mols­hopen en die mogen blijven. ‘Mollen woelen de grond om en op die molshopen groeit ook weer van alles. Daar begint de natuur als het ware opnieuw.’ Ook in deze tuin wordt amper gemaaid: één keer in juni, één keer in augustus of september – en dan zo afwisselend mogelijk: het ene jaar vroeg, het jaar daarna laat.

Wat zou er eigenlijk gebeuren als je helemaal niet meer maait? ‘Simpel,’ zegt Wamelink. ‘In Nederland wordt dan alles bos.’