President Rekenkamer: ‘Overheid is voor burgers een vreemde geworden’

31 december 2022Leestijd: 2 minuten
Omgekeerde vlaggen. Foto: ANP.

Er is een ‘paradigma-wisseling’ in het openbaar bestuur nodig, zegt president Arno Visser van de Algemene Rekenkamer in zijn afscheidsinterview met EW. Staat en belastingbetalende burgers zijn totaal van elkaar vervreemd. Alleen een bestuurlijke omwenteling kan dat herstellen. ‘De omgekeerde vlaggen zijn een signaal aan het openbaar bestuur.’

Het openbaar bestuur in Nederland moet pas op de plaats maken, een ‘moratorium’ instellen op nieuw beleid en nieuwe rapporten, en zich – bij voorkeur in samenspraak met burgers – fundamenteel afvragen hoe het anders kan. Het openbaar bestuur moet weer ‘organiseerbaar, behapbaar en uitvoerbaar’ worden. Om dat te bereiken moet Nederland óf kiezen voor een flinke ‘restauratie’ van het negentiende-eeuwse ‘Huis van Thorbecke’ – inclusief lokale belastingen – óf ‘breken met het verleden en met een schone lei beginnen, zoals de Baltische landen hebben gedaan’.

Dat zegt scheidend president Arno Visser van de Algemene Rekenkamer in zijn afscheidsinterview met EW, dat komende week in druk verschijnt. Visser – die in maart Maxime Verhagen opvolgt als voorzitter van brancheorganisatie Bouwend Nederland – is in het interview kritischer dan ooit over de staat van het openbaar bestuur in Nederland, inclusief bijvoorbeeld het onderwijs, openbaar ministerie, politie en rechterlijke macht.

Visser: ‘Er is in het openbaar bestuur een paradigma-wisseling nodig. Dat is een heel groot woord hoor, ik neem het niet heel snel in de mond. Ik ben van nature geen radicaal. Maar nu gebruik ik het heel bewust wel.’

Staat is onbegrijpelijk ‘Huis van Escher’ geworden

Het collectieve ‘bouwwerk’ van de staat is in Vissers ogen in anderhalve eeuw een veel te ingewikkeld, voor belastingbetalende burgers onbegrijpelijk ‘Huis van Escher’ geworden, dat burgers volledig van zich heeft vervreemd. Visser zegt in dat verband begrip te hebben voor het ‘omgekeerde vlaggen’-protest in het land. ‘Dat is een signaal aan het openbaar bestuur. Het stokt. Iedereen in het openbaar bestuur werkt ongelooflijk hard. Iedereen probeert het goede te doen. En toch stokt het. Dat moet je doorbreken.’

Belangrijke oorzaak van de ‘vervreemding’ tussen overheid en burgers is volgens Visser het feit dat belastingbetalers geen enkel zicht meer hebben op de vraag of hun geld wel ‘zinnig, zuinig en zorgvuldig’ wordt besteed, zoals de Algemene Rekenkamer geacht wordt vast te stellen (maar dat vaak niet kan). Daarmee is volgens Visser een eeuwenoude democratische afspraak tussen staat en burgers feitelijk verbroken: de afspraak dat burgers inspraak hebben  in wat er met hun geld gebeurt, en of die afspraken zijn nagekomen.

Visser haalt in dat verband de fameuze woorden van Abraham Lincoln aan, dat goed openbaar bestuur ‘van het volk, door het volk, voor het volk’ is. Van ‘van het volk’ en ‘door het volk’ is in Nederland geen sprake meer, zegt Visser. ‘Dan moeten we het openbaar bestuur toch allemaal kunnen begrijpen? Maar dat is dus niet zo.’ Wat dan rest is alleen ‘voor het volk’: de overheid als pinautomaat. ‘Dan ben je terug in de tijd van voor de Franse revolutie.’