Wie maken kans op zesde Johan de Witt-scriptieprijs?

09 januari 2020Leestijd: 6 minuten
De genomineerden en winnaars van vorig jaar. Tweede van rechts winnaar Lidewij Nissen. Foto: Peter Hilz.

De jury van de Uitgeverij Verloren/Johan de Witt-scriptieprijs voor geschiedenis heeft dit jaar vier scripties genomineerd uit de dertien ingediende bachelor- en masterscripties. De prijs wordt in samenwerking met Elsevier Weekblad voor de zesde keer uitgereikt.

Programma uitreiking scriptieprijs

De winnaar van de Uitgeverij Verloren/Johan de Witt-scriptieprijs wordt zaterdag 25 januari 2020 vanaf 13:30 uur bekend gemaakt op een feestelijke bijeenkomst van de historische vereniging Vrienden van De Witt. Dat gebeurt bij Uitgeverij Verloren, De Torenlaan 25 in Hilversum. Belangstellenden kunnen zich aanmelden bij [email protected]. De toegang is vrij.

De vier genomineerden worden geïnterviewd en de  winnaar van 2018, Lidewij Nissen, vertelt over het promotieonderzoek naar de 17e-eeuwse Friese en Hollandse stadhoudersvrouwen waarmee zij nu bezig is. Scripties moeten gaan over de Republiek der Nederlanden in de 17e eeuw. De prijs voor de beste scriptie bestaat uit een bedrag van € 1.500,-, een boekenpakket en een jaarabonnement op Elsevier Weekblad. Er is een aanmoedigingsprijs van € 200,- voor de beste bachelorscriptie.

De vier genomineerde scripties

Het toneelstuk Titus Andronicus van William Shakespeare en de verspreiding hiervan binnen Europa staan centraal in All the world’s a stage, de masterscriptie van Charlotte van Arnhem (Universiteit van Amsterdam).

Culturele uitwisseling tussen de verschillende landen in Europa was reeds aanwezig in de vroegmoderne tijd. De Republiek der Nederlanden speelde in de zeventiende eeuw een belangrijke rol als cultureel doorgeefluik, waarbij ook theaterstukken vanuit het moederland naar andere landen werden doorgeven. Deze overdracht geschiedde eveneens door reizende komedianten die de stukken uit hun geboorteland over de landsgrenzen meenamen. Deze overgangen gingen meestal gepaard met aanpassingen van de betreffende theaterstukken zodat ze beter bij de cultuur en traditie van het land aansloten.

Deze scriptie onderzoekt die aanpassingen voor het theaterstuk Titus Andronicus van Shakespeare, dat in de Republiek zeer succesvol was. Het stuk werd in de Republiek door Jan Vos aangepast en onder de titel Aran en Titus uitgevoerd. Jan Vos paste – geheel in lijn van de Nederlandse theatertraditie – oorspronkelijke theaterstukken aan door de toevoeging van het tableau vivant, de reien en maakte de passie en relaties tussen de verschillende karakters duidelijker.

Het stuk van Jan Vos werd verder in het Duitse rijk verspreid waar het diverse aanpassingen onderging. Die kwamen meestal voort uit de lokale omstandigheden en beperkingen van het fysieke theater. Een Latijnse vertaling van Aran en Titus verhoogde niet alleen de status van het stuk maar vereenvoudigde ook de overname en bewerking ervan. De grote verspreiding van dit werk toont aan dat de theaterwereld in de zeventiende eeuw meer internationaal dan nationaal was gericht en dat het Amsterdamse toneel binnen dit netwerk een vooraanstaande rol speelde.

Advertenties in kranten in de zeventiende eeuw

De masterscriptie van Jacob Baxter (Crime, commerce, and the News Market: Crowdsourcing Solutions in the Seventeenth-Century Dutch Republic’ , University of St Andrews) doet onderzoek naar advertenties in kranten die binnen de Republiek in de zeventiende eeuw werden uitgegeven.
De eerste gedrukte periodieke kranten verschenen in het begin van de zeventiende eeuw. De Republiek nam al snel een vooraanstaande positie in wat betreft de omvang en verspreiding van deze kranten en de bijbehorende nieuwsvoorziening. De hoge graad aan geletterdheid en de hoge bevolkingsdichtheid in de Republiek zorgden ervoor dat het nieuws zich onder een groot deel van de bevolking kon verspreiden.

De hoge mate van verspreiding maakte van de kranten een interessant medium om ook advertenties te verspreiden. Advertenties die gericht waren op de hulp van een groter publiek, namen hierbij een aparte positie in. Die hulp werd ingeschakeld om een gepleegde misdaad te kunnen oplossen of voor het opsporen van verloren kostbare goederen. Het plaatsen van dergelijke advertenties bevestigt het beeld van het grote verspreidingsgebied van de kranten dat boven het stedelijke en gewestelijke niveau uitstak.

De scriptie toont aan dat deze advertenties een aanvullende bron voor de bestudering van de zeventiende eeuw zijn en onze kennis van dit tijdvak kunnen verruimen. De misdaad maar ook de verloren voorwerpen geven inzicht in het dagelijkse leven van de zeventiende eeuw waarover in de meer gangbare officiële bronnen meestal weinig is te vinden.

Erfdochter op zoek naar geschikte huwelijkskandidaat

Het leven van de edelvrouw Diane de Dommartin staat centraal in de masterscriptie van Nette Claeys (Tres illustre et tres vertueuse, Katholieke Universiteit van Leuven).
Diane de Dommartin werd geboren in 1552 en was de erfdochter van het geslacht van Dommartin met bezittingen in Lotharingen. Zij trachtte als erfdochter een geschikte huwelijkskandidaat te vinden om zo haar bezittingen voor het nageslacht veilig te stellen. Haar eerste weinig succesvolle huwelijk met Jean-Philippe I de Salm dwong haar om tot het lutheranisme over te stappen. Een stap die ze persoonlijk betreurde, maar in het kader van het veiligstellen van de erfenis voor lief nam.

Het huwelijk duurde niet lang en al spoedig trouwde zij haar tweede man Karel-Filips uit het huis Croy. Dit huwelijk bracht haar terug naar het katholicisme en opende voor haar de deuren naar het Habsburgse hof in Brussel. Diane werd door haar verbinding met zowel het Habsburgse als Lotharingse hof een voorbeeld van de transregionale adellijke families in Europa die gebieden binnen verschillende staatkundige eenheden bezaten. Ze functioneerden vaak als intermediair tussen de betreffende hoven.

Diane leefde midden in de tijd van de religieuze oorlogen in de Lage Landen, die doorlopen tot in de zeventiende eeuw. Zij moest ook een keuze maken tussen verzet tegen of loyaliteit aan de Spaanse Koning, terwijl ze in haar eigen gebieden geconfronteerd werd met het opkomende protestantisme.

Diane was een krachtige vrouw die opkwam voor de belangen van haar kinderen en een vurige verdedigster van de katholieke zaak. Haar daadkrachtig optreden toont aan dat ook edelvrouwen leidende politieke en militaire functies konden opnemen. Haar begrafenis stond geheel in het teken van de katholieke eredienst, waarbinnen ruimte was voor zowel nederigheid als adellijke symboliek. Diane wilde vooral als een trouwe dochter van de kerk van Rome worden herdacht.

Orthodoxe calvinist bekeert zich tot katholicisme

De masterscriptie van Willemijn Tuinstra (Conscience & connection’, Universiteit Leiden) onderzoekt het leven, de religieuze afwegingen en het netwerk van Marcelius Franckheim aan het begin van de zeventiende eeuw.
Het tijdvak van de zestiende en begin zeventiende eeuw was de periode van de grote religieuze conflicten binnen Europa. Deze conflicten leidde in de Lage landen tot een Opstand tegen de wettelijke Koning, die leidde tot de onafhankelijkheid van de Noordelijke Nederlanden. De religieuze twisten hadden ook grote invloed op het persoonlijke leven van individuen zoals Marcelius Franckheim, wiens levensloop grotendeels werd beïnvloed door de religieuze twisten van zijn tijd.

Marcelius groeide op in Zutphen en ontving een goede calvinistische opvoeding en scholing, die uiteindelijk leidde tot de functie van rector van de Latijnse school. De Bestandstwisten en zijn persoonlijke afwijzing van predestinatie zorgden voor een breuk met het orthodoxe calvinisme en zijn bekering tot het katholicisme. Geholpen door lokale katholieken wist Marcelius Zutphen te ontvluchten waarna hij in dienst trad van de Habsburgse keizer in Wenen en later de aartshertogen in Brussel.

Marcelius werd een openbare pleitbezorger voor de katholieke en Habsburgse zaak, zoals blijkt uit verschillende publicaties. Hij onderhield via het netwerk van de Jezuïeten contacten met diverse katholieken binnen de Republiek. Ondanks zijn pro-katholieke houding bleef Marcelius Franckheim constant zijn eigen geweten volgen en zijn eigen afwegingen maken, waardoor hij niet altijd voor de weg van de minste weerstand koos. Deze individuele worsteling met het persoonlijke geweten is kenmerkend voor de eerste helft van de zeventiende eeuw.

___________________


De jury bestaat uit dr. P. Brandon (VU, Amsterdam), dr. G. de Bruin (UU, Utrecht), dr. M.A. Ebben (RUL, Leiden),  (RU, Nijmegen), dr. J. Koopmans (RUG, Groningen), dr. D.D.R. Raeymaekers (RUN, Nijmegen), dr. J. van Tol (UvA, Amsterdam), en mevr. dr. I. Huysman, voorzitter (Huygens ING-KNAW). Secretaris is dr. L. de Jonge (WU, Wageningen).