Terrorisme-expert Bakker: Politieke correctheid belemmert terreurbestrijding

30 maart 2017Leestijd: 2 minuten

De Nederlandse aanpak van jihadisten werpt zijn vruchten af. Het verstoren van demonstraties en het tegengaan van opruien door jihadisten hebben ervoor gezorgd dat de dreiging van het polderjihadisme is gestopt.

Dat is de conclusie van terrorismedeskundigen Peter Grol en Edwin Bakker. Deze week kwam een boek van de schrijvers uit, genaamd Nederlandse jihadisten: Van naïeve idealisten tot geharde terroristen.

Reïntegratie

Tegen elsevier.nl zegt Bakker dat Nederland relatief snel was met het harde optreden tegen jihadisten: ‘We hebben veel geleerd omdat we zo vroeg werden geconfronteerd met de Hofstadgroep. Er zijn landen die te lang hebben gewacht voordat ze echt ingrepen. Ook politieke correctheid speelt daarbij een rol. Nederland liep wat voorop vergeleken met landen als Zweden en Duitsland waar men meer vrijheid kreeg voor het opruien en het verspreiden van het jihadisme.’

Maar we zijn er nog niet, zegt Bakker. We moeten ervoor zorgen dat we de huidige aanpak doorzetten. ‘Zeker in bijvoorbeeld gevangenissen is de reïntegratie van groot belang. Daar moeten we voldoende middelen op inzetten zodat we de juiste kennis en programma’s hebben om ervoor te zorgen dat radicalen weer de maatschappij in kunnen.’

Lange gevangenisstraffen

Lange straffen kunnen een uitkomst zijn, volgens Bakker. Deze kunnen de noodzakelijke ruimte bieden voor deradicalisering. Bovendien verkleint een lange straf de kans dat er nog een groep sympathisanten buiten de gevangenis wacht: de kans dat een ex-jihadist weer radicaliseert, blijft zo relatief klein.

Terugkeerders worden per definitie vervolgd in Nederland, en in veel gevallen krijgen jihadisten een gevangenisstraf. Dat is ook een van de redenen dat nieuwe aanwas en jihadistengroepen in Nederland een grotere dreiging vormen dan terugkeerders. ‘In veel gevallen gaan de mannen daar dood, of komen ze niet terug, omdat ze weten dat ze de gevangenis in moeten,’ aldus Bakker. Een relatief groot deel van de terugkeerders bestaat uit vrouwen en kinderen, die in mindere mate een fysiek gevaar vormen.