Rel rond Nieuwe Kerk Delft: de verstoorder betaalt

05 oktober 2015Leestijd: 4 minuten
'ANP'

Wie bouwt op een archeologische vindplaats, betaalt onderzoek. Maar die afspraak wankelt door een rel rond de Nieuwe Kerk in Delft.

Bij de Nieuwe Kerk in Delft, gebouwd vanaf 1381, denk je aan het praalgraf van Willem van Oranje. Of aan Gezicht op Delft van Johannes Vermeer. Of aan het zwaartekrachtexperiment met twee ongelijke bollen van Simon Stevin. Maar niet aan een juridisch steekspel, zoals dat nu gaande is rond de aanleg van een kelder onder de kerk.

Daarbij draait het om vragen die voor archeologisch onderzoek in het algemeen verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Gaan financiële belangen van partijen die archeologische resten in de bodem verstoren vóór gedegen wetenschappelijk onderzoek van die resten? Bepaalt een verstoorder straks zelf hoeveel geld hij aan onderzoek wil besteden?

De verstoorder in dit geval is de Protestantse Gemeente Delft, eigenares van de kerk waarin ook de leden van het Koninklijk Huis liggen begraven. Onderhoud en behoud van het gebouw zijn duur. Voor een broodnodige en intussen bijna afgeronde restauratie was een kleine 13 miljoen euro nodig, waarvan de Gemeente zelf een kwart moet betalen. Via inzamelingsacties probeert ze het geld binnen te krijgen, maar ze komt nog ruim 1 miljoen euro tekort.

Om de kerk te kunnen onderhouden wil de Gemeente het gebouw niet meer alleen voor kerkdiensten gebruiken. Om voor andere activiteiten ruimte te maken, worden de vaste banken in het middenschip vervangen door losse stoelen.

Verder moeten er wc’s komen, een keuken en ontvangstruimten, totaal 550 vierkante meter. Als het aan de Gemeente ligt, komt alles verdeeld over twee verdiepingen onder de grond, deels onder de kerk, deels onder de kerktuin.

Brand

Aanleg van de kelder betekent wel dat in en naast de kerk ruim 2.100 graven uit de periode 1400-1800 zullen moeten worden geruimd. De kerkgemeente weet zelf ook wel dat zoiets gevoelig ligt en dat daar archeologisch onderzoek aan vooraf zal moeten gaan.

Volgens het door Nederland geratificeerde Verdrag van Malta uit 1992 moet de verstoorder dat onderzoek betalen. Daaraan valt niet te tornen, liet minister Jet Bussemaker (PvdA) afgelopen zomer nog eens weten in een ander bijzonder geval: een winkelier in Alkmaar wiens pand door brand was verwoest, moest gewoon betalen voor het archeologisch onderzoek voorafgaand aan de bouw van een nieuw pand.

Gewoonlijk hangt het bedrag dat een opgraving kost af van de wetenschappelijke eisen die door een bevoegde instantie aan de opgraving worden gesteld. In dit geval liet de Protestantse Gemeente Delft echter vooraf weten dat de opgraving niet meer dan 300.000 euro kan en mag kosten. Met dat budget zou slechts 10 procent van de ongeveer achthonderd graven in de kerk kunnen worden onderzocht, de rest en de graven in de tuin niet.

Dat was voor de archeologische dienst van Delft begin dit jaar reden om te adviseren geen vergunning af te geven voor de bouw van de kelder. Alle graven moeten volgens de archeologen worden onderzocht, omdat ze een unieke kijk kunnen geven in de bevolkingsontwikkeling van de stad, zeker omdat er door stadsbranden in 1536 en 1621 nauwelijks geschreven bronnen zijn over de periode vóór 1621.

Toch besloot het college van Delft in maart een vergunning te geven. Het archeologisch belang moest wijken, liet het weten, omdat de ondergrondse ruimten nodig zijn om de kerk in stand te houden, en omdat de kerk veel toeristen trekt en dus een belangrijke economische factor is.

Bouwvergunning

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed kon niets doen tegen het besluit, omdat de zorg voor het archeologisch erfgoed een gemeentelijke taak is geworden: gemeenten kunnen zelf beslissen over eisen aan archeologisch onderzoek en mogen andere belangen zwaarder laten wegen.

Twee cultuurhistorische belangenverenigingen, de AWN Vereniging van Vrijwilligers in de Archeo­logie en de Oudheidkundige Werkgemeenschap Delft (OWD), protesteerden wel en stapten naar de rechter. In juli schorste de voorzieningenrechter voorlopig de door de gemeente Delft afgegeven bouwvergunning, vooral omdat de belangenafweging overwegend lijkt te zijn ingegeven door de financiële mogelijkheden van de Protestantse Gemeente.

Later deze maand gaat de rechtszaak waarschijnlijk verder. Als de rechter de redenering van de gemeente Delft volgt en de kwaliteit van archeologisch onderzoek afhangt van wat een verstoorder kan en wil betalen, is implementatie van het Verdrag van Malta in nationale regelgeving waardeloos geworden, zeggen AWN en OWD. Daarom wachten ze ook bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed met spanning de uitspraak af.

Elsevier nummer 41, 10 oktober 2015