Benjamin Constant: briljante denker, die belang van vrijheid zag

10 juli 2015Leestijd: 5 minuten
''

Vertaalde lezing over vrijheid van de briljante Franse denker Benjamin Constant werpt vragen op waarmee alle politici worstelen. Hoever moeten burgers bijvoorbeeld betrokken zijn bij de publieke zaak?

Ik vermaak mij niet, ik houd mij nergens mee bezig, ik geef om niets, en ik zie de ene dag na de andere verglijden zonder iets anders te voelen dan een doffe spijt dat mij op mijn vijfentwintigste jaar een ooit veelbelovend leven ontglipt.’

Deze sombere woorden schreef Benjamin Constant (1767-1830) aan zijn hartsvriendin Belle van Zuylen. In zijn bijzonder openhartige en levendige brieven aan de 27 jaar oudere Nederlandse schrijfster en componiste gaf de in Zwitserland geboren jongeman herhaaldelijk uiting aan zijn ennui, een mooi Frans woord voor de verveling die nu eenmaal bij het leven hoort.

Wie de brieven leest, kan niet anders dan vermoeden dat er van de auteur – in zijn eigen woorden ‘een ongelukkige nul die een speelbal is van alles wat hem overkomt’ – weinig is terechtgekomen.

Hoogstens heeft hij misschien nog dat ‘dekselse grote werk’ voltooid waarover hij een paar keer sprak. Het ging hier om een zeer grootschalige studie over de wereldgodsdiensten. Dat boek, met de gewichtige titel De la religion, considérée dans sa source, ses formes et ses développements, zou er ook komen, maar raakte snel in de vergetelheid.

Dit treurige lot trof Adolphe zeker niet. ‘Het idee van een echte roman heb ik opgegeven,’ liet Constant in 1787 aan Belle van Zuylen weten. Om eraan toe te voegen, met de hem kenmerkende combinatie van zelfbeklag en zelfspot: ‘Ik ben daarvoor een te grote leuterkous.’

Maar in 1816 publiceerde hij wel degelijk een echte roman, waarin hij dezelfde kwaliteiten demonstreerde als in zijn brieven. Adolphe werd een literaire klassieker door het vermogen van de auteur om stilistisch trefzeker zichzelf en zijn medemens genadeloos te analyseren.

Terreur

Wellicht nog opmerkelijker is dat Constant, ondanks zijn melancholieke aard en in zijn brieven geregeld aangestipte lethargie, zich vol overgave in de politiek stortte en het daarin nog ver schopte ook. Als politicus maakte hij een van de meest bewogen periodes uit de Franse geschiedenis mee. Het was de tijd van koning Lodewijk XVI, Maximilien de Robespierre en Napoleon Bonaparte, van Ancien Régime, revolutie en terreur.

Tussen al zijn drukke bezig­heden door nam de spectateur engagé gelukkig de tijd zijn gedachten over politiek op papier te zetten. Hij bleek een originele denker die een belangrijke bijdrage leverde aan de ontwikkeling van het liberalisme. Onder meer met De la liberté des anciens comparée à celle des modernes, een rede die hij in 1819 in Parijs uitsprak.

De moderne vrijheid, legde Constant uit, is vrij te zijn van onderdrukking. Burgers hebben een privésfeer, waarin ze zichzelf naar eigen inzicht kunnen ontplooien en mogen doen en zeggen wat ze willen. De antieke vrijheid is iets heel anders. In de Klassieke Oudheid ging het om het vermogen zaken te bewerkstelligen – dat was de essentie van burgerschap. Burgers dienden te kunnen deelnemen aan de volksvergadering om besluiten te nemen over allerlei kwesties. Maar een privésfeer werd niet belangrijk geacht, van rechten als de vrijheid van meningsuiting was geen sprake.

Het belang van de moderne vrijheid zou Constant zijn hele leven blijven onderstrepen, waarbij hij op de barricade stond voor een algehele vrijheid van godsdienst en een vrije pers. Gezagsdragers, betoogde hij, hebben de neiging de burger te willen helpen gelukkig te worden. Dat is een gevaarlijk streven: ‘Wij zorgen zelf wel voor ons geluk.’

Onrust

Hoewel Constant het belang van de moderne vrijheid onderstreepte, zag hij ook de beperkingen ervan in. Het risico van burgers een grote vrijheid gunnen om zichzelf te ontplooien, is dat de publieke sfeer wordt veronachtzaamd. Burgers kunnen dermate worden opgeslokt door hun particuliere aangelegenheden dat zij geen oog meer hebben voor het algemeen belang.

Het gevaar van de moderne vrijheid, zei hij, ‘is dat wij in beslag genomen door het genot van onze particuliere onafhankelijkheid, al te gemakkelijk afzien van ons recht om deel uit te maken van de publieke macht’.

De neiging bestaat dan de overheid te laten zorgen voor collectieve zaken, wat leidt tot een machtig en bemoeizuchtig bureaucratisch staatsapparaat. Van het vrijheidsbegrip van de Oudheid kan worden geleerd dat het belangrijk is dat burgers zich inzetten voor de publieke zaak.

Niemand kan alleen maar met zijn eigen particuliere aangelegenheden bezig zijn en gelukkig zijn, vond Constant. Er was nog een beter deel van de menselijke natuur, ‘die edele onrust die ons achtervolgt en ons kwelt, die vurige wens om ons licht te laten schijnen en onze talenten te ontwikkelen’. Het was de taak van maatschappelijke instituties om die onrust aan te wakkeren, om burgers te stimuleren hun talenten aan te wenden ten bate van het nut van het algemeen.

Behoudzucht

De actuele betekenis van Constant ligt vooral in de politieke en morele kwesties die hij aan de orde stelde. Hij wierp fundamentele vragen op waarmee de politiek permanent worstelt.

Hoever moeten burgers bijvoorbeeld betrokken zijn bij de publieke zaak? Progressieven zien vooral een tekort aan betrokkenheid als probleem, conservatieven daaren­tegen waarschuwen voor een, mogelijkerwijs in volkstirannie uitmondende, overdaad. Verder boog hij zich over de morele fundamenten van een vrije samenleving en analyseerde hij de permanente spanning tussen behoudzucht en vernieuwingszin en tussen algemene principes en historische tradities. Zijn oordeel was daarbij altijd genuanceerd.

Constant is mede zo’n intrigerende figuur doordat de inhoud van zijn bespiegelingen een contrast vormt met zijn doen en laten. Wie denkt dat filosofen haast vanzelf saaie types zijn die slechts in de studeerkamer of collegezaal tot bloei komen, zal verrast zijn door zijn opwindende levenswandel.

Hij was een romantische geest die zich kon verliezen in wereldse zaken, of het nu om gokken ging of amoureuze relaties. Maar zijn hartstochtelijke aard stak opvallend af bij de redelijke toon van zijn bezadigde beschouwingen over politiek. Weinigen hebben zo welsprekend gepleit voor gematigdheid als de onmatige Benjamin Constant.

Elsevier nummer 29, 18 juli 2015