Sensationele afname van vervuiling bedreigt ons dagelijks brood

22 mei 2015Leestijd: 4 minuten

De luchtvervuiling is zo sterk gedaald dat spruiten worden aangetast en brood minder lekker dreigt te worden. En dus moet er zwavel bij de mest.

De milieubeweging hoort het niet graag. Wethouders van grote steden die vrachtwagens uit het centrum weren en oldtimers willen laten slopen evenmin. Actiegroepen die willen dat op de snelweg maximaal 80 wordt gereden al helemaal niet.

Maar dat maakt het niet minder waar: de luchtvervuiling is in Nederland spectaculair gedaald. Het geldt voor alle componenten, maar het sterkst voor zwaveldioxide. Dat is zelf een agressieve stof en kan ook nog eens verder oxideren tot zwaveltrioxide, dat met water tot het beruchte zwavelzuur reageert. Zwaveldioxide vormt (met stikstofoxide en ammoniak) ‘zure regen’.

Welnu, dat probleem is in de rijke wereld vrijwel opgelost. De jaargemiddelde concentratie zwaveldioxide is in Nederland ongeveer 1 microgram per kubieke meter lucht – in de stad iets meer dan op het platteland. Rond 1965 was het jaargemiddelde in Rotterdam, mede door de nabijgelegen raffinaderijen, 200 microgram.

Ironie

Die schone lucht is goed nieuws voor de mens, maar niet voor planten. Die hebben immers een beetje zwavel nodig.

Het ene gewas is gevoeliger voor zwavelgebrek dan het andere. Wintertarwe bijvoorbeeld heeft 20 kilo zwavel per hectare nodig. Via de regen belandt tegenwoordig nog maar een paar kilo per hectare op het land. Dat is te weinig.

Een zwavelgebrek bij tarwe gaat ten koste van de bakkwaliteit. Dat is wel een amusante ironie: de spectaculaire afname van de milieuvervuiling bedreigt ons dagelijks brood.

Spruiten (en witlof) bevatten extra veel zwavel. Dat is er overigens vermoedelijk ook de oorzaak van dat ze enigszins bitter smaken en tot de groenten behoren waaraan kinderen de grootste hekel hebben.

Spruiten hebben afhankelijk van de grondsoort wel 50 tot 60 kilo zwavel per hectare nodig. De gebreksziekte openbaarde zich dan ook voor het eerst bij deze koolsoort, meldt Marian Vlaswinkel, onderzoeker bij PPO Westmaas, een afdeling van Wageningen University.

Vlaswinkel: ‘Hier in de Hoeksche Waard wordt veel spruitkool verbouwd en daar zagen we de gevolgen van zwavelgebrek aan het eind van de jaren negentig. Je merkt het vooral in de kop van de planten. De bladeren staan er niet mooi bij, maar een beetje gedrongen. Als je het eenmaal gezien hebt, vergeet je het nooit meer.’

Handboeken

Een zwavelgebrek kan flinke gevolgen hebben voor de opbrengst. Bij koolzaad leidt het tot opbrengstverliezen van 1.000 tot 2.000 kilo per hectare. Dat is een gevoelige inkomstenderving bij een gemiddelde opbrengst van 3.500 tot 5.000 kilo.

Het is tamelijk logisch dat levende wezens zwavel nodig hebben: het zit immers in de eiwitten waaruit mensen, planten en dieren zijn opgebouwd. Toch stond er tot voor kort niets over zwavel in de handboeken over de mineralenbehoefte van grasland, weiland en landbouwgrond.

Een zwavelgebrek was in de afgelopen decennia en eeuwen immers nooit een probleem. Door het verstoken van steenkool zat er zo veel zwaveldioxide in de lucht dat er via de regen altijd genoeg zwavel in de bodem belandde.

Dat is voorbij en tegenwoordig staat dan ook in het Handboek bodem en bemesting van de brancheorganisatie akkerbouw: ‘De bijdrage van zwaveldepositie is in heel Nederland nog maar gering.’

Vandaar dat bedrijven sinds een jaar of tien tal van zwavelhoudende meststoffen zoals KAS-zwavel op de markt hebben gebracht. KAS is de meest gebruikte meststof in Noordwest-Europa. Het is de afkorting van kalkammonsalpeter.

Daarin zit ammoniumnitraat waaraan kalk is toegevoegd. En nu dus ook zwavel. Andere zwavelhoudende meststoffen als patentkali, bitterzout en kieseriet worden ook steeds populairder.

Slootjes

Vorig jaar oktober bracht de Commissie Deskundigen Meststoffenwet op verzoek van het ministerie van Economische Zaken een rapport uit over alternatieve manieren waarop het zwavelgebrek in de landbouw kan worden bestreden.

De commissie boog zich ook over het gebruik van rookgasgips, dat overblijft bij de ontzwaveling in elektriciteitscentrales, en de mogelijkheid om zwavelzuur toe te voegen aan stalmest. Dat laatste is nu nog niet toegestaan, want de extra zwavel kan uitspoelen en leiden tot zwavelvervuiling in de slootjes en rivieren.

De werkgroep stelt in een advies: ‘De landbouw is zich nog onvoldoende bewust van de risico’s van een te hoge aanvoer van zwavel.’ En zo is de cirkel mooi rond. De vervuiling is zo sterk afgenomen dat boeren zwavel moeten toevoegen, maar dat mag niet te veel zijn want anders ontstaat er weer vervuiling.

Elsevier nummer 22, 30 mei 2015