Ook voor topmanagers tikt het klokje thuis toch het best

23 oktober 2015Leestijd: 2 minuten
'ANP'

De mannetjes en die paar vrouwtjes die in Nederland de zakenelite vormen, kunnen schaatsen en houden van snert.

Aan de universiteit waar ze heel graag heel veel internationale topmanagers willen opleiden, de Erasmus University Rotterdam, promoveert dezer dagen een socioloog. Deze Rob Timans trekt de conclusie dat de top van het Nederlandse bedrijfs­leven de afgelopen decennia, ondanks alle grote economische veranderingen, heel erg Nederlands is gebleven.

De mannetjes en die paar vrouwtjes die in Nederland de zakenelite vormen, kunnen schaatsen en houden van snert. Dat was in 1976, het eerste jaar dat Timans onderzocht, net zo. Na simpel turven concludeerde Elsevier verscheidene keren dat er eigenlijk geen internationale arbeidsmarkt voor topmanagers bestaat. Na uitgebreid onderzoek (bij 133 Nederlandse onder­nemingen) kan Timans dat beamen.

Emigreren

Die wetenschap is slecht nieuws voor alle commissarissen die beweren dat ze toplui enorme salarissen moeten geven omdat ze anders naar het buitenland verkassen. Ze beweren dat die internationale markt ook bestaat voor talenten die net onder de top zitten.

Als je die veel moet geven om ze te houden, moet je de toplui nog meer geven anders staat het zo raar. Nou, ­Timans stelt vast dat die elite vooral bestaat uit mensen die hier carrière maakten en hun netwerk hebben. Zoveel talent emigreert er dus niet.

Zoals het klokje thuis tikt, tikt het immers nergens. De CEO s Ton Büchner van Akzo­Nobel en Eelco Hoekstra van Vopak kwamen na een internationale loopbaan dolgraag weer hier wonen. De (overigens zeer goedbetaalde) Belgische Heineken-CEO Jean-François van Boxmeer is verzot op zijn woonplaats Amsterdam.

Moeten commissarissen de prima woonsituatie in Nederland niet eens op­nemen in het bezoldigingspakket van een CEO? Dat is stukken beter dan belonen op basis van een fata morgana.

Elsevier nummer 44, 24 oktober 2015