Welke gemeenten zijn kampioen in eigen regio?

24 juni 2015Leestijd: 6 minuten
'Peter Hilz'

De meeste mensen met verhuisplannen kiezen voor een beter huis, meer groen dan wel de voorzieningen maximaal een half uurtje rijden verderop. Alle gemeenten beoordeeld op hun regionale aantrekkingskracht.

Ruud Deijkers schreef dit artikel samen met Arthur van Leeuwen.

Wat hebben Sluis, Valkenburg aan de Geul, Westvoorne en Voerendaal gemeen? Het zijn gemeenten met stuk voor stuk een hoge score als aantrekkelijke woongemeente in de eigen regio. Dat wil zeggen: binnen een reisafstand van een half uur. Met zes andere regiokampioenen staan ze in de top-50, terwijl die gemeenten bij een nationale vergelijking niet hoger dan de honderdste plaats komen.

Hoe dat kan? Door verhuisgedrag als uitgangspunt te nemen. Zo’n 90 procent van de Nederlanders verhuist binnen een half uur reisafstand, ofwel maximaal 35 kilometer. En 75 procent zoekt het zelfs dichterbij, in een straal van 10 kilometer.

Dan gaat het om al die mensen die op zoek gaan naar een ruimer of mooier huis, een leukere buurt, meer groen, natuur of water, meer winkels of juist minder vertier. Of die graag ruimer willen wonen, maar hun kinderen op dezelfde basisschool willen houden, dan wel een middelbare school dichterbij wensen.

Veranderen mensen van baan of gaan ze studeren, dan pas komen grotere afstanden in beeld en gaan andere kwaliteiten een rol spelen dan die de doorslag geven bij de woonvoorkeur ‘sec’. Zoals een betere baan, de aanwezigheid van een universiteit of andere meer exclusieve voorzieningen. Woonvoorkeuren van hoogopgeleiden en ‘hoge inkomens’ zijn sterk bepalend voor de prijzen op de huizenmarkt.

Geheimtip

De ‘Top-50 Beste gemeenten in eigen regio’ op pagina 81 laat zien hoe gemeenten scoren in vergelijking tot de concurrentie in de eigen regio, op maximaal een half uur reisafstand of circa 35 kilometer. Dat levert een ranglijst op die sterk afwijkt van de  top-50 beste gemeenten.

Een interessante lijst, omdat daarop veel meer gemeenten te vinden zijn met een aangenaam woonklimaat. En evenzoveel tips voor wie een leuke plek om te wonen zoekt – niet iedereen heeft immers Rozendaal of Laren op het netvlies.

Alleen de Waddeneilanden bleven hier buiten beschouwing, omdat elk eiland een soort regio op zichzelf vormt. Ook kan de ‘wal’ niet echt als regio gelden. Posities vergeleken met de nationale ranglijst kunnen daarom licht verschillen.

Acht gemeenten doen het zowel goed als kampioen in eigen regio als landelijk – met opnieuw Rozendaal als winnaar. Twee gemeenten vallen in de top-10 extra op: Midden-Delfland, de nummer 9 en een oase van rust in de drukke Zuidvleugel van de Randstad, staat in de nationale lijst lager op een 16de plaats.

Het Zeeuwse Sluis, de nummer 197 van de nationale competitie, staat op de 8ste plaats. Voor liefhebbers van Zeeland is Sluis dus een echte ‘geheimtip’. Weinig gemeenten in Nederland hebben zo veel te bieden binnen een reisafstand van een half uur. Dat geldt in mindere mate ook voor Middelburg, 48ste, en in de nationale competitie nummer 132. Zo is het Limburgse Valkenburg goed voor een 25ste plaats als kampioen in de eigen regio, maar haalt het in de nationale competitie een 113de plaats.

Andersom kan ook. Blaricum komt niet verder dan een 14de plaats als regionale trekker, terwijl het nationaal een 6de plek scoort. Muiden bezet als regiokampioen de 33ste positie, terwijl het in nationaal verband tot de 15de plaats reikt. Dat is voor beide gemeenten verklaarbaar: de concurrentie van Laren en Naarden is geducht.

Carrièrekansen

Bij uitsplitsing van gemeenten naar de specifieke kenmerken als regionale trekker zijn er meer te vinden in de categorie ‘klein, maar fijn’. Midden-Delfland hoort bij de top-10 van regiokampioenen, en heeft dat te danken aan het harmonieuze leefklimaat: een grote saamhorigheid onder de bevolking, weinig overlast zoals vernielingen, rommel op straat en lastige jongeren, weinig misdaad, een hoge verkeersveiligheid.

Ook geeft de samenstelling van de bevolking een gunstige verhouding te zien van werkenden en uitkeringstrekkers. Ook Korendijk, Strijen, Binnenmaas bij Rotterdam en Zeevang en Waterland bij Amsterdam zijn landelijke en groene oasen, en gewild als contrastrijke woonplek in de Randstad – zonder te hoeven afzien van allerlei voorzieningen.

De top-10 van gemeenten met ‘Rust en ruimte’ toont Rozendaal weer als winnaar. Verder is het een diverse lijst, met zowel de poldergemeente Beemster als het historische Oudewater. Rust en ruimte, dat wil zeggen: een lage bevolkingsdichtheid, ruimere huizen dan gemiddeld met meer leefruimte eromheen. Ook telt het ontbreken van files, plus een oordeel van inwoners over de parkeergelegenheid.

Onvermijdelijk zijn het overwegend de steden die zich als regiokampioen manifesteren als het om voorzieningen gaat. Groningen heeft in de hele provincie een voorsprong, zowel met basisvoorzieningen – basisscholen, winkels voor dagelijkse boodschappen en eerstelijns medische zorg – als ‘plusvoorzieningen’. Dan gaat het onder meer om de nabijheid van een universiteit en academisch ziekenhuis, een hogeschool, musea, een ‘luxe’ winkelaanbod plus een historisch, ‘monumentaal’ decor.

Gaat het om de basisvoorzieningen, dan is het palet van regionale winnaars veelkleurig. Emmen staat erbij, dat in het verder dunbevolkte Drenthe een aanbod van formaat kent. Maar zodra het om een landelijke plaats gaat als regiokern – nog steeds bezien naar woonvoorkeuren binnen een half uur rijden – dan zit er niet meer in dan een 253ste plaats.

Bij de plusvoorzieningen wint Groningen het zelfs van Amsterdam. Verklaarbaar om dezelfde reden: in absolute zin heeft Amsterdam meer in huis, maar tegelijk is er in de nabijheid genoeg concurrentie van aan bod in andere gemeenten. Groningen is vrijwel de monopolist in een wijde omtrek. De reclameslogan ‘Er gaat niets boven Groningen’ verdient nu in elk geval een nuance: ‘Er gaat niets boven de stad Groningen, zeker niet in de provincie Groningen.’

Binnenstad

Voor veel steden geldt dat het woonklimaat in de binnenstad afwijkt van dat in de wijken buiten het centrum, of zoals ze in Amsterdam zeggen: buiten de ring. Om die verschillen in beeld te brengen, zijn 28 steden verdeeld in de binnenstad en de ‘rest’ van de stad. Vervolgens zijn die 28 binnensteden als waren het afzonderlijke gemeenten opgeteld bij de 393 echte gemeenten. Met als resultaat een totaal van 421 ‘gemeenten’.

De in tweeën gedeelde steden zijn, zoals te zien is in de ranglijst ‘Hoe scoort de binnenstad?’ op deze pagina, beoordeeld aan de hand van woonvoorkeuren van de ‘gemiddelde Nederlander’ en die van de ‘gemiddelde binnenstadbewoner’. Dat kan doordat Elsevier en Bureau Louter aan de hand van een enquête de woonvoorkeuren van Nederlanders vaststelden – dus: hoeveel waarde ze bijvoorbeeld hechten aan basisvoorzieningen in de directe omgeving, maar ook of zij theater, chique winkels en horeca om de hoek hoog aanslaan.

Amersfoort krijgt volgens de normen van de gemiddelde Nederlander de hoogste waardering voor de binnenstad als aparte ‘gemeente’, met een 11de plaats. Heel wat hoger dus dan de rest van de stad die op de 45ste plaats belandt. Aan de onderkant van de lijst kent Heerlen nauwelijks verschil tussen de scores voor binnenstad en rest, respectievelijk een 411de en 414de plaats.

Volgens de normen van de gemiddelde binnenstadbewoner heeft de binnenstad van Amsterdam, nummer 1, het meest te bieden. Volgens diezelfde binnenstedelingen zou ook het Amsterdam van buiten de ring nog het hoogst scoren in de categorie ‘rest’ van de stad.

Maar het kan verkeren. Want ook het verschil in de kwaliteiten van binnenstad en rest is gemeten, en dan blijkt het contrast juist in Amsterdam het grootst. Ook in Utrecht en Delft, respectievelijk 2de en 3de, is het contrast groot. Van alle 28 stadscentra krijgt dat van Hilversum als enige een lagere waardering dan de ‘rest’ van de stad. Kennelijk moet je daar voor een goede plek om te wonen niet in het centrum zijn.

Elsevier nummer 26, 27 juni 2015