Henk Bluemink: Arbeidskorting werkt averechts. Waarom grijpt politiek niet in?

09 februari 2023Leestijd: 5 minuten
Minister Van Gennip krijgt heffingskortingen niet onder controle

Belastingadviseur Henk Bluemink maakt via tabellen duidelijk dat de arbeidskorting in de inkomstenbelasting volkomen is ontspoord. Waarom grijpen kabinet en Tweede Kamer niet in?

Henk Bluemink (1953) is accountant en belastingadviseur bij Bluemink BV. en doet veel onderzoek naar de marginale belastingdruk (inclusief effect toeslagen).

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van EW.

Minister Karien van Gennip van Sociale Zaken (CDA) heeft vragen beantwoord over de arbeidskorting. Dat is een korting die werkenden krijgen op de inkomstenbelasting. Werknemers, zelfstandigen, maar ook belastingplichtigen met inkomen uit overige werkzaamheden, hebben er recht op.

In 2001 werd de arbeidskorting ingevoerd (als opvolgster van de arbeidskostenaftrek) en die bedroeg toen maximaal 920 euro op jaarbasis. Dit jaar is het maximumbedrag 5.052 euro, ruim vijf keer zo hoog.

Geen koppeling met gewerkte uren

In het Verenigd Koninkrijk krijg je arbeidskorting als er een minimaal aantal uren per week wordt gewerkt. Dat is een logische regel als je via deze korting werken wilt stimuleren. In Nederland is de hoogte van de arbeidskorting enkel afhankelijk van het arbeidsinkomen. Er is dus niet altijd een relatie met de gewerkte uren. De maximale korting wordt verkregen als het inkomen 37.691 euro bedraagt. Voor dat inkomen moet de modale werknemer fulltime werken, een arts of een chirurg daarentegen veel minder uren per week.

Waar de korting beoogt om méér werken te stimuleren, werkt deze vaak juist averechts. Als het inkomen boven  37.691 euro uitkomt, treedt een afbouwpercentage van 6,51 procent in werking. Vanaf een inkomen van 115.295 euro is de arbeidskorting nul. Gevolg is dat artsen die fulltime werken geen arbeidskorting krijgen, terwijl ze de maximale korting wel krijgen als ze zich beperken tot 15 uur (bij benadering, loon mede gebaseerd op onderzoek van EW).

Arbeidskorting voor renteniers

Een vergelijkbare rariteit is dat de schrijver die op zijn 55ste stopt en leeft van zijn royalty’s in theorie levenslang de arbeidskorting kan krijgen zonder ook maar één uur te werken of één regel te schrijven.

De minister gaat in haar beantwoording niet in op de grote nadelen van de arbeidskorting die er wel degelijk zijn. Een werknemer die ziek wordt en 40.000 euro verdiende, valt terug naar een uitkering van 70 procent, dus naar een inkomen van 28.000 euro. Ondanks deze forse terugval in inkomen van 12.000 euro betaalt hij door het wegvallen van de arbeidskorting nog steeds ongeveer dezelfde belasting.

Gedurende de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid (Ziektewet) bestaat overigens nog wel recht op de arbeidskorting, daarna niet meer.

Nadeel groter bij meer kortingen

Als de werknemer (of de partner) ook nog recht had op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK, een korting voor werkende ouders met kinderen) dan is er in bovengenoemde situatie zelfs 2.400 euro meer belasting verschuldigd.

salaris
uitkering
in euro 40.000 28.000
inkomstenbelasting -14.756 -10.330
algemene heffingskorting 2.016 2.747
arbeidskorting 4.904 0
32.164 20.417
IACK 2.694 0
netto 34.858 20.417

 

Arbeidsongeschiktheid kan echter ook positief uitpakken voor de arbeidskorting. Want als iemand 80.000 euro verdient en voor de helft wordt afgekeurd, stijgt deze korting van 2.298 euro naar 4.902 euro.

Heffingskorting is niets meer dan een heel grote aftrekpost

Als we de maximale arbeidskorting van 5.052 euro vertalen naar een aftrekpost, dan bedraagt die afgerond maximaal 13.700 euro. Als er ook recht is op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (die in 2023 2.694 euro bedraagt), dan is de herrekende aftrekpost maar liefst 20.975 euro. Iets wat waarschijnlijk geen politicus zich realiseert.

Arbeidskorting (€)
1.000
Herrekend

2.708

Inclusief IACK

10.003

2.000 5.415 12.710
3.000 8.123 15.418
4.000 10.831 18.126
5.052 13.680 20.975

Als de Kamer had gevraagd of een (maximale) aftrekpost van 21.000 euro voor een werknemer rechtvaardig is, dan was het de staatssecretaris wellicht veel lastiger gemaakt.

Zelfstandigen zonder personeel (zzp) in bonus

Zzp’ers hebben naast de arbeidskorting en de mogelijke inkomensafhankelijke combinatiekorting ook nog de zelfstandigenaftrek. Bij hen is de herrekende aftrekpost dan nog veel hoger: oplopend tot 32.000 euro. Een gigantische aftrek die het gevolg is van verkeerd vormgegeven en niet op elkaar afgestemde regelingen die (meer) werken zouden moeten bevorderen.

De arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting zorgen ook voor een enorm verschil in belastingdruk tussen één- en tweeverdieners. Bij tweemaal 37.500 euro is de arbeidskorting 7.400 euro hoger dan bij een inkomen van 75.000 euro en in de laatste situatie is er geen recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, waardoor het verschil al 10.000 euro kan bedragen.

Minister vergist zich misschien

De minister stelt in zijn antwoorden dat de arbeidskorting zichtbaar is op de loonstrook. De bedragen zijn echter enkel correct als een werknemer één dienstverband heeft en gedurende het gehele jaar een constant salaris heeft. In de (vele) situaties met een dubbele baan, sterk wisselend salaris gedurende een jaar, beginnen of stoppen in de loop van het jaar, is de arbeidskorting niet (correct) zichtbaar op de loonstrook.

Wat velen zich evenmin realiseren is dat stoppen met werken op het einde van het jaar fiscaal vaak onverstandig is. Iemand die 120.000 euro verdient en geen arbeidskorting krijgt, kan beter nog drie maanden doorwerken tot 1 april: dan is het salaris voor dat jaar 36.000 euro, waardoor er dan wel recht is op arbeidskorting. Dit is weer het gevolg van het feit dat de arbeidskorting niet tijdsevenredig wordt toegepast in jaren dat iemand begint of stopt met werken, of met pensioen gaat.

Koppel arbeidskorting aan minimaal aantal uren

Gelet op het voorgaande zou het veel beter zijn om de arbeidskorting net als in Engeland alleen toe te kennen als er een minimaal aantal uren wordt gewerkt. Vervolgens kan een vast (niet dalend) bedrag worden vastgesteld dat werken op een normale manier beloont (bijvoorbeeld 2.400 euro op jaarbasis). Dan hebben werkenden 200 euro netto meer per maand dan niet-werkenden bij hetzelfde inkomen.

De arbeidskorting laat zien dat grote kortingen verstorend werken op het principe dat belastingen naar draagkracht moeten worden geheven en dat een verkeerde vormgeving leidt tot ongewenste gevolgen. De belastingkortingen zijn ingevoerd en steeds hoger geworden om als correctie te dienen voor het tweeschijventarief. Veel logischer zou het zijn om meer tarieven te maken en de heffingskortingen qua hoogte te verlagen en niet meer te laten dalen met als doel zo de marginale druk te verminderen.

Tweede Kamer aan zet

Opmerkelijk is dat in de beantwoording door de minister met geen woord is gerept over al deze negatieve effecten. Maar ronduit verontrustend is het dat de Tweede Kamer kennelijk niet in staat is om de hierboven genoemde voorbeelden en effecten via een duidelijke vraagstelling in beeld te brengen.

Er is een systeem gecreëerd dat kennelijk niemand in Den Haag nog begrijpt. De enige oplossing is dan ook om een werkgroep van buiten de politiek te formeren die orde op zaken moet stellen. Of zoals Leo Stevens vorige week in EW schreef: ‘Bij zo’n urgente en complexe opdracht kunnen we politiek bühnewerk missen als kiespijn.’