Zo kan het personeelstekort worden opgelost

18 mei 2022Leestijd: 5 minuten
Personeel gezocht bij kledingwinkels in het centrum van Amsterdam Foto: ANP / Hollandse-Hoogte / Ramon van Flymen.

Na Regeringscommissarissen om #MeToo in kaart te brengen en sancties tegen Russen te realiseren, is een ‘Regeringscommissaris personeelstekort’ niet te veel gevraagd. Langs welke lijnen zou een Regeringscommissaris naar een oplossing moeten zoeken? En wat zijn de voor- en nadelen ervan?

1.De beroepsbevolking moet langer werken

Deels gebeurt dat al door het opschuiven van de pensioenleeftijd. Omdat Nederlanders steeds ouder worden, kunnen ze ook langer in functie blijven. In 2024 is de officiële pensioenleeftijd al gestegen naar 67 jaar. Die zal nog hoger worden, zolang geldt dat gepensioneerden gemiddeld achttien jaar te leven hebben.

Deels was die hogere AOW-leeftijd uit financiële nood geboren. Vasthouden aan 65 jaar zou hebben betekend dat de gemeenschap – lees: de belastingbetaler – niet langer achttien, maar gemiddeld twintig jaar AOW had moeten betalen. Met een steeds grotere groep AOW’ers zouden die twee extra jaren te kostbaar of zelfs onbetaalbaar zijn geworden.

Bijkomend voordeel is dat werknemers door die hogere AOW-leeftijd over het algemeen langer doorwerken. Sinds 2003 nam het aantal werkende 65-plussers toe van 75.000 tot 300.000 in 2020. Wat zou helpen is als werknemers op de AOW-leeftijd niet automatisch hun baan verliezen. Dat zorgt voor extra verlichting van de druk op de arbeidsmarkt.

Ook per week of maand kan langer worden gewerkt. Bijna de helft van de beroepsbevolking werkte vorig jaar in deeltijd (4,5 tegen 4,9 miljoen). De arbeidsmarkt zou al enorm zijn geholpen als werknemers die 24, 28, of 32 uur per week werken, kiezen voor een werkweek van 4 uur extra. Stel – puur als voorbeeld – dat alle 60.000 mannen en vrouwen bij de politie dit doen, dan zijn de 6.000 vacatures daar in één klap vervuld. Zonder extra mensen aan te nemen.

De gemiddelde voltijdwerkweek is de afgelopen decennia van 45 uur gekrompen naar 40 uur en vervolgens naar 36 uur. Dat kan ooit logisch zijn geweest, bijvoorbeeld in perioden met een grote werkloosheid, maar is dat nu niet meer.

Probleem van langer werken per week is dat het netto soms nauwelijks iets oplevert of zelfs, als toeslagen vervallen, uiteindelijk inkomensverlies ­betekent. Dat punt moet bovenaan staan op het lijstje van de Regeringscommis­saris.

2.Meer werken moet ook lonen

Het spreekt voor zich dat de politiek – kabinet en Tweede Kamer – hier iets aan kan en moet doen. Er zijn altijd mensen die zich senang voelen bij een vier-, drie- of tweedaagse werkweek, omdat ze in hun vrije tijd graag vrijwilligerswerk doen of deze tijd gebruiken voor een leuke hobby. Of hun werk te zwaar vinden. Maar het is zonde als ze afhaken omdat een langere werkweek nauwelijks geld in het laatje brengt.

De politiek moet dat zichzelf aanrekenen, want het komt door een combinatie van belastingen en toeslagen die de afgelopen twintig jaar is geïntroduceerd. Eerst door alle toeslagen die onder het kabinet-Balkenende II (2003-2006) tot stand zijn gekomen. En vervolgens door het inkomensafhankelijk maken van de arbeids- en heffingskorting onder het ­kabinet-Rutte II (2012-2017), een eis van de PvdA in ruil voor het niet inkomensafhankelijk maken van de zorgpremie.

3.Betere inzet van het ­arbeidspotentieel

Dit is een beetje het argument van de borreltafel: verlaag de uitkeringen en zet werklozen en arbeidsongeschikten aan het werk. Zo werkt het helaas niet in de praktijk. Maar aan de vraagkant – aan de kant van de werkgevers – kan wel degelijk iets worden gedaan. Zo is het ontegenzeggelijk waar dat bedrijven en overheden nogal terughoudend zijn om werknemers met een lichte of iets zwaardere handicap – geestelijk of lichamelijk – in te zetten. In de Verenigde Staten, waar discriminatie van ‘mensen met een beperking’ veel minder acceptabel is, werken veel meer mensen die in Nederland gelden als ‘arbeidsongeschikt’.

Dit verklaart ook waarom de arbeidsproductiviteit in Nederland veel hoger ligt dan in de Verenigde Staten. Iedereen die ook maar een beetje ziek, zwak of misselijk is en de productie doet stotteren, mag in Nederland niet meedoen. Maar er zijn er genoeg die juist dolgraag willen. En die in tijden van personeelstekort mogelijk zeer welkom zijn. Maar dan moeten overheden en bedrijven de organisatie en de werkplek hiervoor wel geschikt maken.

Het CBS schat het ‘onbenut arbeidspotentieel’ op 1,2 miljoen personen, onder wie 364.000 werklozen, 211.000 personen die niet recent zochten naar betaald werk, maar wel meteen zouden kunnen beginnen, en 112.000 die wel zochten, maar niet beschikbaar zijn. Tot de 1,3 miljoen behoort ook een half miljoen deeltijdwerkers die meer uren willen werken.

Onbenut arbeidspotentieel is soms een gevolg van wat met een onaangename term ‘aanrechtsubsidie’ heet. Om te voorkomen dat echtgenotes en soms (1 op de 10) echtgenoten worden gedwongen aan de slag te gaan om het gezinsinkomen aan te vullen, krijgt het huishouden een ‘subsidie’ (lees: een teruggave van de algemene heffingskorting).

Jammer voor de betrokkenen, maar gezien het personeelsgebrek is het goed dat deze regeling vanaf 2024 niet meer geldt voor 60-minners.

4.Overheid moet schaars personeel niet verkwisten

Een lastige, maar de overheid gedraagt zich als werkgever een beetje als rupsje-nooitgenoeg. De Kamer weet steeds weer nieuwe taken voor de overheid te verzinnen. Ook al omdat de politiek ten onrechte denkt dat de overheid alle problemen van alle mensen kan en moet oplossen. En omdat de overheid geen tover­- stafje heeft, moet de overheid mensen aannemen die die problemen te lijf gaan.

Klein voorbeeld. Hele volksstammen die tot de intelligentsia van het land worden gerekend, zaten in schoolklassen van dertig kinderen of meer. Die zijn desondanks goed terechtgekomen en wonnen later Nobelprijzen, werden minister of directeur van een grote onderneming. Tegenwoordig zweert de politiek bij ‘klei- ne klassen’, met als gevolg een groter beroep op de arbeidsmarkt. Er zijn meer leerkrachten nodig.

Enige reflectie bij de overheid op de concurrerende rol die ze speelt op de arbeidsmarkt, zou verstandig zijn. Zijn al die functies echt doorslaggevend? Zijn bijvoorbeeld alle verkeersregelaars bij uitgestorven GGD-testcentra en priklocaties nog steeds nodig?

Waarbij ook moet worden bedacht dat in het bedrijfsleven uiteindelijk het geld wordt verdiend dat de overheid kan uitgeven. Een arbeidsplaats in het bedrijfsleven levert de overheid geld op, die bij de overheid kost geld. De overheid heeft er dus belang bij dat zoveel mogelijk bedrijven optimaal kunnen produceren en dus voldoende werknemers hebben.