Charles Aznavour (1924-2018): ‘Muziek is een levensader’

01 oktober 2018Leestijd: 9 minuten
Charles Aznavour (1924-2018)

De Franse zanger Charles Aznavour is op 94-jarige leeftijd overleden. Dit hebben zijn medewerkers in Franse media laten weten. Aznavour was in januari 2016 in Amsterdam, en Hugo Camps ontmoette de Franse halfgod. Gesprek over zijn ouders, de aanslagen in Parijs en vluchteling zijn.

Bij de begroeting zegt hij: ‘Mijn hoorapparaatjes zijn zoek, ik hoor niets.’ Dochter Katja gaat driftig op zoek. Zijn suite in ­hotel Sofitel is een rommeltje. Charles Aznavour houdt van een gezellige chaos. Niet in zijn werk als hij zingt voor een volle zaal, dan is hij punctueel perfec­tionistisch.

Maar thuis in de Provence of in Zwitserland, waar hij schrijft en componeert, laat hij de nacht het werk doen. En altijd met de radio aan. Wanneer hij slaapt? ‘Tussendoor.’ De 91-jarige Franse chansonnier blijft de workaholic die hij altijd is ­geweest.

Vanavond zingt hij in een uitverkochte Heineken Music Hall voor zijn geliefde Amsterdamse publiek. Twee dagen later geeft hij een tweede galaconcert. Anderhalf uur lang verwent hij zijn gehoor met die typische hese stem waarin een kraakje zit. Anderhalf uur poëzie en sentiment.

Het is zijn leven, zegt hij. ‘Tien dagen zonder muziek en ik ben dood. Ulla zei op een dag: “Mag het niet wat minder, op jouw leeftijd?” Ik heb haar geantwoord: “Wil je mij kwijt, lieve schat?” Dat wilde ze niet.’

Destructie

De man van 1.200 liedjes en tientallen wereldhits draait zich comfortabel in een veel te diepe fauteuil. Broos en breekbaar, maar met lachende ogen en een krachtige stem zit hij daar. Lichtjes knorrend accepteert hij nog een paar vegen van de schminkster voor de foto.
Dan liefdevol: ‘Haal de rimpels niet te veel weg, ik heb er 91 jaar over gedaan. Het zijn mijn verborgen lachjes. Wat je hebt opgebouwd, mag je niet vernietigen.’ De laatste zin zal hij nog een paar keer herhalen: ‘Ik hou niet van destructie.’

Mijn generatie heeft gedanst, gehuild en gevreeën op de liedjes van Charles Aznavour. Il faut savoir, Emmenez-moi, La Bohème, Que c’est triste Venice… We zogen elk woord op als een zware Gitane. De melodie bleef dagenlang in het hoofd hangen.
In troosteloze nachten vol liefdesverdriet draaiden we de Franse chansonnier helemaal grijs. Want hij verwoordde als geen ander wat gemis en verlies is. Waar verraad begint.

Nu ik voor hem zit, durf ik nauwelijks op te kijken. Het dunne vogelkopje met de laatste witte haren is een sacrosanctum. Het voelt alsof ik voor een rechter zit die alles weet van mijn amoureuze escapades, van het amechtige, vaak vergeefse verlangen. Ik heb hem sinds de jaren zestig alles toevertrouwd met het verzoek de wonden dicht te zingen.

Gêne

Ik struikel nu over mijn eerste Franse zin, voel mijn handen trillen. Ik besef dat we ­samen deelachtig waren aan de hoogmissen van het Franse chanson met Trenet, Bécaud, Piaf, Brel, Brassens, Dalida Dan nog blijft het gênant om nostalgie met een halfgod te delen.

‘De rode draad in mijn oeuvre is wat de tijd doet met schoonheid en geluk. De tijd als ruïne van menselijk leven. Het verleden is een eindeloos reservoir van inspiratie. Niet alleen in persoonlijke zin, ook wat het collectieve geheugen betreft. De continuïteit van de geschiedenis, natuurlijk sta ik daar midden in, wie niet dan?

‘Het verleden is niet alleen een last, het is ook rijkdom. Ik heb niets van mezelf, heb alles van mijn ouders gekregen. De folie en de discipline van mijn vader, de rust van mijn moeder. Mijn zus en ik werden vrij gelaten. Ook uit armoede in het gezin.

‘Tegen mijn kinderen heb ik gezegd: “Jullie leren mij.” Mijn geluk is dat mijn ouders nooit gescheiden zijn. Dat geeft een formidabele stabiliteit als je jong bent. Ontwrichte gezinnen zijn voor kinderen een gruwel. Ik ben altijd bereikbaar voor mijn zoon en dochters. Enfin, telefonisch toch.’

Parijs

Na de terroristische aanslag in de muziektempel Bataclan was de Parijzenaar Aznavour helemaal van de kaart. Hij hoefde niemand nog te zien of te spreken. Het waren dagen van een existentiële tristesse. Hij rouwde om de aanslag op de beschaving.

‘Tja, de beschaving. Ze dondert achteruit met sneltreinvaart. Of kunt u nog van beschaving spreken als mensen worden onthoofd en bomgordels op onschuldige slachtoffers worden losgelaten? Waar is nog het houvast? Het probleem van de politiek is dat ze gepolitiseerd is.

‘Zie het geknoei met de vluchtelingen­crisis. Mijn ouders zijn in de jaren twintig gevlucht voor de Armeense genocide. Hoe ze uiteindelijk in Parijs zijn aangekomen, is niet duidelijk. Zeker is dat ze via Griekenland Europa zijn binnengekomen. In Parijs werden ze opgejaagd door de Franse politie. Omdat ze Armeniërs waren?

‘Mijn vader heeft kunnen vluchten omdat hij een Russisch paspoort had. Hij heeft het leven van mijn moeder en haar grootmoeder gered. Hij was zanger, mijn moeder was actrice. Met een restaurantje en een café hebben ze geprobeerd te overleven, maar het bleef kruimels sprokkelen.’

‘Vluchtelingen zijn van alle tijden. Het lot dat mijn ouders hebben doorstaan, heeft me enigszins afgekeerd van de politiek. Ik heb op Nicolas Sarkozy gestemd, maar vergezel François Hollande met de glimlach als hij me vraagt voor een bezoek aan Brazilië. Ik ben Fransman en rechts of links ça m’emmerde.’

Een geboren soixante-huitard is hij nooit geweest, daar was het over­leven te moeilijk voor. Maar iets meer verbeelding aan de macht zou welkom zijn.

Christelijk dorp

‘De vluchtelingencrisis: geef me een dorp! Er zijn in Frankrijk dorpen zat die zijn opgegeven door de Fransen. Waar niets meer gebeurt, waar leegstand pijn aan de ogen doet. Geef me een dorp en we zullen er een gemeenschap van maken, geen getto.Het moet een christelijk dorp zijn, want vandaag zijn de christenen bedreigd. Moslims zijn ook welkom in de meltingpot. Vanuit historisch besef alleen al: Frankrijk is door vreemdelingen gemaakt. Picasso, Piaf, Moustaki

‘Mensen zijn nog steeds genereus. Iedereen wil geven om kanker uit de wereld te helpen. Er ontstaat pas een probleem als de politiek zich ermee gaat bemoeien. Men heeft mij het land uitgejaagd met fiscale aanklachten.
De Franse pers heeft de lelijkste dingen over me geschreven. Over mijn uiterlijk, over mijn krakende stem, over mijn ­Armeense roots. Toch blijf ik zeggen: Je suis Français.

Mijn diepste loyaliteit zal altijd Armenië zijn, maar ik ben cultureel bepaald door Frankrijk. We moeten alleen een paar slechte gewoonten afleren. Je zegt niet dat er naast je een Rus, een Jood of een Afrikaan woont. Naast je wonen gewoon je buren.Voca­bulaire is niet vrijblijvend. Waarom lees ik nog af en toe in de Koran en de Bijbel? Niet om de waarheid te vinden, maar om de mensen met wie ik dagelijks omga beter te begrijpen. En ook: taal is mijn bloed.’

Het geheim van mooi oud worden? Het is er niet. Of toch: ‘Doen wat je altijd hebt gedaan. Blijven werken. De last van het verleden wordt zwaarder, maar er is altijd een nieuwe dag, een nieuw podium, een andere ontroering. Ik denk nu veel vaker aan mijn ouders dan vijftig jaar geleden. Het is puur egoïsme.

‘De keuze voor schoonheid en liefde is altijd egoïstisch. Wat je doet, doe je voor jezelf, niet voor anderen. Ik schrijf en zing voor mezelf – auteursrechten zullen mij worst wezen. Daarom kan ik ook niet stoppen met afscheidsconcerten. In juni sta ik alweer voor een volle zaal in Antwerpen.

Edelmoedig

‘Een gala van Aznavour is duur met mijn grote bezetting van muzikanten. Niet elk dorp kan dat betalen. Straks begin ik aan een tournee in arme steden waar het geld ontbreekt voor een grand gala. Ik kan niet voor een zaal van vijfhonderd man spelen, want dan kom ik niet uit de kosten. Dus laat ik de grote zalen voor de kleine ­betalen.

‘Nu zou u kunnen zeggen: wat edelmoedig, maar ik wil ook gehoord worden door mensen die normaal gesproken niet kunnen genieten van mijn grote projecten. Uiteindelijk doe ik deze tournee ook weer voor mezelf. De noblesse is mooi meegenomen, maar de essentie is spelen, zingen, getuigen.’

‘Zeventig jaar op de planken is een mooie tijd, maar wat doe ik met de liedjes die elke nacht uit mijn pen rollen? Dus toch maar weer een nieuw album. Ik overschat mezelf niet. Ik schrijf geen literatuur en ik ben geen intellectueel. Maar metierkennis heb ik wel en die wil ik tot de laatste snik gebruiken en doorgeven.

‘Muziek is een levensader. We zijn allemaal geboren met muziek en we sterven met muziek. Overal hoor je zang en muziek in de samenleving. Continu. Een neuriënde moeder bij het wiegen van haar baby, een soldaat die de vlag groet, bij sportevenementen, op radio en televisie Iedereen is met muziek bezig.

‘We zijn geboren met niets en ik zal het leven ook verlaten met niets. Ik heb alles al weggeschonken aan mijn museum in Armenië. Zelfs mijn eerste piano. Ik had wel honderd gouden platen aan de muur hangen in mijn huis, ik heb ze weggegeven.
Ik heb er een foto van gemaakt als souvenir. De ridicuulste strijd die ik ken, is de strijd om bezit. Mijn huizen zijn te groot, ik zou graag wat kleiner wonen. Het echte leven zal tenslotte altijd een miniatuur zijn.’

Spraakwaterval

Zijn manager waarschuwt hem dat hij zijn stem moet ontzien voor het optreden van vanavond, maar Charles Aznavour blijft maar praten. En lachen. Af en toe een slokje water volstaat voor weer een nieuwe monoloog. Zoon Nicolas en dochter Katja mogen hem onderbreken voor een praktische ­mededeling, maar de trance van het gesprek laat hij niet los.

Zijn timbre is over de hele wereld bekend. Eén noot en je weet dat hij het is die zingt. De taal maakt niet uit. Niemand heeft zo’n oeuvre van spijt en nostalgie als Aznavour. Is het teleurstelling over het leven?

‘Het zou heel pretentieus zijn als u nu met een teleurgestelde man zou zitten te praten. Natuurlijk heb ik littekens, ik sta er vol van. Natuurlijk ben ik ontgoocheld omdat de mens niets anders te bieden heeft dan de mens. Maar het gaat mij toch vooral om de poëzie van mijn teksten. De muziek draagt een lied, maar de tekst geeft er betekenis aan.

‘Ik was de eerste muzikant in Frankrijk die met Commes ils disent een chanson heeft geschreven waarin een lans wordt gebroken voor homoseksualiteit. Dat is door de Franse pers nooit opgemerkt.
Zoals het niet is opgemerkt dat Mourir d’aimer, over een verboden liefde tussen een lerares en een leerling, uit de gelijknamige film door regisseur André Cayatte is geschrapt. Enfin, er staan honderden liedjes tegenover die tot in de krotten van Lima worden gedraaid. Teleurstelling heeft nooit de bovenhand gehaald in mijn leven.’

Amsterdam

In Amsterdam is hij thuis, zegt hij. Niet dat hij een Nordist is geworden, maar seizoenen zijn hem dierbaar en die krijgen in Amsterdam het mooiste licht. ‘Ik ga morgen een kijkje nemen in het Rijksmuseum. Wat je daar aan schoonheid overvalt, knijpt je de keel dicht.

‘Daarnaast hou ik van de Hollandse franc-parler. Maar eigenlijk heb ik geen stad, geen Noord en Zuid, ik woon in mijn koffers. Het gevoel altijd ­onderweg te zijn, vergezelt me al van in mijn kindertijd toen ik voor een luttele cent in een artiestencafé zong.

‘Door de strijd om te over­leven ben ik de exponent van een autodidact geworden. Je weet toch dat ik mijn eigen geneesheer ben. Als ik koorts heb, weet ik exact hoeveel. Het is een bewakingsreflex die ik als arm kind heb ontwikkeld. Ik ben een spons, zuig alles op en schrijf het uit.’

Hij excuseert zich dat hij de lunch moet afzeggen. ‘Ik heb behoefte aan een siësta voor ik om vier uur aan de repetities begin en doorga tot het doek opgaat. Vervolgens anderhalf uur op het podium en ik kan weer de nacht in met pen en papier.’

Terwijl hij zich uit zijn fauteuil hijst, neuriet hij Il faut savoir, het chanson waarmee hij beroemd werd.

Il faut savoir encore sourire

Quand le meilleur s’est retiré

Et qu’il ne reste que le pire

Dans une vie bête à pleurer

Een leven, dwaas om te janken? Niet in uw nabijheid, meneer Aznavour.

Elsevier nummer 5, 6 februari 2016