Christianne van der Wal: ‘Het hoeft niet te netjes in de tuin’

02 mei 2023Leestijd: 4 minuten
Minister voor Natuur en Stikstof Christianne van der Wal. Foto: Rob Voss

Vergroen je omgeving, zegt Christianne van der Wal (49). ‘Natuur begint in de achtertuin.’

Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik niet veel doe in de tuin. Dat red ik qua tijd niet. En als ik tijd heb, dan vind ik het gewoon heerlijk om buiten lekker aan te rommelen. Voor de natuur is het heel goed om niet te veel te doen in de tuin. Laat het blad gewoon liggen, dat doe ik ook. Niet schoonvegen, maar het blad in de winter in de borders laten liggen. Van onkruid tussen de tegels word ik wel onrustig, liefst heb ik dat netjes in orde. Maar ik probeer tegen mijzelf te zeggen: het hoeft niet te netjes. Laat de tuin onderdeel zijn van de natuur.’

Zo tuinieren is een combinatie van gemak en noodzaak voor Christianne van der Wal. De VVD-minister voor Natuur en Stikstof heeft nauwelijks tijd om in de tuin te zitten.

Die tuin is praktisch ingericht, redelijk onderhoudsvrij. Een siertuin vol kostbare perkjes en mooie bloemen zat er niet in. ‘Met mijn voetballende kinderen zou dat echt een probleem zijn. Voor mij is de tuin altijd een plek geweest waar alles kan worden gedaan. Vooral voor de kinderen. Het is meer een bostuin met her en der plek voor wat hortensia’s en rododendrons. Elke dag zie je wel eekhoorntjes door de bomen rennen. Voor de kinderen hangt er een basketbalnetje, de pubers chillen daar graag. Maaien doet mijn man. Dat gaat altijd zo van: o, nu moeten we echt weer het gras maaien. We zijn een druk gezin met twee voltijds werkende ouders en vier kinderen die op zaterdag voetballen. En in Hierden is het ook niet gepast om op zondag het gras te maaien.’

Christianne van der Wal (­Oldenzaal, 1973) is sinds 2022 minister voor Natuur en Stikstof in het kabinet-Rutte IV. Ze was van 2017 tot 2022 partijvoorzitter van de VVD en van 2019 tot 2022 gedeputeerde voor Economische Zaken in Gelderland. Daarvoor was zij van 2014 tot 2019 wethouder in de gemeente Harderwijk.

Aan een groene omgeving heeft Van der Wal geen gebrek

Maai Mei Niet komt de minister goed uit. ‘Je houdt meer tijd over en het is goed voor de biodiversiteit, ideaal.’ Aan een groene omgeving heeft Van der Wal geen gebrek. Ze woont vlak bij de Veluwe.

‘Ik heb het geluk dat ik in een buitengebied woon, ik word rustig van een blokje om of van gewoon binnen zitten en naar buiten kijken. Op zondagen maak ik vaak een wandelingetje van zo’n drie kwartier. Ga ik alleen, dan luister ik naar een podcastje, of naar de vogeltjes. Soms combineer ik het ook. Er is geen goed of fout hè? Maar corona heeft ons laten zien hoe enorm waardevol de natuur is. Ik denk dat er door de coronapandemie sprake is van een herwaardering van de groene omgeving. Dat geldt niet alleen voor grote natuurgebieden, maar ook voor je blokje om in de buurt. Het is belangrijk dat je groen in je buurt hebt.’

Toch is het natuurbeleid een worsteling voor de minister

De liefde voor de natuur kreeg de minister jong mee. ‘Ik ben aan zee opgegroeid, in Castricum. We waren heel veel op het strand. Mijn vader is ook echt een natuurliefhebber. Die nam ons vaak mee de duinen in, een prachtig gebied.’ Lange wandelingen maakte het gezin niet. ‘Ik ben opgegroeid met een moeder in een rolstoel. Als gezin wandelen, dat ging niet. Wij gingen gewoon ergens naartoe en dan lekker aanklooien, vaak op het strand. Dat heb ik ook mijn eigen kinderen bijgebracht. Zodra het mooi weer is, gaan ze naar buiten. Hoe viezer hoe beter, zei ik altijd tegen ze.’

Kinderen leren omgaan met de natuur, uitleggen hoe biodiversiteit werkt, is een belangrijke pijler in de Agenda ­Natuurinclusief van de minister. ‘Het is belangrijk dat kinderen buiten spelen, ravotten, met hun handen in de aarde zitten, vies worden en vooral leren hoe het leven in elkaar zit. Dat zie je in planten, in schimmels, in blaadjes die groeien en van de boom vallen. Hoe we verbonden zijn in één systeem. Kinderen moeten dat spelenderwijs leren, niet alleen in schoolboeken lezen, maar zelf buiten ­ervaren.’

Toch is het natuurbeleid een worsteling voor de minister. Alle aandacht voor natuurbeleid verdwijnt in een zwart gat: de stikstofcrisis. ‘Ik ben minister voor Natuur en Stikstof. Achteraf had stikstof nooit in die titel gemoeten. Mijn opdracht is de natuur te herstellen. We hebben geen stikstofcrisis in Nederland. We hebben een natuurcrisis. Door de politieke realiteit word ik steeds gedwongen het vooral over stikstof te hebben, terwijl ik juist heel erg inzet op dat brede natuurbeleid. Ik wil niets liever dan uit de juridische, boekhoudkundige natuurbenadering komen waar we, gedwongen door alle rechterlijke uitspraken, helaas in zitten.’

In die nieuwe blik op natuur speelt de tuin van de burger ook een rol. ‘Haal daar eens een paar tegels uit. Ga naar het tuincentrum en zet er wat plantjes in. Dan ben je al aan het vergroenen. Het is ook veel leuker in een tuin te zitten die niet alleen maar bestaat uit tegels en beschutting. Het maakt het leven wat gezelliger.’