Waarom Rijksmuseum wordt verweten aan ‘Bersiap-ontkenning’ te doen

12 januari 2022Leestijd: 4 minuten
In puin na actie van pemoeda's, Chinese wijk in Palembang, Zuid-Sumatra. Foto: Spaarnestad Photo/HH

De historische tentoonstelling Revolusi! Indonesië onafhankelijk in het Rijksmuseum in Amsterdam opent pas op 11 februari, maar doet nu al stof opwaaien. De makers, zo bleek deze week, mijden bewust de term Bersiap voor het gruwelijke geweld, in de laatste maanden van 1945, van jonge Indonesische nationalisten tegen Europeanen, Indische Nederlanders en andere (etnische) minderheden. Wat is er aan de hand?

1. Wat weten we precies over Revolusi! en wanneer is die tentoonstelling te zien?

De tentoonstelling Revolusi! Indonesië onafhankelijk opent vrijdag 11 februari in de Philipsvleugel van het Rijksmuseum in Amsterdam, en is daar te zien tot en met zondag 5 juni. Het is de tweede grote historische tentoonstelling in het Rijksmuseum over een beladen hoofdstuk uit de Nederlandse geschiedenis in korte tijd. Vorig jaar was in het Rijksmuseum de historische tentoonstelling Slavernij te zien, waarin twee eeuwen van Nederlandse koloniale slavernij werden belicht aan de hand van de levensverhalen van tien historische personen en historische voorwerpen uit de hele wereld.

Revolusi! volgt hetzelfde concept. De tentoonstelling gaat ‘over de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd (1945-’49), gezien door de ogen van mensen die het meemaakten’. Zo’n 25 personen worden in de tentoonstelling uitgelicht. Hoe de balans precies uitpakt, zal blijken op de tentoonstelling. Bij de presentatie, dinsdag in Amsterdam, zei directeur Taco Dibbits van het Rijksmuseum dat de tentoonstelling niet de nadruk legt op ‘schuld en schaamte’, maar ‘inzicht wil bieden in de complexiteit van deze gedeelde geschiedenis, zodat we samen naar de toekomst kunnen kijken’. De tentoonstelling is gemaakt door Nederlandse conservatoren van het Rijksmuseum én Indonesische gastcuratoren en zal in 2023 ook in Indonesië te zien zijn.

2. Waar gaat de ophef over?

Een van de betrokken Indonesische makers is gastcurator Bonnie Triyana, hoofdredacteur van het Indonesische historische internettijdschrift Historia.ID. Hij schreef maandag een ingezonden stuk in NRC waarin hij bekendmaakte dat de term Bersiap ‘te generaliserend’ zou zijn en zelfs  een ‘racistische lading’ zou hebben. Daarom hebben de tentoonstellingsmakers besloten om ‘het woord Bersiap niet te gebruiken als gangbare term die verwijst naar de gewelddadige periode in Indonesië tijdens de revolutie’. Tijdens de online-presentatie, dinsdag, zei Triyana niets over deze kwestie. Conservator geschiedenis Harm Stevens van het Rijksmuseum wel. Hij bezwoer dat de tentoonstelling wel degelijk aandacht besteedt aan het ‘wederzijdse geweld’ in kwestie, er is zelfs een speciale kamer aan gewijd. Veel hielp het niet. De boosheid onder Indische Nederlanders over deze ‘Bersiap-ontkenning’ is groot. 

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

3. Sinds wanneer is de term Bersiap racistisch?

De Nederlandse museumwereld is erg bezig met het ‘dekoloniseren’ van de nationale blik op de nationale geschiedenis, maar dit verdict valt toch wel een beetje rauw op het dak. De term Bersiap – Indonesisch voor ‘geef acht’ dan wel ‘wees paraat’ – is de in Nederland ook wetenschappelijk volstrekt ingeburgerde term voor het gruwelijke wraakzuchtige geweld, in het eerste half jaar na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945, door jonge, met bamboesperen uitgeruste Indonesische nationalisten (pemoeda’s) tegen Nederlanders en Indische Nederlanders, en ook de Chinese minderheid. Bersiap was hun strijdkreet. Schattingen van het aantal burgerdoden onder die bevolkingsgroepen lopen op tot 30.000, meldt het NIOD op zijn website.

Het NIOD hanteert de term Bersiap dus gewoon, net als andere onverdachte bronnen, uiteenlopend van Gert Oostindie – tot voor kort directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde – en David Van Reybrouck, auteur van de veelgeprezen bestseller Revolusi. Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld (2020).  Van Reybrouck heeft het in zijn boek wel consequent over ‘de zogenoemde Bersiap-tijd’ omdat de term alleen in Nederland wordt gebruikt, in Indonesië niet. Het geweld in die tijd is wel omschreven als genocide, al gaat dat Oostindie ‘analytisch een stap te ver’, schrijft hij in Soldaat in Indonesië (2015).  ‘Er was geen sprake van een poging de gehele Europese of Chinese bevolking uit te roeien.’

Maar dat het geweld weerzinwekkend was, lijdt geen twijfel. Van Reybrouck spreekt van een ‘waanzinnige geweldsorgie’. ‘De wreedheid van de pemoeda’s kende geen grenzen. Qua moedwillig sadisme overtroffen ze dikwijls hun Japanse leermeesters.’ De passages in zijn boek die erover gaan, onder meer van ooggetuigen die hij sprak, zijn bepaald misselijkmakend. Racistisch was het geweld overduidelijk ook. In dat licht doet de beschuldiging dat de term Bersiap racistisch zou zijn helemaal vreemd aan. Dat de term in Nederland wel wordt gebruikt en Indonesië niet, maakt het begrip nog niet racistisch.

4.

Speelt er misschien iets anders?

De redenering van Bonnie Triyana in NRC is dermate gezocht dat je dat vermoeden wel krijgt, ja. Of er echt sprake is van ‘Bersiap-ontkenning’ zal op de tentoonstelling blijken, maar dat het Indonesische perspectief op de revolusi  nog steeds sterk nationalistisch gekleurd is, bleek dinsdag tijdens de persconferentie over de tentoonstelling wel. Triyana sloot zijn bijdrage vanuit Djakarta af met de revolutionaire strijdkreet en groet Merdeka! (Vrijheid!) Aandacht voor de eigen nationalistische excessen in die periode past daar blijkbaar niet zo in. Maar wellicht dat daar verandering in komt als de tentoonstelling naar Indonesië verhuist.