‘Toen de bommen vielen, nam ik m’n baby’s mee’

09 maart 2022Leestijd: 5 minuten
De bus van Alexey en Eva. Foto: Jaap Scholten

D irect na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne reisde de in Hongarije wonende schrijver Jaap Scholten (1963) naar de Oekraïens-Hongaarse grens, waar hij een Oekraïens gezin ophaalde dat hij onderdak biedt. Scholten houdt voor EW een persoonlijk logboek bij over de oorlog in zijn buurland en de geschiedenis van de regio. In deel 1 haalt Scholten zijn gasten op en introduceert hij ze.

Jaap Scholten (1963) is schrijver van fictie en non-fictie (o.a. Kameraad Baron, waar hij de Libris Geschiedenis Prijs voor kreeg). Hij woont sinds 2003 in Oost-Europa en werkt momenteel aan een non-fictie boek over een ménage-à-trois tegen de achtergrond van de drie grote rijken – het Russische, Habsburgse en Ottomaanse Rijk.

Scholten houdt voor EW een persoonlijk logboek bij over de oorlog in Oekraïne en de geschiedenis van de regio.

Sinds vrijdag 25 februari logeer ik nabij de Hongaars-Oekraïense grens in een hotel, een soort Klein-Oekraïne – het hotel zit stampvol Oekraïners – in een kamer die constant 30 graden wordt gestookt, met een knoploze radiator en een door een zondagsschilder vervaardigde wulpse roodharige boven mijn bed. Ik ben gekomen om een Oekraïens gezin op te halen. Met wegenkaarten in de hand zwerf ik als een novice-smokkelaar door het grensgebied, wijs rivieren en bergen aan en vraag dubieus ogende Oekraïners in het ontbijtzaaltje, lokale bardames, hulporganisatiemedewerkers en net aangekomen vluchtelingen uit Kiev en Transkarpatië of er een plek is waar je illegaal de grens kan oversteken. Iedereen schudt krachtig van nee, eenmaal wordt me een grensovergang aangewezen waar de douaniers omkoopbaar zouden zijn, maar wordt eraan toegevoegd: ‘Ik weet niet of die hele ploeg inmiddels vervangen is.’

Lees verder onder de foto

Regelgeving voor vaders die Oekraïne willen verlaten, versoepeld

En dan op zondagochtend hoor ik dat de regelgeving in Oekraïne is versoepeld. Alle gezonde mannen tussen 18 en 60 jaar oud moeten nog steeds in het land blijven om te vechten, maar er komt een uitzondering voor vaders met drie of meer jonge kinderen (dat wil zeggen kinderen onder de 18 jaar oud). Een praktisch gekozen aantal, een moeder heeft tenslotte twee handen. Een eendenmoeder kan drie jongen onder controle houden (alle kuikens daarboven worden door snoeken en ratten opgegeten), een mensenmoeder twee.

Dit is geweldig nieuws. De vader van het jonge gezin uit Kiev dat ik kom halen, hoeft niets ingewikkelds te doen, ze mogen allemaal officieel het land uit. Ze hebben van zaterdag op zondag bij vrienden in een berghut in de Karpaten enkele uren proberen te slapen, verder leven ze al dagen in het busje. Vrijdagochtend vroeg zijn ze uit Kiev vertrokken. Na op zaterdag getwijfeld te hebben via Roemenië of Moldavië westwaarts te gaan, koersen ze zondag zigzaggend door de provincies Ivano-Frankivsk en Zakarpattia toch op de Hongaarse grenspost Lónya aan.

Op maandagochtend 28 februari rond tienen krijg ik via de Whatsapp-groep (deelnemers: Eva en Alexey, zijn broertje Anton, mijn nichtje Madelien en ik) het bericht dat zij de Oekraïense grenspost zijn gepasseerd en nu in het niemandsland tussen de twee grensposten zitten. Ik ken dit gezin niet, het is het gezin van de oudere broer van de man van mijn nichtje Madelien. Op donderdagavond heb ik beloofd hen te helpen en op vrijdagochtend ben ik naar de Hongaars-Oekraïense grens gereden, zeven uur van ons dorp in Somogy.

Passeren Hongaars-Oekraïense grens heeft een etmaal gekost

Uiteindelijk komen Alexey en Eva, haar moeder, hun drie zonen, Misha, Gosha en Jenya (acht, zes en drie jaar oud) en kat Tasya iets na middernacht van maandag op dinsdag over de Hongaarse grens. Het passeren van de grens heeft ongeveer een etmaal gekost. Ik sta 30 meter achter de grensovergang, midden op een plein van zwart asfalt, in een knielange, Nassaublauwe wollen jas. De douaniers en vluchtelingen houden me waarschijnlijk – de andere ‘afhalers’ dragen trainingspakken en gympen – voor een Zweedse ambassademedewerker of een pooier.

Abonnee worden?Dagelijks op de hoogte blijven van de laatste actualiteiten, achtergronden en commentaren van onze redactie? Bekijk ons aanbod en krijg onbeperkt toegang tot alle digitale artikelen en edities van EW.

Bekijk de mogelijkheden voor een (digitaal) abonnement hier

De afgelopen zes uur heb ik dralend bij die grens doorgebracht. Het is ongenadig koud in dit waterhoutgebied. De wind loeit aan over de steppe, door het riet. In de wijde omgeving is geen stad of straatlantaarn, de hemel staat hoog boven ons en is vergeven van de sterren. Het wachten en gadeslaan van de eindeloze stroom mensen bij de grens: de holle ogen, de van de kou scheefgetrokken schouders, de plukjes mensen die de grens komen overgewandeld, ten einde raad, met een rolkoffertje of sporttas, het redderen van agenten die een zelfverzekerde indruk proberen te maken: het is allemaal om radeloos van te worden – de onmogelijkheid om zo’n toestroom mensen zowel humaan als administratief correct te behandelen en naar een veilige, warme plek te vervoeren.

‘Toen de bommen vielen, nam ik mijn baby’s mee’

Met grote passen en gebaren als een grondmedewerker op een primitief vliegveld geleid ik de zilveren bus van Alexey en Eva naar mijn geparkeerde auto. De jongetjes liggen verspreid achterin te slapen, gevouwen over hun grootmoeder die verstijfd van vermoeiing door het raampje naar me glimlacht. Alleen Alexey en Eva kunnen uitstappen. Alexey glijdt vanachter het stuur vandaan, een stuur dat horizontaal ligt, als van een vrachtauto. Hij ziet eruit zoals je eruitziet na een weekend op amfetamine te zijn doorgegaan: grote pupillen, ongeschoren, bleek, opgewonden van uitputting. Hij begint een shaggie te draaien en praat in razend tempo in Oost-Europees klinkend Engels. In telegramstijl vertelt hij het verhaal van hun reis: ‘Toen de bommen vielen, nam ik mijn baby’s mee en zette ik ze in de auto.’

Eva klimt uit de bijrijdersstoel, loopt verdwaasd door de berm, achter de bus langs en komt me bij de achterklep begroeten. Ze heeft een mooi, ovaal, gevoelig gezicht. Een gesloopt mens. Ze hebben het gered, met het hele gezin is het gelukt het land uit te komen. Ze staat in de berm. Ze kijkt me aan, fluistert thank you en barst in tranen uit.

EW publiceert een selectie van de logboeken van Jaap Scholten. Lees ze hier allemaal.