‘Vermogensheffing strijdig met de mensenrechten’

17 januari 2018Leestijd: 4 minuten

Er wordt al een tijdje tevergeefs geprocedeerd tegen de vermogensheffing in box 3. Hof Amsterdam heeft gisteren de ‘oude’ box 3-heffing van tafel geveegd, maar de aanslag blijft wel in stand.

Meld u hier gratis aan voor de Elsevier Weekblad Belasting Update, de wekelijkse nieuwsbrief met het laatste fiscale nieuws, analyses, achtergronden en commentaren. Elke vrijdag in uw postvak.

In deze (proef)procedure is gekeken of belastingplichtigen in 2014 onevenredig werden benadeeld door de box 3-heffing. Er zijn inmiddels ook Kamervragen gesteld naar aanleiding van de uitspraak, en het Hof heeft een vergelijkbare uitspraak gedaan voor 2013.

De fiscus heeft veel vrijheid bij het vaststellen van belastingen, maar een burger mag niet te maken krijgen met een ‘buitensporige last’.

Massaal bezwaar

Het gaat hier om een proefprocedure in het kader van een massaal bezwaar tegen de box 3-heffing. In juni 2015 waren er bij de Belastingdienst al meer dan 10.000 bezwaarschriften binnen over het belastingjaar 2013.

Er zijn door de Belastingdienst en de Bond voor Belastingbetalers, die de belastingplichtigen vertegenwoordigt, zes zaken uitgekozen als proefprocedures. De uitkomst van deze zaken is beslissend voor de afloop van alle zaken die onder het massaal bezwaar vallen.

Sommige belastingplichtigen hebben gekozen voor een individuele behandeling, en doen dus niet mee met het massaal bezwaar. Zij zijn niet gebonden aan de uitkomst in de zes proefprocedures.

Ontbreken van een ‘fair balance’

In de proefprocedures gaat het om de vraag of de box 3-heffing in strijd is met ‘het recht op het ongestoord genot van eigendom’. Dit is opgenomen in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft iedereen recht op de bescherming van zijn eigendomsrecht, maar de fiscus heeft wel veel vrijheid bij het belasten van het vermogen. De heffing moet echter wel voldoen aan het doel en de beperkingen die zijn vastgesteld bij de invoering, de heffing kan niet buitensporig is. Dit principe wordt de ‘fair balance’ genoemd.

Als de rechter van mening is dat de belasting voldoet aan de ‘fair balance’-toets, dan kan de belastingplichtige nog een aanvullend standpunt innemen. Hij kan stellen dat de belasting voor hem neerkomt op een individuele buitensporige last, oftewel een ‘individual excessive burden’.

Voor de proefprocedures is bepaald dat er alleen wordt gekeken naar de ‘fair balance’. Er kan geen beroep worden gedaan op de aanwezigheid van een individuele buitensporige last. Mensen die niet meedoen aan het massaal bezwaar kunnen dit nog wel doen.

In 2014 geen ‘fair balance’

Het belastingjaar waarover wordt geprocedeerd, is hier essentieel. De Hoge Raad heeft namelijk al voor zowel 2010 als 2011 bepaald dat de box 3-heffing voldoet aan de ‘fair balance’-toets.

Dit betekent echter niet dat de box 3-heffing altijd voldoet aan het vereiste van ‘fair balance’. Uit de arresten van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat er voor elk belastingjaar opnieuw moet worden beoordeeld of het fictief rendement wel op langere termijn haalbaar is.

Hof Amsterdam concludeert dat het werkelijk haalbare rendement in 2014 aanzienlijk afwijkt van het fictieve rendement waar box 3 mee rekent. Het Hof leidt namelijk uit de wetsgeschiedenis van box 3 het volgende af:

  • Het forfaitaire rendementspercentage moet aansluiten bij het rendement dat een risicomijdende particuliere belegger kan behalen over een langere periode. Voor de vergelijking kijkt het Hof in elk geval naar de periode 2001 tot 2014.
  • Er moet worden gekeken naar het reële rendement, dus de invloed van inflatie moet worden geëlimineerd.

Fiscus moet de box 3-heffing aanpassen

Waarom blijft de aanslag in stand, terwijl het Hof vaststelt dat de box 3-heffing in strijd is met het EVRM?

De Hoge Raad heeft in de eerdergenoemde arresten geconcludeerd dat de fiscus alleen voor toekomstige jaren actie hoeft te ondernemen. En pas vanaf het moment dat de strijdigheid met het EVRM blijkt. Bovendien hoeft hij alleen “de beoogde benadering van de werkelijkheid te herstellen”. De fiscus is dus niet verplicht alsnog een heffing naar werkelijk rendement in te voeren.

Het Hof laat de aanslag ook in stand omdat de box 3-heffing vanaf 2017 is aangepast om aan de bezwaren tegemoet te komen. Of deze aanpassing voldoende is om de strijdigheid met het EVRM weg te nemen, kan het Hof niet beoordelen.

Gaat cassatieberoep bij de Hoge Raad iets opleveren?

De Bond van Belastingbetalers gaat proberen om de aanslag alsnog vernietigd te krijgen door de Hoge Raad. De vraag is of de Hoge Raad het oordeel van het Hof volgt.