Benelux weer pionier in Europa met Politieverdrag

16 november 2023Leestijd: 7 minuten
Secretaris Generaal van de Benelux Unie Frans Weekers tijdens een internationale controleactie net over de grens met Nederland.ANP MARCEL VAN HOORN

Op 1 oktober is het nieuwe Benelux-Politieverdrag in werking getreden. Een verdrag dat de samenwerking tussen de politiediensten van België, Nederland en Luxemburg verder zal verbeteren. Op het gebied van veiligheid loopt de Benelux voorop in Europa, schrijven Frans Weekers, Secretaris-Generaal van de Benelux Unie en Jochen Stöger, Beleidsadviseur Benelux Secretariaat-Generaal in een ingezonden opinie.

Het verdrag neemt grensbarrières weg en maakt de politiesamenwerking tussen onze landen beter en eenvoudiger, effectiever en efficiënter, het creëert op bepaalde terreinen één gezamenlijk Benelux-territorium. Dat geldt bijvoorbeeld voor grensoverschrijdende achtervolging, dat wordt feitelijk drempelloos in onze drie landen. Op het gebied van veiligheid loopt de Benelux voorop in Europa.

I. Het beste politiesamenwerkingsverdrag in Europa

Het klinkt misschien onbescheiden, maar dit is het beste, meest vergaande politieverdrag in Europa. Dat vinden we overigens niet alleen zelf, maar dat is ook de conclusie van het in 2022 verschenen rapport van de Schengenevaluatie van politiesamenwerking. Het beste politiesamenwerkingsverdrag van Europa en eigenlijk ook daarbuiten, nergens in de wereld gaan drie soevereine staten verder in het elkaar toekennen van bevoegdheden op het eigen territorium. En dat is een uiting van het vertrouwen dat onze landen in de loop van meerdere decennia hebben opgebouwd. We zijn niet bang dat we aan zelfstandigheid inboeten, integendeel, we zien dat door deze samenwerking, door dit verdrag, ons handelingsvermogen juist groter wordt. We veranderen de regels van het spel, we creëren een gelijk speelveld, waardoor de politiediensten beter in staat zijn hun werk te doen.

Aanleiding

Het is goed dat het verdrag van kracht is geworden, want de politie in onze landen kan de extra mogelijkheden goed gebruiken. De Benelux-landen beschikken over sterke economieën, een zeer goede infrastructuur, grote havens- en luchthavens en dat is goed voor burgers en bedrijven, maar helaas ook voor criminelen. Criminelen benutten de bovenwereld voor hun onderwereld-activiteiten en maken bewust gebruik van de grenzen tussen onze landen. In toenemende mate worden onze landen, Antwerpen en Rotterdam in het bijzonder, geconfronteerd met crimineel drugsgerelateerd geweld. De drugscriminaliteit is bij uitstek een grensoverschrijdend probleem en daarom ligt een gezamenlijke aanpak voor de hand. Het bewustzijn in onze landen – en buurlanden –  neemt toe, dat onze gemeenschappelijke problemen het beste kunnen worden aangepakt door een gezamenlijk optreden. Dit verdrag is een gezamenlijk antwoord op ten minste een deel van de problemen.

Nieuwe mogelijkheden

Het nieuwe verdrag biedt interessante mogelijkheden voor grensoverschrijdend optreden, waaronder grensoverschrijdende achtervolging, een gevoelig thema in de EU en daarbuiten. Het bepaalt dat achtervolgingen die op eigen grondgebied beginnen, mogen worden voortgezet op het grondgebied van een andere verdragspartij. Dit illustreert wederzijds vertrouwen tussen de landen.

Daarnaast regelt het verdrag de grensoverschrijdende inzet van speciale eenheden in drie situaties: 1) in een acute crisissituatie op eigen initiatief, 2) als bijstand op verzoek of 3) tijdens een achtervolging waarbij de landsgrens wordt overschreden. Speciale eenheden kunnen elkaar in dergelijke gevallen volledig bijstaan.

Het verdrag voorziet bovendien in de beveiliging en begeleiding van personen en goederen op het grondgebied van de Benelux, inclusief bewapende ambtenaren. Ook bevat het strikte regels voor wapendracht op elkaars territorium, met de nodige ingebouwde flexibiliteit dankzij speciale afspraken.

Het nieuwe verdrag biedt niet alleen nieuwe mogelijkheden voor grensoverschrijdend optreden, maar ook voor verbeterde informatie-uitwisseling tussen politiediensten. Dit is cruciaal voor effectieve misdaadbestrijding. Zo regelt het verdrag de raadpleging van elkaars politiedatabanken in gemeenschappelijke politieposten alsook tijdens gemengde patrouilles en gemeenschappelijke controles. Deze directe toegang maakt omslachtige procedures in bepaalde gevallen overbodig.

Daarnaast maakt het verdrag de uitwisseling mogelijk van persoonsgegevens in de vorm van een kentekenlijst van gezochte voertuigen, eventueel in verband met gezochte personen. Dit is een belangrijk instrument bij uiteenlopende politietaken, variërend van terrorismebestrijding tot de aanpak van drugssmokkel en diefstal.

Tot slot verdient hier nog de uitwisseling van informatie in het kader van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit vermelding. Het verdrag zal – na aanpassing van de nationale wetgeving in België – het mogelijk maken dat de politie informatie kan verstrekken aan bestuurlijke autoriteiten in het kader van de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Dat wordt een belangrijk onderdeel van de grensoverschrijdende integrale aanpak.

Later volgt nog een tweede tranche van uitvoeringsakkoorden, deze akkoorden zullen nieuwe mogelijkheden creëren inzake grensoverschrijdende opsporing, rechtstreekse toegang tot elkaars politiedatabanken en andere voor de politie toegankelijke databanken, zoals bevolkingsregisters.

II. Best practice voor Europese integratie?

Uit het vorige mag blijken dat de Benelux een proeftuin is en we hopen dan ook dat ons voorbeeld navolging zal vinden in andere delen van Europa. Het verdrag is een best practice voor de EU, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat de gehele verdragstekst meteen toepasbaar is voor de overige 24 Europese lidstaten. Vanzelfsprekend is het gemakkelijker om met de drie Benelux-landen een sprong voorwaarts te maken dan met de 27 lidstaten van de EU, dat is nou juist de kracht van de Benelux-samenwerking. Dit toont aan dat het Europa van de diverse snelheden eigenlijk al vanaf het begin van de Europese integratie bestaat. De Benelux zelf, Schengen – overigens ook een product van Benelux-samenwerking- , en de Eurozone zijn voorbeelden van deze realiteit.

De hoofdstukken 4 en 5 van Titel V “De ruimte van vrijheid, veiligheid en recht” van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, en in het bijzonder artikel 89, bieden ruime mogelijkheden tot samenwerking tussen de politiediensten en strafrechtelijke overheden van de lidstaten van de EU die in de praktijk voor een groot gedeelte onderbenut blijven. De drie Benelux-staten hebben echter door het sluiten van het nieuwe Verdrag de handschoen opgenomen om meer dan andere EU-lidstaten deze mogelijkheden in de praktijk om te zetten. In dat opzicht kan het Verdrag daarom als blauwdruk voor de toekomst van politiesamenwerking in Europa fungeren.

Idealiter zou de hele EU de in het verdrag voorziene mogelijkheden overnemen, maar dat lijkt op korte termijn niet realistisch. Sommige elementen daarentegen zouden wel binnen afzienbare termijn in de EU, of delen ervan, kunnen worden toegepast. Het nieuwe Benelux-Politieverdrag is gebaseerd op het politiesamenwerkingsverdrag tussen de drie Benelux-landen van 2004. Dat verdrag was een voorbeeld voor het verdrag van Prüm. Het nieuwe verdrag is een bron van inspiratie voor Prüm II, waarover de EU momenteel onderhandelt.

Daarnaast kan het ook een voorbeeld zijn voor andere regionale samenwerkingsverbanden in de EU, zoals de Baltische staten en de Noordse landen. Vanuit de Baltische staten is er reeds de nodige interesse getoond in dit nieuwe juridische instrument.

Verder kan het verdrag interessant zijn voor bilaterale politieverdragen. Zo werken Duitsland en België aan een bilateraal politieverdrag en Nederland en Duitsland onderzoeken de mogelijkheden om hun bilaterale politiesamenwerkingsovereenkomst, het Verdrag van Enschede, te actualiseren. Bijvoorbeeld voor wat betreft de mogelijkheden inzake grensoverschrijdend optreden, zoals de hot pursuit, lijkt het aangewezen om de afspraken, voor zover mogelijk, af te stemmen op de desbetreffende regeling in het Benelux-verdrag. Dat zou het werk van de politiemensen in de grensstreek tussen de Benelux en Duitsland aanzienlijk vergemakkelijken.

Tijdens de onderhandelingen over het Benelux-Politieverdrag hebben de landen met elkaar onderzocht wat wenselijk, nodig en maximaal haalbaar was. Compromissen zijn gesloten. Soms moesten bruggen worden geslagen tussen verschillende (juridische) culturen. De basis van dat alles was altijd het onderlinge vertrouwen tussen onze landen. De onderhandelaars hebben altijd oog gehouden voor de proportionaliteit en hebben de nodige waarborgen ingebouwd.

Vanzelfsprekend is rekening gehouden met de Europese regels inzake gegevensbescherming. Grensoverschrijdende informatie-uitwisseling is een gevoelig onderwerp dat ook ter sprake is gekomen tijdens de parlementaire behandeling. Ook de gegevensbeschermingsautoriteiten, in Nederland de Autoriteit Persoonsgegevens, hebben het verdrag en de uitvoeringsovereenkomsten aan hun toets onderworpen en hebben advies uitgebracht. Daar waar nodig zijn de teksten daaraan aangepast. Het verdrag en de daaruit voortkomende uitvoeringsovereenkomsten hebben deze toetsen doorstaan, heldere afspraken zijn gemaakt over de toepassing van de mogelijkheden en de nodige garanties zijn ingebouwd. Op deze manier zijn de landen in staat deze sprong voorwaarts gezamenlijk te maken.

Grensoverschrijdend optreden van bewapende politieambtenaren, die indien nodig ook dwang en geweld mogen uitoefenen, op het territorium van een andere verdragspartij ligt gevoelig en raakt aan een belangrijk basiselement van de nationale soevereiniteit, het geweldsmonopolie van de staat. Het elkaar toestaan op elkaars territorium op te treden is vanzelfsprekend geen doel op zich, maar moet altijd in functie zijn van het doel: grensbarrières voor de politiediensten wegnemen en hen daarmee de mogelijkheden geven hun werk zo goed mogelijk te doen.

Voor zowel optreden als informatie-uitwisseling hebben de onderhandelaars altijd oog gehouden voor de proportionaliteit van hun voorstellen en de nodige waarborgen zijn in het verdrag en de uitvoeringsovereenkomsten ingebouwd. Bovendien worden voor de politie aanvullende opleidingen gegeven en zal de toepassing van de nieuwe mogelijkheden worden gemonitord. Het verdrag voorziet ook in evaluatie van een aantal belangrijke regelingen.

Obstakels zijn overwonnen doordat de landen erin zijn geslaagd in het Politieverdrag de juiste balans te vinden tussen enerzijds het recht van de staat (soevereiniteit) en de rechten van de burgers (onder andere dataprotectie) en anderzijds de noodzaak om de politiediensten meer mogelijkheden inzake grensoverschrijdend optreden en informatie-uitwisseling te bieden.

Zo laten de Benelux-partners aan de rest van de EU zien dat obstakels kunnen worden overwonnen en dat het proces van Europese integratie ook in het domein van de binnenlandse veiligheid succesvol kan worden voortgezet.

Conclusie

Samenvattend, het verdrag wordt een belangrijk instrument bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Het maakt de politiesamenwerking effectiever en efficiënter. Het biedt nieuwe mogelijkheden voor grensoverschrijdend optreden, maar ook voor informatie-uitwisseling. Op deze terreinen is de Benelux een pionier in Europa.

Frans Weekers, Secretaris-Generaal van de Benelux Unie 

Jochen Stöger, Beleidsadviseur Benelux Secretariaat-Generaal