Na twee doden maar weer eens de vraag: wat doen we toch in Mali?

23 maart 2015Leestijd: 4 minuten
'ANP'

Mali is een armoedig, door tal van conflicten verscheurd land waar vele miljarden ontwikkelingshulp zijn verspild. Er is geen reëel perspectief op vrede en welvaart. De dood van twee Nederlandse militairen roept opnieuw de vraag op: wat hebben we toch te zoeken in Mali?

De gedachten van Mark Rutte gingen uit naar de ‘familie, ouders en vrienden van de slachtoffers’. Tja, wat moet je anders zeggen als premier als twee landgenoten het leven laten tijdens een militaire missie?

Hoewel hij had kunnen bedenken dat ouders doorgaans ook tot familie worden gerekend, zodat zijn opsomming taalkundig niet helemaal in orde was. Misschien gingen de gedachten van de VVD-leider vorige week dinsdag toch vooral uit naar de verkiezingen van de Provinciale Staten.

Rutte beweerde ook dat ‘heel Nederland’ achter onze militairen in Mali staat, het Afrikaanse land waar kapitein René Zeetsen (30) en eerste luitenant Ernst Mollinger (26) stierven. Dit zijn holle woorden. Een groot deel van de bevolking staat misschien achter het Nederlands voetbalelftal tijdens een groot toernooi, maar leeft heus niet mee met de verrichtingen van Nederlandse soldaten in een ver land.

Ongeluk

Achter de missie in Mali staat heel Nederland zeker niet. Toen de regering eind 2013 besloot mee te doen aan de operatie van de Verenigde Naties, bleek uit opiniepeilingen dat ruim de helft van de bevolking dit een slechte beslissing vond.

Sneuvelen is een risico van het soldatenvak. Het valt alleen maar te prijzen wanneer mensen dit risico durven te lopen voor volk en vaderland. Pardon: voor de internationale rechtsorde, want daar draait het tegenwoordig om in het veiligheidsbeleid.

Hier komt bij dat de dood van Mollinger en Zeetsen naar het zich laat aanzien het gevolg was van een ongeluk. Het crashen van een Apache-helikopter is op zichzelf geen reden om een hele missie extra kritisch te bekijken.

Maar zeker omdat er in de loop van het jaar een besluit moet worden genomen over een eventuele verlenging van de Nederlandse bijdrage, is het goed om maar weer eens de vraag op te werpen wat we toch te zoeken hebben in Mali.

Onverantwoord

Om de burger te overtuigen van de waarde van de vaderlandse militaire activiteiten, laat defensie geregeld journalisten meekijken.

Die zijn dan vaak niet te beroerd om heel lovend te berichten over de prestaties van onze jongens en meiden in den vreemde en de indruk te wekken dat bezuinigingen op het militaire apparaat hoogst onverantwoord zijn.

Maar de reportage uit Mali in de Volkskrant van afgelopen zaterdag stemt niet bijzonder hoopvol. Het verhaal gaat over fysieke en psychische beproevingen in een enorm, onherbergzaam en heet gebied met een moeilijk herkenbare vijand en een niet altijd even efficiënte en effectieve leiding van de Verenigde Naties.

De Nederlanders moeten in de eerste plaats informatie verzamelen. Dat is lastig. Zij beheersen het Frans, de officiële taal van Mali, vaak al nauwelijks, laat staan de lokale dialecten. Het werk is gevaarlijk. Al 46 blauwhelmen zijn gedood.

Het verzet van de plaatselijke bevolking tegen de missie neemt eerder toe dan af. De kosten van de Nederlandse deelname blijken hoger dan aanvankelijk geraamd.

Uit de lucht gegrepen

Mali is een armoedig, door tal van conflicten verscheurd land waar vele miljarden ontwikkelingshulp zijn verspild. Een failed state, een hopeloos mislukte staat. Er is geen reëel perspectief op vrede en welvaart. Het is een illusie te denken dat de Verenigde Naties (VN) daar stabiliteit kunnen brengen.

David Gressly, de Amerikaan die een tijdje aan het hoofd stond van de VN-missie als opvolger van Bert Koenders, zei vorig jaar dat de troepen er op zijn minst vijftien tot twintig jaar moeten blijven. Uit de lucht gegrepen cijfers natuurlijk. Gressly had ook dertig tot veertig jaar kunnen zeggen.

‘Achtertuin’

Nederland zal vast het verzoek krijgen langer te blijven in Mali. Pikant is dat de PvdA’er Bert Koenders, die er als medewerker van de VN aan heeft bijgedragen dat nu 450 landgenoten in de hitte van een onbestuurbaar rampgebied hun leven op het spel zetten, als minister van Buitenlandse Zaken mede besluit over verlenging.

Hij noemde de vaderlandse bijdrage in het verleden ‘zeer belangrijk’. Premier Rutte sprak toen van een ‘direct belang’ voor Nederland en noemde Mali onze ‘achtertuin’.

Zulke kwalificaties geven blijk van een vreemde visie op onze nationale belangen. Een verwrongen kijk met als tragisch gevolg een duur en zinloos militair avontuur dat de familie en vrienden van twee jonge Nederlandse mannen deze maand in rouw heeft gedompeld.

Elsevier nummer 13, 28 maart 2015