Willen we een hard of een zacht politiekorps?

04 augustus 2015Leestijd: 11 minuten
''

Incidenten geven een vertekend beeld van het lastige werk van de agent in de frontlinie. Wat voor korps is wenselijk: hard of zacht? Uiteindelijk krijgt de burger de politie die hij verdient.

Heeft de politie losse handjes gekregen en trekken agenten steeds vaker onnodig hun pis­tool? Door een serie incidenten zit de politie de laatste tijd in het beklaagdenbankje. Agenten zouden te veel geweld gebruiken. Dreigt de politie van ‘beste vriend’ favoriete vijand te worden?

Alle negatieve ‘politieberichten’ van de laatste tijd wekken de indruk dat er iets grondig mis is. Eind juni verstikte een agent op een zomerfestival in het Haagse Zuiderpark met een nekklem de Arubaan Mitch Henriquez.

Aanvankelijk suggereerden de agenten dat de arrestant onderweg naar het politiebureau onwel was geworden. Het leek een poging de eigen fouten te verdonkeremanen.

De gewelddadige dood van Henriquez was aanleiding voor dagenlange rellen in de Schilderswijk. Op sociale media ontstond een klopjacht op de vijf bij de ‘racistische moord’ betrokken agenten.

Vorige maand speelden twee rechtszaken tegen agenten die in 2013 op burgers schoten. Een lid van een arrestatieeenheid kreeg voor poging tot doodslag twee jaar cel omdat hij in Kerkrade tegen de regels in had geschoten bij een aanhouding en ook nog eens de verkeerde had geraakt: een onschuldige medepassagier van de verdachte ramkraker.

Twee Rotterdamse agenten moesten zich verantwoorden voor het op de vlucht doodschieten van de 29-jarige Feyenoord-hooligan Mike Stok. De man verzette zich fel tegen zijn aanhouding. Het Openbaar Ministerie vroeg vrijspraak wegens noodweer.

En dan was er nog het filmpje op YouTube van een motoragent die zondag 12 juli in Almere een 13-jarige verdachte geboeid liet meerennen naar het bureau.

De relatief goede reputatie van de politie staat dus ter discussie. Twee jaar geleden had 67 procent van de Nederlanders nog vertrouwen in de politie, aldus het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat percentage zou nu waarschijnlijk lager uitvallen.
Ten onrechte, zegt politie-expert Cyrille Fijnaut (68), auteur van een groot aantal vuistdikke boeken over de politie.

‘Puur kwantitatief gaat het om enkele gevallen, maar wel om gevallen van leven en dood.’ Jaarlijks vallen er gemiddeld drie doden door politiekogels. ‘Politiemensen zijn helemaal niet zo happy om te schieten, maar er is niet altijd een geschikt alternatief.’

De politie heeft – met het leger – het alleenrecht op het gebruik van geweld, het zogenoemde geweldsmonopolie. In de Politiewet staat dat ‘de ambtenaar van politie’ bevoegd is geweld te gebruiken ‘wanneer het beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt’.

Politiegeweld moet dus gepast zijn en het moet echt niet anders kunnen. De mond is feitelijk het belangrijkste wapen van de agent, maar zo nodig mag die ­gebruikmaken van pepperspray, de wapenstok en in het uiterste geval zelfs zijn pis­tool.

De discussie die ontstond na het recente politiegeweld, gaat alle kanten uit. Van pleidooien voor meer tolerantie tot pleidooien voor juist meer repressie. De kernvraag daarbij is welke politie het beste is en het best bij Nederland past: een ‘praatpolitie’ of een korps dat stevig optreedt?

Veel soorten politie

‘De’ politie bestaat niet. ‘Er zijn allerlei soorten politie,’ zegt onderzoeker Henk Ferwerda (54) van onderzoeksbureau Beke in Arnhem, dat is gespecialiseerd in politie en misdaad. ‘Bij de wijkagent hoort een communicatief profiel, terwijl een ME’er eerder moet optreden.’

Er is bovendien zichtbare politie en onzichtbare politie. De ene agent is veel op straat en biedt noodhulp, een tweede houdt zich bezig met opsporing van verdachten, een derde zorgt dat op het bureau alles ordelijk verloopt.

Zo’n 40.000 van de 65.000 politiemensen dragen een vuurwapen, een wapenstok en pepperspray aan hun koppelriem. Nederlandse agenten waren altijd goed in deëscalatie: situaties met de mond oplossen en niet met geweld.

Deze aanpak paste naadloos in het anti-autoritaire klimaat vanaf eind jaren zestig. Een agent werd niet eens boos als een provo hem de pet van het hoofd sloeg. Die pet paste ons bovendien allemaal: de agent als burger in uniform. De politie moest midden in de samenleving staan.

Maar het geweld schuwen, doet de politie niet meer. Pepperspray en wapenstok worden jaarlijks vele honderden keren gebruikt. Geschoten heeft de politie in 2014 158 keer.

De Rijksrecherche onderzocht 33 ‘incidenten’ waarbij 31 gewonden vielen en twee doden. Die laatsten stierven overigens niet door politiekogels, maar pleegden volgens het onderzoek zelfmoord. Meer dan de helft van de incidenten betreft schietpartijen bij een aanhouding.

Het Openbaar Ministerie vond in de meeste gevallen dat de agent zijn wapen wel moest gebruiken: noodweer(exces). Wat moet je anders als iemand meteen begint te schieten of een mes trekt? Het oordeel van de rechter wijkt zelden af.

Uitvergroot

De praktijk staat dus in schril contrast met het huidige beeld van de politie op vooral de sociale media. Daarin wordt politiegeweld – ook dat uit het buitenland, zoals de Verenigde Staten – steevast uitvergroot. Wat wel wordt getoond, is hoe een agent klappen uitdeelt of zijn pistool trekt. Maar voor­geschiedenis en context blijven buiten beeld.

Recent beschreef de Rotterdamse motoragent Pieter Kats in zijn blog ‘Verhalen van een politieagent’ waarom hij op de snelweg een vrouw met handboeien aan de vangrail had vastgeketend.

Ze wilde zelfmoord plegen door voor een auto te springen en verzette zich tot twee keer toe fel toen hij haar tegenhield. Dit was voor Kats de enige manier om de vrouw onder controle te krijgen en assistentie in te roepen.

Een passerende automobilist stopte op de vluchtstrook en schold hem de huid vol. Toen de man de volgende dag op het bureau een klacht wilde indienen en de toedracht hoorde, bood hij zijn excuses aan.

Het politiewerk is de afgelopen jaren zwaarder geworden, zegt Edward van der Torre (46), lector Gebiedsgebonden Politie aan de Politieacademie en co-auteur van de invloedrijke studie Veilig Politiewerk (2011).

‘De sociale media maken het niet gemakkelijker. Een robuuste agent die in de jaren negentig een oorvijg uitdeelde, kwam daarmee weg. Het slachtoffer was blij dat hij niet werd opgepakt en de agent hoefde niet een uitvoerig proces- verbaal te schrijven. Nu staan er meteen omstanders te filmen.’

Ook het geweld tegen de politie is toe­genomen. De wijkagent had tot een paar jaar geleden voldoende mensen in de wijk die hem tipten. Nu krijgt hij veel minder steun, zegt Van der Torre. ‘In de Vogelaarwijken wordt hij geconfronteerd met blokvorming. Jongeren laten hun mati niet in de steek.’

In 2011 raakten zo’n 1.300 agenten gewond door geweld van burgers. Dat was bijna vier keer zoveel als in 1978, blijkt uit cijfers van politieonderzoeker Jaap Timmer van de Vrije Universiteit in Amsterdam. De laatste jaren lijkt het geweld tegen de politie weer iets af te nemen.

Burgergeweld

Het meeste burgergeweld wordt gepleegd tijdens aanhoudingen. Door daadkrachtig optreden van agenten wordt verdere escalatie vaak voorkomen. Bij zogeheten heterdaadkracht – zo snel mogelijk uitrukken naar de plaats van het misdrijf – is het risico op geweld ook groter. Bij 95 procent van de aanhoudingen wordt overigens helemaal geen geweld gebruikt.

Burgers deinzen er niet voor terug agenten uit te dagen en in hun werk te hinderen. Het meeste politie­geweld wordt gebruikt tegen dronken uitgaanspubliek, dat vaak ook nog eens stijf staat van de coke. Ook de aanhouding van gestoorde personen gaat vaak niet zonder slag of stoot.

Illegaal wapenbezit – naar schatting tussen de 85.000 en 125.000 vuurwapens – maakt het politiewerk risicovol. Criminelen aarzelen niet met hun kalasjnikovs op agenten te schieten om aan arrestatie te ontkomen. Dat er zoveel zware wapens in omloop zijn, noemt Fijnaut ‘een bloody shame‘.

‘Het onderzoek naar illegaal wapenbezit en wapenhandel is jaren verwaarloosd. Heel goed dat recent die wapendepots zijn opgerold, maar ze zijn ook een klap in het gezicht van de Nederlandse politie.’

Burgers zijn mondiger geworden en laten zich niet de les lezen. Een agent moet zich niets verbeelden. Dat is op zich van alle tijden. Teksten als ‘Heb je niets beters te doen? Ga boeven vangen!’ worden de politie al sinds mensenheugenis toegesnauwd. Maar die agressie is wel breder geworden, en ook vaker fysiek.

In Wat een hufter! Ergernis, lichtgeraaktheid en maatschappelijke verruwing (2010) wees socioloog Bas van Stokkom op de toenemende verhuftering in de samen­leving, vooral ook van de middenklasse.

De ingrijpende reorganisatie doet het werk en de reputatie van de politie geen goed. Per 1 januari 2013 zijn de 25 regiokorpsen samengevoegd tot Nationale Politie met naast een landelijke eenheid tien regionale eenheden. Vooral in kleinere gemeenten wordt sindsdien de afstand gevoeld: feitelijk én emotioneel.

Burgemeesters zien de Nationale Politie niet als ‘onze politie’, zo blijkt uit het in opdracht van de Stichting Maatschappij en Veiligheid verrichte onderzoek Burgemeesters over hun Nationale Politie (2015). Een kwart van de burgemeesters ziet verslechtering in de capaciteit en zichtbaarheid. Ook beschikt de politie over minder kennis en betrokkenheid.

Gebrek aan training

Er lijkt dus sprake te zijn van escalatie. Burgers zijn agressiever tegen de politie, de politie van de weeromstuit agressiever tegen burgers. De nieuwe outfit van de politie is wat dat betreft veelzeggend: die straalt veel meer agressie uit dan voorheen. Cyrille Fijnaut spreekt van ‘een gevechtspak’.

Toenemende angst en onzekerheid bij de politie – wat staat ons te wachten? – spelen in deze hardere houding ongetwijfeld een rol. En dat duidt erop dat de politie niet meer goed uit de voeten kan met de oude aanpak van deëscaleren, en ook niet precies weet hoe het dan wel moet. Hoe kan dat?

Agenten klagen al jaren over gebrek aan training. Formeel is daar 32 uur per jaar voor beschikbaar, inclusief verplichte toetsen. Voor de training van aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden van de gewone agenten is slechts vier tot zes uur per jaar beschikbaar. Dat is ‘niet optimaal’, stelt het onderzoek Politievaardigheden onder stress (2015). Agenten zouden niet alleen vaker moeten trainen, maar ook realistischer.

Het gebrek aan training wordt niet gecompenseerd door ervaring op straat. Naar schatting 60 procent van de agenten gebruikt nooit geweld, bleek uit het onderzoek Hard én Zacht (2005) van emeritus hoogleraar Jan Naeyé. Als ze plotseling geweld moeten gebruiken, gaat het daarom eerder mis. Fijnaut: ‘Voor verreweg de meeste agenten is geweld een levensecht experiment in een split second.’

Te weinig ervaring is gevaarlijk, zegt ook Van der Torre: ‘Iets wat je zelden doet, gaat zelden goed. Tennisser Roger Federer wint als hij plotseling verder moet met een squashracket ook niet een tiebreak.’

Tot een paar jaar geleden was het ook nog eens droevig gesteld met de mentale weerbaarheid. Tussen de 2.700 en 3.800 agenten waren ‘zeker minder weerbaar’, en tussen de 13.550 en de 20.050 ‘waarschijnlijk minder weerbaar’, aldus het onderzoeksrapport De prijs die je betaalt (2011). Sindsdien kregen dertigduizend agenten een ‘mentale-krachttraining’.

Differentiëren

Moet de politie harder of juist zachter? Een simpel antwoord op die vraag bestaat niet. ‘Je moet differentiëren,’ zegt oud-agent en stads- en politiesocioloog Willem van Es (57). ‘Het gaat om de juiste agent op de juiste plek. Op de Zuidas heb je niets aan iemand die de Vogeltjeswet goed in zijn hoofd heeft zitten, maar niets weet van economie. In de ene buurt heb je een vrouw nodig, in de andere een stevige Amsterdammer.’

Preventie is volgens hem altijd beter dan repressie. ‘Zorg dat je aanspreekbaar bent. Uit de auto! Lopen, fietsen, de jeugd aanspreken. Nu rijden agenten 112-meldingen af, maar ze zien niet dat de burger zijn hand opsteekt.’

De dienstverlening is in zijn ogen achteruit gehold. Dat het korps harder wordt, schrijft hij toe aan het feit dat veel agenten overdag werken, terwijl in de avonduren en nacht de meeste incidenten zijn. ‘Met minder mensen en een situatie die je niet kent, neig je eerder naar de inzet van zwaardere middelen.’

Ook is op veel plekken in Nederland minder politie beschikbaar dan voorheen. In zijn eigen straat in Diemen-Noord heeft Van Es al vier maanden geen agent zien lopen of fietsen.

Nederland hecht aan een burgerlij­ke politie die, zelfs als ze militair is ingebed zoals de Koninklijke Marechaussee, burgerlijk optreedt, zegt Fijnaut. ‘Wij zijn een burgerlijke samenleving en dat moet de politie weerspiegelen. In de kern zijn politiemensen burgers zoals wij.’ Daarom heeft hij moeite met het nieuwe uniform: ‘Ik vind het een agressief, vechtlustig pak. On-Nederlands. Het spoort fundamenteel niet met het beeld en het zelfbeeld van de politie.’

De politie moet goed georganiseerd en hoog gespecialiseerd zijn, stelt Fijnaut. ‘In multi-etnische wijken heb je goede wijkagenten nodig. Maar er is ook behoefte aan excellente arrestatie-eenheden en goedgeschoolde rechercheurs. Als je hoge eisen stelt, moet je de politie ook goed honoreren.’ In de slepende cao-discussie staat hij aan de kant van de politiemensen.

Henriquez’ dood had niets te maken met racisme. Wel zou het korps meer een afspiegeling moeten vormen van de samenleving, vindt ook korpschef Gerard Bouman.

Spoor bijster

De politie zelf lijkt het spoor inmiddels bijster: wie zijn wij en wat willen we uitstralen? Tegenover het nieuwe en stoere uniform staat een ander signaal: er komen witte ME­bussen. Alsof de ME bestaat uit verplegers van het Rode Kruis. Twee zielen in één uniform: Rambo én Florence Nightingale.

Fijnaut pleit al langer voor een politietop. ‘Wat voor soort politie willen we? Wat moeten ze kunnen? Met welke mensen, bevoegdheden en middelen?’

Naar verwachting volgende maand komt een commissie met een advies aan VVD­-minister van Veiligheid en Justitie Ard van der Steur voor een nieuwe ambtsinstructie. Wat het advies ook inhoudt, er is meer ­nodig om de ‘wapenwedloop’ tussen burgers en agenten te doorbreken.

De burger moet ook eens in de spiegel kijken. Het ­politiegeweld is vaak een reactie op zijn eigen grote mond en fysieke agressie. Als de burger zich gedraagt, hoeft de politie ook niet hard op te treden en kan het moeilijke situaties zoals vroeger vaker weer met de mond af.

De burger krijgt de politie die hij verdient. Verhuftering in de samenleving leidt tot een hardere politie. En wat de sociale media betreft: maak ook eens opnames van het wangedrag van de medeburger voordat de politie ingrijpt. Dat geeft een eerlijker beeld.

Recente incidenten

Elsevier nummer 32, 8 augustus 2015