Het kabinet-Schoof wankelt zonder meerderheid en draagvlak. In een tijd van crises maakt dat Nederland kwetsbaar voor instabiliteit en onvoorspelbaarheid, schrijft Mark Thiessen.
Het recent ontstane kabinetje-Schoof III wordt geleid door een premier die partijloos is en nog nooit in zijn leven om de kiezersgunst heeft moeten strijden. De partijen die er nog in zitten, rekenen op 31 zetels in de Tweede Kamer. In de peilingen staan ze opgeteld rond de 22 tot 24 zetels.
Waarom kabinet-Schoof III nauwelijks steun heeft
De ene regeringspartij is een traditionele bestuurderspartij, die in rap tempo kiezersgunst aan het verliezen is en waarvan de leider onder grote druk staat. De ander is een one-issue-partij die meer vertrouwen heeft in haar eigen ‘gezond verstand’ dan in feiten of wetenschap.
Dit is Nederland in augustus 2025 en ik vraag me af of er iemand in ons land is die denkt dat dit een verantwoorde situatie is. Het is een situatie die ik graag zo snel mogelijk zie veranderen, want een regering zonder maatschappelijk en politiek draagvlak is geen regering. En een land zonder regering is ontzettend kwetsbaar in deze onzekere tijd.
Wat als een crisis nu toeslaat?
Denk je dat dat wel meevalt, dan neem ik je graag terug naar januari 2020. Stel je voor dat destijds een kabinetscrisis was uitgebroken die ertoe leidde dat CDA en VVD uit het kabinet stapten. D66 en ChristenUnie – 24 zetels – bleven zitten en leverden een partijloze premier om Rutte te vervangen. Vervolgens brak de covidpandemie uit. Had zo’n kabinetje ons door zo’n crisis kunnen loodsen? Of door de bankencrisis van 2008?
Natuurlijk niet. Gelukkig was destijds zo’n scenario onvoorstelbaar. Maar tegenwoordig wordt het onvoorstelbare reeds bij het ontbijt geserveerd in Den Haag en moeten we niet verbaasd zijn als de politieke situatie over een week nog gekker is dan nu. Wat nog meespeelt, is dat de demissionaire periode nog wel een jaar kan duren, aangezien we inmiddels gewend zijn aan lange en onrustige formaties.
Mogelijke uitwegen voor de politieke impasse
Wat moet er dan gebeuren? Dat is zo gemakkelijk nog niet, maar feit is dat ons landsbestuur op deze manier niet verder kan.
Een eerste variant bestaat uit het meteen zoeken van een meerderheid in de Tweede Kamer voor de begroting, nog voordat deze gepubliceerd wordt. Tegelijk kan er parlementaire steun worden gevraagd voor zo lang het kabinet demissionair is, aan een aantal partijen die optellen tot een meerderheid.
De huidige bewindspersonen kunnen dan blijven zitten, wellicht aangevuld met een aantal nieuwe van andere partijen. Denk bijvoorbeeld aan hoe tijdens de covidpandemie zorgminister Martin van Rijn werd ingevlogen, als PvdA-lid in een kabinet waar PvdA geen deel van uitmaakte.
Dit is een praktisch haalbare oplossing, al zullen er grote politieke belangen door elkaar spelen die ervoor zorgen dat partijen die niet in de Schoof-kabinetten zaten niet per se staan te springen om de rotzooi van de overgebleven regeringspartijen op te ruimen.
Het voorstel voor een tussenkabinet
Een andere variant werd dit weekend opgepend door oud-topambtenaar Bernard ter Haar in zijn blog – uitgelicht door Kustaw Bessems op BlueSky. Ter Haar oppert een ‘tussenkabinet’. Een Nederlandse variant van een caretaker government. Een meerderheid van partijen vormt dan een nieuw demissionair kabinet.
In het kabinet nemen ervaren oud-bestuurders plaats die nog één keer zichzelf inzetten om het landsbelang te bewaken. Praktisch gezien is het geen makkelijke opgave om zo’n kabinet te vormen, maar het lijkt mij een verbetering ten opzichte van het kabinetje dat er nu nog zit. En qua draagvlak waarschijnlijk beter dan de eerdere variant.
Verantwoordelijkheid nemen in tijden van crisis
Het is in deze fase nog hardop denken. Maar laten we hopen dat dat denken ook in Den Haag gebeurt. Dat daar even de politieke belangen vergeten worden en het landsbelang herinnerd wordt (wie kent het nog?).
Partijen die niet in de regeringen-Schoof zaten, moeten – in plaats van te strooien met moties van wantrouwen – hun weerzin tijdelijk opzij zetten en in gesprek gaan met de nog zittende partijen VVD en BBB.
Die twee lieten de afgelopen jaren geen mogelijkheid liggen om te verkondigen dat zij verantwoordelijkheid nemen belangrijk vinden. Het is een van hun favoriete mantra’s sinds het begin van dit onzalige experiment.
Nu kunnen ze laten zien dat ze het menen. Om een oplossing te zoeken voor de ontstane situatie, ook als dat betekent dat ze zelf moeten vertrekken. Dat is pas echt verantwoordelijkheid nemen: bereid zijn om – wanneer dat nodig is – jezelf op te offeren voor het grotere doel.