Zomergasten geldt al decennia als het vlaggenschip van de tv-zomer. Maar het VPRO-programma, eens scherp en ontregelend, oogt inmiddels braaf, schrijft Zihni Özdil.
Het is zondagavond. De klok tikt in de richting van half 9. En ik zit klaar voor Zomergasten. Al sinds 1988 is dit programma een baken in de Nederlandse televisiezomer.
Een 3 uur durende duik in de ziel van een gast. Geweven rond zorgvuldig gekozen tv- en filmfragmenten. Dit jaar, 2025, is het rijtje gasten weer indrukwekkend: van wetenschappers tot kunstenaars.
Met als afsluiter de nog te verschijnen schrijver en tv-maker Herman Koch.
De magie van Zomergasten lijkt uitgewerkt
Maar terwijl ik kijk, bekruipt me een gevoel dat ik al tien jaar voel sluimeren: Zomergasten is saai geworden, braaf, slaapverwekkend.
Vroeger – ja, ik weet het, dat woord verraadt al een hang naar nostalgie – was Zomergasten een evenement.
Elke aflevering kon een moment opleveren dat je de volgende dag bij de koffieautomaat besprak. Interviewers waren als terriërs: ze groeven, beten vast en lieten niet los tot je als kijker echt iets meekreeg van de gast. Een glimp van hun diepste gedachten, hun kwetsbaarheid, hun contradicties.
Tegenwoordig voelt het alsof ik naar een zorgvuldig geregisseerde dans kijk. Waarbij niemand op elkaars tenen wil trappen.
Een rattenplaag in de wereldstad
Neem de aflevering van afgelopen zondag. De Zomergast: een politiek zeer ervaren burgemeester van de hoofdstad die de schijnwerpers niet schuwt. Een vrouw die weet hoe ze een podium pakt.
En dat is knap. Maar juist daarom had ik gehoopt op een interviewer die met een vlijmscherpe voorbereiding door de muur van politiek correcte algemeenheden zou breken.
Want Amsterdam, die zelfbenoemde ‘wereldstad’ die zijn 750-jarige bestaan viert, kampt met een gênante crisis. Overal opengebroken vuilnisbakken, straten vol rottend afval en een rattenplaag die middeleeuwse proporties aanneemt.
Dit volksgezondheidsdrama is een beschamende smet op de stad. En wat zegt de burgemeester in Zomergasten daarover?
‘Ik voel het écht altijd. Als ik ’s ochtends door de stad fiets naar mijn werk en er is een vuilnisbak opengetrokken, dan voel ik me verantwoordelijk. Dus het is er altijd.’
Gemiste kans
Het is een meesterzet, deze emotionele draai. Plots is het geen kwestie van falend beleid, maar van een burgemeester die het zo zwaar heeft met haar verantwoordelijkheid.
Een konijn uit de hoge hoed, om de interviewer te ontwapenen. En ik neem haar dat niet kwalijk. Een politicus doet wat een politicus doet. Als ik in haar schoenen stond, had ik misschien ook de gevoelskaart getrokken om lastige vragen te pareren.
Maar het hele punt van Zomergasten was eens dat de interviewer op zo’n moment niet smelt, maar doorpakt: ‘Okay mevrouw de burgemeester, maar wat gaat u dan concreet dóen met dat gevoel van verantwoordelijkheid? Hoe gaat u die rattenplaag en die stinkende chaos aanpakken?’
Dat had ik willen horen. In plaats daarvan keek interviewer Griet Op de Beeck haar aan met een bijna glazige glimlach. Alsof ze zojuist een spirituele openbaring had ontvangen van de Bhagwan.
Durf om te schuren is weg
En nee, dit is geen persoonlijke aanval op de interviewer. Laten we eerlijk zijn: bijna elke Zomergasten-aflevering van de afgelopen jaren verliep zo. De scherpte is eruit. De durf om te schuren, om de gast echt uit te dagen, is verdwenen.
Misschien ligt het niet aan het programma. Misschien past het zich gewoon aan, aan een Nederland waarin niemand meer echt wil worden uitgedaagd. Misschien ligt het aan mij.
En ben ik blijven hangen in een romantisch beeld van een Zomergasten van weleer. Toen het nog voelde alsof de publieke omroep ontregelde, opschudde en kijkers dwong om uit hun comfortzone te stappen.
Kijkers zoeken bevestiging
Ik weet het antwoord niet. Wat ik wel zie, is dat Nederland weer verzuild is geraakt. Mensen lijken veilig in hun eigen bubbel te willen blijven.
Waar ze dingen horen die ze al weten, die hun wereldbeeld strelen in plaats van uitdagen. Misschien heb ik deze nieuwe tijdgeest gewoon gemist.
En toch zet ik voorlopig zondagavond de tv weer aan, hopend op een sprankje van die oude magie. Maar diep van binnen vrees ik dat die tijd, net als die schone straten van Amsterdam, voorgoed voorbij is.