Premier Mark Rutte kreeg iedereen over zich heen toen hij zei dat immigranten zich in de samenleving moeten ‘invechten’. Maar had hij ongelijk? ‘Invechten’ is al lang de praktijk, en niet zonder succes.
Premier Mark Rutte (VVD, 48) bedoelde het nog wel zo goed, toen hij in dagblad Metro sprak over de Haagse vmbo-klas waaraan hij elke donderdag maatschappijleer geeft.
‘Een van de dingen die ik leer, is hoe ingrijpend discriminatie is. Dat het in Nederland nog veel voorkomt en het echt uitmaakt of je Mohammed of Jan heet als je solliciteert. Ik heb daarover nagedacht en ben tot de conclusie gekomen dat ik dit niet kan oplossen. De paradox is dat de oplossing bij Mohammed ligt. Ik kan tegen Nederland zeggen: “Discrimineer aub niet, beoordeel iemand op karakter en kennis.” Maar als het wel gebeurt, heeft Mohammed de keus: afhaken wegens belediging of doorgaan. Nieuwkomers hebben zich altijd moeten aanpassen en altijd te maken gehad met vooroordelen en discriminatie. Je moet je invechten.’
Ruttes woorden werden al gauw geïnterpreteerd als ‘discriminatie los je zelf maar op’. Hij zou volgens critici allochtonen hebben opgeroepen tot assimilatie. Hij had als premier moeten uitdragen dat discriminatie bij wet is verboden.
CNV Jongeren pleitte direct voor een verplichte reactie van werkgevers op een sollicitatie, zodat een jongere weet waarom hij of zij wordt afgewezen.
Vicepremier Lodewijk Asscher (40, PvdA) greep een Kamerdebat over discriminatie aan om te benadrukken dat het kabinet wel degelijk samen met werkgevers in actie wil komen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt: ‘We zullen discriminatie nooit accepteren.’
Hard werken
Hoewel de ‘migrantenjongeren’ op deze pagina’s verschillend tegenover de uitspraak van Rutte staan en soms inderdaad discriminatie ervaren, is ook hun conclusie dat er niets anders op zit dan hard te werken.
1. Beheers de taal feilloos. Ook al stuur je een sollicitatiebrief zonder spelfouten, werkgevers knappen in een gesprek nog altijd af op verbale onjuistheden.
2. Ontplooi jezelf door nevenactiviteiten. Hoe langer je cv met activiteiten, hoe ambitieuzer je overkomt.
3. Werk hard. Niemand kan om een hoge cijferlijst heen.
4. Straal succes en optimisme uit. Iedereen heeft een zwak voor selfmade-verhalen.
5. Netwerk. Nog altijd worden veel banen binnen het eigen netwerk vergeven. Zorg dat je bekend bent in de branche waar je wil werken.
Dat is ook de conclusie van bijvoorbeeld de Marokkaanse broers Yamani (39) en Samad (43) Hitli, die twee maanden geleden The Burgerhouse in Rotterdam openden, waar je voor 8 euro een menu kunt krijgen met een dagverse hamburger en huisgemaakte friet.
Voor de broers Hitli staat ‘invechten’ synoniem aan ondernemen. Yamani: ‘Ik denk dat Rutte gelijk heeft. Hij heeft bewust voor het woord “invechten” gekozen, hij zegt niet “inmasseren”. Als je succes wilt hebben, moet je jezelf bewijzen. Dat geldt in elke samenleving.
‘Als je elke dag ingeslapen op je werk achter je bureau zit en het allemaal wel best vindt, zul je nooit succesvol zijn, ongeacht je achtergrond. Ik denk dat mensen die zichzelf moeten invechten door hun strijdbaarheid en creativiteit juist succesvoller zullen zijn.’
Het idee voor hun restaurant ontstond tijdens een vakantie in Marokko, waar Marokkaanse Nederlanders lang in de rij staan bij fastfoodketens. In Nederland komen ze er echter een stuk minder, omdat de hamburgers hier niet halal zijn. Samad: ‘We zagen een gat in de markt.’
Had Mark Rutte gelijk: moeten immigranten zich ‘invechten’ in de samenleving? Deel uw mening op Facebook >
Uitrollen
Toch staat op de gevel niet uitdrukkelijk dat het om een halal-restaurant gaat en heeft The Burgerhouse een moderne en hippe uitstraling. Samad: ‘De basis van ons concept blijft een lekkere hamburger. We hebben een open karakter en willen een zo breed mogelijk publiek trekken.’
Wegens het directe succes meldden zich binnen twee maanden na opening al de eerste geïnteresseerden om het concept uit te rollen.
Mocht dat gebeuren, dan kunnen zij zich wellicht aansluiten in de rij succesvolle Nederlandse ondernemers met een niet-westerse achtergrond, zoals ondernemer Olcay Gulsen (Koerdisch) van kledingmerk Supertrash, Rattan Chadha (Indiaas) van kledingmerk Mexx en hotelketen citizenM, Atilay Uslu (Turks) van touroperator Corendon en Rahma el Mouden (Marokkaans) van schoonmaakbedrijf MAS Dienstverleners.
Ondanks dergelijke successen hebben jongeren met een niet-westerse achtergrond het wel degelijk zwaar op de arbeidsmarkt. Een kwart van de allochtone jongeren zit werkloos thuis – dat percentage is twee keer zo hoog als bij autochtone jongeren.
Maar uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt ook dat de tweede generatie niet-westerse migranten het relatief goed doet. Ze hebben vaker een betaalde baan dan hun ouders en bieden zich meer aan op de arbeidsmarkt.
Dat komt vooral door het opleidingsniveau. Zo waren in 2013 Turkse en Marokkaanse 25- tot 35-jarigen drie keer zo vaak hoogopgeleid als de 55- tot 65-jarigen uit deze groepen.
Criterium
Toch is er geen eenduidig antwoord op de vraag wat de overheid concreet kan doen om discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Zo is Vicky Amo-Addae (22, half-Ghanees) niet voor een diversiteitsquotum.
‘Ik heb van mijn vader altijd geleerd dat ik extra hard mijn best moet doen. Dan wil je uiteindelijk ook aangenomen worden om wie je bent en wat je kan, en niet omdat een bedrijf aan een bepaald criterium wil voldoen.’
Ook de Turks-Nederlandse Emin Erdogan, geboren en getogen in Rotterdam, ziet daar geen oplossing in. Wel probeert hij met de islamitische stadspartij NIDA bij te houden wie van de ‘niet-westerse’ Rotterdamse jongeren last heeft van discriminatie op de arbeidsmarkt.
Erdogan (24): ‘Veel jongeren hebben het gevoel dat ze hier geen toekomst hebben. Laatst sprak ik een Turkse jongen die als experiment een sollicitatiebrief twee keer had verstuurd: eenmaal onder zijn eigen naam en eenmaal onder een Nederlandse naam.
‘Hij werd onder zijn eigen naam afgewezen en onder de Nederlandse naam wel uitgenodigd, dus hij ging naar het gesprek. Toen kreeg hij van het bedrijf de wind van voren: “Wat jij doet, is niet legitiem, jij rommelt met persoonsgegevens.” Het bedrijf toonde weinig zelfreflectie. Ik vind daarom de uitspraak van Rutte niet slim, bedrijven mogen best op hun verantwoordelijkheden en de heersende vooroordelen worden aangesproken.’
Maar quota? Daar ziet ook hij niks in.
Zouhair Saddiki (28): van vmbo naar universiteit
‘De enige conclusie die ik na alle afwijzingen en tegenslagen kon trekken, was: harder werken. Dat zeg ik ook tegen jongeren die ik soms adviseer. Je kunt wel in een hoekje gaan zitten en mensen van racisme beschuldigen, maar je schiet er niets mee op.
‘Zelf kon ik me als kind niet concentreren, waardoor ik speciaal onderwijs moest volgen. Pas in groep 7 ging ik mijn best doen op school, maar dat kon niet verhinderen dat ik toch naar het praktijkonderwijs ging. Een docent zei tegen me dat ik aan het einde van de tweede klas naar de havo zou kunnen, mits ik voor alle vakken hoger dan een 8,5 zou staan.
‘Dat lukte, maar de schoolcoördinator wilde er niet aan meewerken, omdat hij er niet in geloofde. Dat was een enorme tegenslag.
‘Uiteindelijk kon ik wel vmbo-eindexamen doen en zo doorstromen naar de mbo-opleiding administratie & economie. Daar kwam ik in een klas met allemaal blanke plattelandskinderen die opmerkingen maakten als: ”Marokkanen deugen niet.” Ik ben in mijn tienerjaren tientallen keren afgewezen voor stages en bijbanen, dat maakte me boos.
‘Met alleen vroomheid schiet je niks op, je moet hard werken om iets te bereiken. Ik wilde zo graag aan de slag, dat ik dacht: dan maar “vies werk”. Ik bracht jarenlang ‘s ochtends De Telegraaf rond en werkte na school in de kassen. Mijn vader bracht me. Ook gaf ik als vrijwilliger huiswerkbegeleiding. Toen ik naar het hbo ging, had ik een flink cv opgebouwd waardoor mensen anders naar me gingen kijken.
‘Inmiddels ben ik bijna klaar met de studies economie en filosofie in Rotterdam, ben ik D66-raadslid in de gemeente Gouda en heb ik een jaar bij het Korps Nationale Reserve gediend. Ik ben blij en trots dat Nederland zo ongelooflijk veel kansen en mogelijkheden biedt om jezelf te ontwikkelen. Je moet er toch niet aan denken dat je in een dorp in de bergen van Pakistan wordt geboren?’
Vicky Amo-Addae (22): je moet wel kans krijgen
‘Ik ben in Zevenaar geboren en in Nijmegen opgegroeid. Mijn vader is in 1990 als politiek vluchteling vanuit Ghana gekomen en kwam terecht in AZC Limburg, mijn moeder werkte bij VluchtelingenWerk. Ze gingen uit elkaar toen ik twee was.
‘Mijn vader werkt in de metaalindustrie en heeft er altijd op gehamerd hoeveel kansen Nederland biedt. Hij snapt niet waarom een Nederlandse kennis van hem een uitkering heeft, terwijl ze prima kan werken.
‘Hij wilde graag dat ik zou studeren, al was dat laatste nog wel een strijd. Ik wilde na het vwo graag een hbo-opleiding Applied Science richting moleculaire biologie doen, omdat ik makkelijker leer als ik iets doe of zie. Daar had mijn vader moeite mee, die wilde liever dat ik naar de universiteit zou gaan.
‘Ik rondde mijn hbo-opleiding in drie jaar af en won in 2012 de Brains Award Innovatieprijs voor een gehoortoestel zonder batterijen, dat ik in het kader van mijn studie ontwikkelde.
‘Ik ben een keer door NEC-supporters in Nijmegen van mijn fiets geschopt. Maar ik had zulke leuke vrienden op school dat ik die ervaring niet als representatief beschouw. Ik heb me altijd Nederlands gevoeld en volgens mij word ik ook zo door anderen gezien.
‘Aanvankelijk had ik na mijn afstuderen moeite met het vinden van een baan. Pas toen Mark Rutte de opmerking over “invechten” maakte, dacht ik voor het eerst: zou ik misschien door mijn afkomst geen baan kunnen krijgen? Ik schreef in een ingezonden brief in de Volkskrant dat ik mijn achternaam niet kan veranderen, dat ik me graag wil “invechten”, maar dat ik wel een kans moet krijgen.
‘Gelukkig kwam de baan snel, binnenkort begin ik aan een traineeship. Maar ik sta nog steeds achter die brief, omdat ik tijdens mijn studie heb ervaren dat medestudentes met een hoofddoek door studiegenoten niet als “Nederlanders” werden gezien.’
Maar Emin Erdogan (24) deed toch gymnasium
‘Mijn ouders komen uit Turkije, zelf ben ik een geboren en getogen Rotterdammer. Ik voel me een Turkse-Nederlander, maar dat zie ik niet als iets negatiefs.
‘Ik ben ook geen voorstander van het loslaten van je achtergrond, het is toch handig dat ik een extra taal spreek? Er zijn genoeg mensen die daardoor betekenisvol voor de maatschappij zijn, die bewijzen dat je succesvol Marokkaans-Nederlands of Turks-Nederlands tegelijk kan zijn.
‘Ik doe vrijwilligerswerk bij de Rotterdamse politieke partij NIDA en bij een jongerenorganisatie in Rotterdam-Noord. Op basis daarvan ben ik gevraagd om gebiedscommissielid voor Rotterdam-Noord te worden. Daarnaast ben ik net afgestudeerd als bestuurskundige en op zoek naar een baan. Ik solliciteer vooral op banen waarvan ik denk dat ik in die functie echt iets voor de samenleving kan betekenen.
‘Ik scoorde in groep 8 hoog op de Citotoets, een vwo-score. Maar ik moest op advies van de basisschool eerst naar het havo-vwo om mezelf te bewijzen. Ze wilden met dat advies anticiperen op mogelijke latere schooluitval. Dat raakte me, alsof ik toch wel zou mislukken. Uiteindelijk heb ik eindexamen gymnasium gedaan, al heeft een decaan een keer geopperd dat ik beter af zou zijn op het mbo.
‘Hij had niet het idee dat ik het gymnasium zou afmaken, ook al haalde ik hogere cijfers. “Ga jij maar mbo doen, dan heb je straks tenminste een diploma,” was het idee. Ook in het jongerenwerk zie ik veel talent en intelligentie bij jongeren, maar de motivatie ontbreekt vaak. Het is jammer dat ze het idee hebben dat ze minder kunnen dan ze in huis hebben.
‘Ik heb wel eens bij een sollicitatie het vermoeden gehad dat ik werd gediscrimineerd, maar hard bewijs heb ik niet. Ik wil ook niet van het negatieve uitgaan. Van mijn vader heb ik geleerd om optimistisch te zijn. Bij een tegenslag zegt hij: “Het geeft niet, er komt iets beters op je pad.” Ik hoop ooit zelf zo’n motiverende en inspirerende vader te kunnen zijn.’
Sahin Yildirim (27): schreef een boek over migratie
‘Ik behoor tot de tweede generatie Turkse migranten. Om me heen zie ik veel succesvolle Marokkaanse en Turkse studenten die verandering willen tonen.
‘Zelf heb ik nog nooit hoeven te solliciteren, ik heb altijd vrijwilligerswerk gedaan en vorig jaar heb ik het boek 50 jaar, 50 verhalen gepubliceerd over de geschiedenis van Turkse arbeidsmigratie. Wegens die activiteiten word ik vaak gevraagd. Momenteel ben ik projectleider bij Atlas Cultureel Centrum en rond ik de master beleid, communicatie en organisatie af.
‘Als Nederlanders aan migrantenkinderen denken, hebben ze vaak nog een beeld in hun hoofd van de eerste generatie migranten die nu met pensioen zijn. Van hen werd altijd gedacht dat ze terug zouden gaan en dus hebben ze de taal nooit geleerd. De Turkse migranten van de eerste generatie waren laagopgeleid, vaak analfabeet, en voor het eerst buiten Turkije.
‘Ze gingen uit van een tijdelijk verblijf. Wat dat betreft, hebben hun kinderen het heel goed gedaan; kijk naar iemand als voormalig staatssecretaris Nebahat Albayrak (PvdA) die carrière heeft gemaakt door hard te werken.
‘Nederland zou meer mogen kijken naar de huidige generatie migrantenkinderen, al denk ik dat we binnen tien jaar alleen nog maar over “Nederlanders” zullen spreken. Het is jammer dat sommigen een master hebben en geen baan kunnen vinden. De voorkeur van Nederlandse werkgevers gaat helaas nog steeds eerder uit naar Hans dan naar Achmed, ongeacht de kwaliteit en werkervaring.
‘Het is ook jammer dat de overheid pas in 2004 met een inburgeringscursus voor migranten begon. Als ze in de jaren zestig meer eisen aan migranten had gesteld en taallessen had aangeboden, dan was de Turkse gemeenschap qua integratie nu veel verder geweest. Ondanks dat vind ik dat de Turkse gemeenschap goed participeert in de samenleving.’
Laamia Elyounoussi (34) regelde het zelf wel
‘Ik ben vijf jaar geleden begonnen met mijn schoonmaakbedrijf Schone Zaak; inmiddels heb ik 42 mensen in dienst. Iedereen die hier werkt, krijgt een contract voor drie jaar, een taalcursus en meestal een mbo-opleiding. Voor wie wil, kan ik daarna een baan buiten de schoonmaak regelen.
‘Niet iedereen heeft daar behoefte aan, sommigen willen liever meer werken dan onderwijs volgen. Maar het is natuurlijk wel belangrijk dat je de taal leert spreken.
‘Bij het aannemen van de eerste werknemer heb ik nog overwogen subsidie aan te vragen, maar het was zo’n gedoe dat ik dacht: laat maar, ik bekostig en regel het zelf wel. Je kunt best maatschappelijk verantwoord ondernemen én tegelijkertijd winst maken.
‘Ik ben in Amsterdam geboren, maar bij mijn opa en oma in Marokko opgegroeid. Op mijn veertiende kwam ik terug naar Nederland, maar ik sprak de taal niet. Toen ik op mijn negentiende ging solliciteren, werd dat ook door een werkgever tegen me gezegd.
‘Destijds vond ik hem een ongelofelijke racist, tegenwoordig is hij een van mijn beste vrienden. Hij had gelijk. Ik heb twee jaar lang vier uur per dag heel intensief Nederlands gevolgd.
‘Ik heb diverse banen gehad, onder meer in de makelaardij. Maar nadat ik bij mijn tante in het schoonmaakbedrijf in Amsterdam had gewerkt, wist ik dat ik ook die kant op wilde. Om haar niet in de weg te zitten, ben ik in Rotterdam begonnen. De eerste jaren bezocht ik vier keer per week netwerkbijeenkomsten, volgens mij ken ik zo’n beetje het hele Rotterdamse zakenleven nu.
‘Ook ging ik actief langs bedrijven om nieuwe klanten te vinden. Juist omdat ik in crisistijd begon, stonden bedrijven open voor nieuwe en goedkopere offertes.
‘Ik kan niet meer al mijn werknemers begeleiden, dat vind ik weleens jammer. Aan de andere kant: ik wil zo veel mogelijk mensen een kans geven verder te komen. Net zoals iemand mij ooit een kans gaf.’
Elsevier nummer 18, 2 mei 2015