10 miljard pensioengeld verdampt door hogere rente

25 oktober 2017Leestijd: 4 minuten
Vermogensrendementsheffing treft spaarders. Foto: ANP

Pensioenfondsen meldden vorige week goed nieuws: hun financiële gezondheid was verbeterd. Wat zij niet vertelden, is dat hun kip met de gouden eieren in 2017 is weggevlogen. Sterker: door de opkrabbelende rente stapelen de miljardenverliezen zich op.

Veel pensioenfondsen presenteerden vorige week stijgende dekkingsgraden over het derde kwartaal van 2017. Het grootste fonds, ambtenarenfonds ABP, heeft een beleidsdekkingsgraad van 99,3 procent. Voor iedere euro aan pensioen die is toegezegd, zit er nu ruim 99 cent in kas. Dat klinkt niet spectaculair, maar is een stuk beter dan een jaar eerder.

Gratis geld

NIEUW!

Meld u hier gratis aan voor de Elsevier Weekblad Belasting Update, de wekelijkse nieuwsbrief met het laatste fiscale nieuws, analyses, achtergronden en commentaren. Elke vrijdag in uw postvak.

Ook andere pensioenfondsen doen het beter. Dat komt doordat de rente is opgekrabbeld. U merkt het waarschijnlijk niet aan uw nog altijd dalende spaarrente, maar de Nederlandse schatkist merkt het wel degelijk. Nederland kon vorig jaar even geld lenen voor een periode van tien jaar, en daar zelfs geld op toe krijgen. Inmiddels moet er weer ‘gewoon’ rente worden betaald voor zo’n lening: 0,5 procent.

Die rentestijging doet wonderen voor de dekkingsgraden van pensioenfondsen. Pensioenfondsen moeten namelijk berekenen wat alle beloften die zij hebben gedaan, nu waard zijn: de pensioenverplichting. Dat gebeurt aan de hand van een zogeheten rekenrente. Hoe lager de rente, hoe hoger die verplichting.

Rekenrente

Door de lage rente waren de verplichtingen hoog. Om problemen te voorkomen, moesten de fondsen zuinig aan doen: een verhoging van de pensioenen zit er daarom al jarenlang niet in. Nu de rente stijgt, stijgt ook de rekenrente en hoeft er minder geld in kas te zitten.

Zo moesten alle pensioenfondsen tezamen in het tweede kwartaal van vorig jaar nog 1.313 miljard euro vermogen hebben, om de pensioenverplichtingen te dekken. Dit jaar was dat in het tweede kwartaal ‘slechts’ 1.219 miljard euro. Daardoor ziet de financiële positie van de pensioenfondsen er nu een stuk gunstiger uit.

Keerzijde lage rente

Maar er zit ook een keerzijde aan de gestegen rente. Pensioenfondsen verliezen er miljarden euro’s door. Een flink deel van het rendement dat pensioenfondsen de afgelopen jaren hebben gemaakt, komt juist door die dalende rente. Dat werkt zo: obligaties geven rente. En als de rente daalt, worden oude obligaties met een hogere rente meer waard.

Daardoor haalde het ABP vorig jaar een rendement op haar obligatieportefeuille van 5,5 procent. Pensioenfondsen voor metaal en techniek PME en PMT, die veel meer van hun geld in obligaties beleggen (bijna de helft), claimden vorig jaar zelfs een rendement van respectievelijk 10 en 11,5 procent op hun obligaties en aanverwante producten.

Vervlogen tijden

Maar nu is de trend van de dalende rente gekeerd. Wat zijn de gevolgen?

Het ABP leed in de eerste negen maanden van 2017 1,5 miljard euro verlies op haar obligaties. Daar komt nog een verlies van 2,4 miljard euro aan zogeheten rente- en inflatiehedges bij op. Dat zijn producten, zogeheten derivaten, die moeten beschermen tegen een dalende rente, maar verlies opleveren als de rente of de inflatie stijgt. Door de stijgende rente leidt ABP in totaal een verlies van 3,9 miljard euro.

Ter vergelijking: vorig jaar rond dezelfde tijd stond het ABP op deze beleggingen juist 11 miljard euro in de plus. Maar die kip met de gouden eieren is in 2017 dus gevlogen. Dat het ABP onder de streep nog steeds winst maakt op haar beleggingen, komt omdat de aandelenmarkten flink stijgen.

Papieren winst

De winsten en verliezen op obligaties zijn overigens grotendeels een ‘papieren’ winst. Zolang een pensioenfonds zijn obligaties houdt en niet verkoopt, verandert er weinig. Een obligatie die 4 procent rente geeft, blijft 4 procent rente geven, of de koers nu stijgt of niet. Alleen wie tussentijds verkoopt, kan de papieren winst (of verlies) verzilveren.

Toch zijn de papieren winsten en verliezen relevant. Pensioenfondsen hebben jarenlang goede cijfers gepresenteerd aan de buitenwereld, door de papieren winst op obligaties mee te rekenen. Het ABP bijvoorbeeld, claimt een rendement van 7 procent per jaar, over de afgelopen 20 jaar. Een deel van het vermogen dat pensioenfondsen zeggen te hebben, bestaat dan ook uit papieren obligatiewinsten. En wie in goede tijden papieren winsten meetelt, moet in slechte tijden ook de papieren verliezen melden.

Pensioengeld verdampt

De vier grootste pensioenfondsen van Nederland (ABP, zorgfonds PFZW, PMT en PME), melden allemaal verliezen op hun obligaties in de eerste negen maanden van dit jaar. Zij melden de verliezen niet altijd in miljarden euro’s, maar vaak in percentages. Als die worden omgerekend in euro’s, gaat het om grofweg 10 miljard euro aan pensioengeld dat is verdampt.

Verliezen horen er natuurlijk bij op de beurs (het ABP verloor op het hoogtepunt van de kredietcrisis in 2008 maar liefst 20 procent). Maar het toont wel aan dat áls de rente opkrabbelt of stabiel blijft, pensioenfondsen geen hoge rendementen meer kunnen maken op hun obligaties, zoals de afgelopen jaren.

Goed en slecht

Aangezien veel pensioenfondsen ruim een derde, tot bijna de helft van hun vermogen daarin beleggen, betekent dat ook een knauw voor de totale rendementen. Het wordt moeilijker om net als in het verleden flinke rendementen te halen op de nationale pensioenpot van 1.386 miljard euro, als een flink deel van diezelfde pot niet rendeert.