Dudoks invloed goed zichtbaar in modernistische Villa Cavrois

13 augustus 2015Leestijd: 4 minuten
'Jean-Luc Paillé / Centre des monuments nationaux'

Restauratie van Franse Villa Cavrois uit 1932 duurde jaren. Her­opend is de invloed van Dudok duidelijk waarneembaar.

Het was een stikdonkere nacht, het tijdstip waarop alleen gespuis buiten is. Toch zoefde er een chique limousine door de verlaten Hilversumse lanen, een Hispano-Suiza, met een geüniformeerde chauffeur aan het stuur en een keurige heer in driedelig pak met gleufhoed achterin.

De auto stopte voor het raadhuis en Robert Mallet-Stevens (1886-1945) stapte uit, gewapend met beitel en hamer. In het holst van de nacht droeg het geluid van zijn gehamer ver. Toch lukte het hem onopgemerkt een baksteen los te bikken. Tevreden keerde hij terug naar de auto, knikte naar de chauffeur en even statig als hij was gekomen, reed de Hispano-Suiza weer weg.

Daags daarvoor had Mallet-Stevens, een beroemde avant-gardistische Frans-Belgische architect, het raadhuis al bezocht, samen met zijn voornaamste cliënt, de steenrijke Belgische industrieel Paul Cavrois.

Ze waren op zoek naar inspiratie voor een nieuw te bouwen villa, maakten een tour langs bouwwerken van onder anderen Le Corbusier en Gerrit Rietveld, maar vonden in het Hilversumse meesterwerk van architect Willem Dudok (1884-1974) hun grootste voorbeeld. Zo moest het nieuwe huis voor het gezin Cavrois eruit gaan zien: strak van lijn, met veel ruimte en licht en voorzien van de modernste snufjes.

Ligstoelen

Het was de tijd waarin frisse lucht, sport en hygiëne de mots du jour waren, dus schetste Mallet-Stevens enorme raampartijen met schuifpuien op het zuiden, met overal terrassen en een 27 meter lang zwembad, want zwemmen was een werkwoord, bedoeld om lijf en leden gezond te houden, en niet om languissant op ligstoelen omheen te hangen.

De bouw duurde drie jaar (1929-1932) en zou niet alleen het belangrijkste bouwwerk worden van de architect, maar tevens een mijlpaal in de geschiedenis van de modernistische architectuur. Plus een heus Gesamtkunstwerk, want niet alleen het gebouw, maar ook alles daarin – van deurknop tot vloerkleed – was getekend door Mallet-Stevens.

Op 5 juli 1932 werd de opening gevierd, tegelijk met het huwelijksfeest van Cavrois’ dochter Geneviève. Het geluk was echter van korte duur. Door de strategische ligging (op een heuvel met een tuin van 50 hectare) en de grootte (bijna 2.000 vierkante meter woonoppervlak) werd het in 1940 geconfisqueerd door de Duitsers, die er tweehonderd soldaten onderbrachten.

Na de oorlog nam de familie er opnieuw haar intrek, maar na de dood van Pauls weduwe in 1985 werd het meubilair geveild en de villa verkocht aan een projectontwikkelaar die het wilde afbreken. Een actiegroep met beroemde architecten als Renzo Piano en Sir Norman Foster in het bestuur, zorgde ervoor dat de villa op de monumentenlijst kwam en dus niet kon worden gesloopt.

De strijd over het lot van de villa zou tot 2001 duren, toen de Franse staat de villa kocht. Deze was intussen totaal verwoest door vandalisme, krakers en plundering door de getergde projectontwikkelaar. De restauratie duurde – ondanks een leger van 200 werklui – veertien jaar en kostte ruim 23 miljoen euro. Op 12 juni 2015 ging het eindelijk open voor het publiek.

De villa is adembenemend. Aangezien Mallet-Stevens in zijn tijd ook veel film­decors heeft ontworpen, was gevoel voor drama en effect hem niet vreemd. De oprijlaan staat dan ook expres schuin op het huis, waardoor het op de eerste aanblik perspectivisch nog veel langer lijkt dan de toch al enorme 60 meter gevellengte.

Binnen en buiten regeert de horizontale lijn, waardoor alles optisch andermaal wordt vergroot. Elk vertrek is opgebouwd uit een andere exotische hout- en marmersoort, de wanden zijn fris mintgroen geschilderd, het daglicht valt overal riant binnen, niet zelden dubbel want gereflecteerd in enorme spiegels.

Het is minimalistisch en strak (‘Men behoeft rechte hoeken,’ was Mallet-Stevens’ meest gevleugelde uitspraak), met louter gladde oppervlakten zonder tierlantijnen, waardoor alles eenvoudig en vooral hygiënisch schoon te houden was (een modernistische must, na alle geslotenheid van de voorafgaande klassieke bouwstijl).

De kinderkamers (zeven stuks met elk een eigen bad- en kindermeisjeskamer) zijn ingericht à la De Stijl, de Nederlandse kunstbeweging waartoe ook Rietveld behoorde.

Centrale verwarming, luchtcirculatie, indirecte verlichting, telefoon, draadloze intercom, centrale radio, goederen- en personenliften, ingebouwde klokken, alles was er. De 70 meter lange pool in de tuin, recht voor het huis, was er uitsluitend om het zonlicht nog eens extra te spiegelen.

Testamentair legde de in 1945 gestorven Mallet-Stevens vast dat al zijn archieven moesten worden vernietigd. Wat helaas ook geschiedde. Veel meer dan de aantekening dat de Villa Cavrois een ‘op het zuiden ge­oriënteerde woonstee voor een grote familie moet worden met goed wasbare oppervlakten, alle mogelijke comfort en gemaakt van simpele materialen die zo economisch mogelijk moeten worden aangelegd’, is er niet overgebleven.

Ook is niet bekend wat Dudok vond van de gestolen baksteen, noch van de wel zeer grote gelijkenis van beide gebouwen.

Elsevier nummer 34, 22 augustus 2015