Je haalt het thuisland niet zomaar uit een immigrant

27 december 2014Leestijd: 5 minuten

Het is naïef om van een immigrant te verwachten dat hij zijn thuiscultuur zomaar even inruilt voor een nieuwe. Maar wat ook niet helpt is wanneer een overheid hier verschillende signalen over geeft.

Wie reist, neemt zichzelf mee, wie verhuist ook. Wel heeft de ene verhuizer de ambitie op te gaan in zijn nieuwe omgeving, terwijl de andere juist wenst vast te houden aan waar hij eerder al veel waarde aan hechtte.

Aanpassen

Wie alleen is, of met weinigen, heeft veelal geen andere keus dan op te gaan in de nieuwe omgeving – al was het maar uit economische noodzaak. Wie met meer is, of zelfs met velen, heeft veel meer mogelijkheden om zijn oude leven voort te zetten in zijn nieuwe omgeving. De noodzaak om te assimileren, is bovendien een stuk minder in een verzorgingsstaat, waar de economische noodzaak tot aanpassing ontbreekt.

Nederlanders hebben van zichzelf doorgaans het idee dat ze snel opgaan in buitenlanden. Inderdaad zijn er Nederlanders die zich al na een paar maanden New York Nederlands met een Amerikaans accent hebben aangemeten. Maar Nederlanders die in de negentiende en twintigste eeuw in wat grotere concentraties op het Amerikaanse platteland terechtkwamen, behielden juist hun gewoonten, hun kerken en aanvankelijk ook hun taal.

Immigratieland

De afgelopen halve eeuw werd Nederland zelf een immigratieland. Wie uit de voormalige koloniën kwam, werd – op de Molukkers na – verondersteld zich aan te passen. Voor wie niet uit voormalig Nederlands gebied kwam, gold een ander regime. Gastarbeiders werden geacht zich niet aan te passen en dat bleef zo, ook toen hun vrouwen, kinderen en de partners van die kinderen overkwamen. Het werd op prijs gesteld als ze werkten en studeerden, maar ze dienden hun identiteit te behouden. Gaandeweg werden er eisen gesteld aan ‘inburgering’, maar als voormalige gastarbeiders of asielzoekers een Nederlands paspoort wensten, werd dat soepel verstrekt – ook als ze hun oude nationaliteit wensten te behouden of daar niet onderuit konden.

In de kijk van de overheid op de gastarbeiders en hun nazaten was het aanvankelijk ook volkomen vanzelfsprekend dat het herkomstland zich met de nieuwe Nederlandse ingezetenen bemoeide. Met zowel Turkije als Marokko sloot Nederland verdragen over de hoofden van de immigranten heen. Die landen konden hun diaspora koesteren en controleren en zo ook bevorderen dat de gestage geldstroom vanuit Nederland niet werd verstoord.

Derde fase

Na de eerste fase (behoud van eigen cultuur) en de tweede fase (inburgering) zijn we nu in de derde fase beland: de herkomstlanden moeten zich niet meer met hun emigranten bemoeien, al helemaal niet als dat ‘culturele integratie’ en omarming van Nederlandse ‘kernwaarden’ in de weg staat. Oriëntatie op het herkomstland wordt nu als een obstakel gezien.

Allochtonen die voor etnische groepsbelangen opkomen, lopen nu op tegen selectieve verontwaardiging over ‘cliëntelisme’, terwijl ze niets anders doen dan wat de overheid tot voor kort aanmoedigde. Tegelijk zijn herkomstlanden steeds assertiever bij het onder controle houden van ‘hun’ onderdanen, ook al wonen die in een ander land. Turkije en Marokko hebben daar zowel nationalistische, religieuze als economische redenen voor.

Turkije en Marokko

Turkije is uitzonderlijk nationalistisch, getekend door de krenkende teloorgang van het Ottomaanse Rijk. Sinds Recep Tayyip Erdogan er in 2002 de baas werd, mengt Turkije nationalisme bovendien met islamisme. Voor Marokko geldt dat laatste minder nadrukkelijk, maar was het toch altijd al vanzelfsprekend. Niet voor niets is de Koning daar het hoofd van de islamitische kerk.

Minister van Integratie Lodewijk Asscher (PvdA) wekt nu de indruk dat de ‘culturele integratie’ van Turken in Nederland zoals hij die graag ziet, wordt belemmerd door Turkije. Daarbij gaat hij er al te lichtzinnig aan voorbij dat veel Nederlandse Turken Asschers integratie ook helemaal niet willen en zich geruggesteund voelen door het Turkije van Erdogan.

Transnationalisme

Mensen kunnen uit hun land verhuizen, maar dat wil niet zeggen dat ze ook andere mensen willen worden. Dat lukt makkelijk als dat nieuwe land niet per se de definitieve bestemming is, je eenvoudig en voor weinig geld terug kunt naar het herkomstland en televisie en internet het mogelijk maken om permanent contact te houden met herkomstland en diaspora.

Turkse en Marokkaanse ouderen, als waren zij Nederlandse ouderen die hun tijd deels aan de Spaanse Costa doorbrengen, wonen slechts parttime in Nederland. Turkse jongeren werken een tijdje in Turkije en dan weer in Nederland. Ze leven in een transnationale wereld en kiezen ook naar believen voor het beste van twee werelden.

Over de grenzen heen

Landverhuizers maken zelf wel uit, al gaat dat zelden pijnloos, in welke mate ze deel willen uitmaken van welk land. Natiestaten regeren intussen over hun grenzen heen, door emigranten als hun onderdanen te blijven zien. Politieke en religieuze organisaties uit de herkomstlanden doen hetzelfde. Een land als Eritrea legt Eritrese onderdanen in Nederland belasting op, zoals de Koerdische beweging PKK dat tot voor kort deed bij Nederlandse Koerden.

Aanhangers van Milli Görüs in Nederland sponsorden de politieke carrière van de Turkse president Erdogan. Etnische en religieuze conflicten in het Midden-Oosten leiden tot conflicten in Nederland. Natiestaat Nederland heeft maar te slikken dat een deel van zijn burgers transnationalen zijn: deeltijdburgers, passanten, mensen die hier met hun fysiek zijn, maar met hun hoofd ook elders.

Andere kijk op de wereld

Bij transnationalen kan de kijk op de wereld sterk afwijken van die van Nederland. Er zijn Nederlandse staatsburgers die willen dat

Nederland aan hun herkomstland Suriname wegens de slavernij herstelbetalingen doet. Een van hun voorbeelden is de Jamaicaanse activist Verene Shepherd, die ook Zwarte Piet tot racistisch icoon verklaarde en hem aan de slavernij in de Cariben wist te verbinden.

Nederlands-Surinaamse actievoerders hebben de ‘Amerikaanse’ slavernijperceptie van mensen als Shepherd geïnternaliseerd en passen Caribische opvattingen toe op het gewenste Nederlandse binnen- en buitenlandse beleid. Dat was te voorzien. Zoals in een traditioneel immigratieland als de Verenigde Staten etnische groepen het binnen- en buitenlandse beleid beïnvloeden, zo is dat logischerwijs ook in het jonge immigratieland Nederland het geval.

Nederlandse Molukkers voeren al sinds de jaren zestig actie, deels terroristisch, om het Nederlandse binnen- en buitenlandse beleid van zowel Nederland als Indonesië rond Molukkers en Ambon bij te sturen. Ze hadden daarmee bij gelegenheid succes. Dat zou nog als postkoloniale stress kunnen worden getypeerd. Maar ook Nederlands-Koerdische actievoerders proberen al tientallen jaren Nederland te betrekken bij de Turks-Koerdische controverse.

Naïef

Zo gaat dat met immigratielanden. Het is naïef te denken dat als je mensen uit andere landen haalt, dat ze dan hun waarden, normen en loyaliteiten voetstoots of zelfs maar na verloop van tijd opgeven. Wat ook niet helpt, is als het ontvangende land, Nederland, sterk wisselende signalen afgeeft. Eerst wordt assimilatie of zelfs integratie afgewezen of althans onnodig gevonden, terwijl vervolgens plotseling het omgekeerde als de nieuwe norm geldt.

En ja, wie van mening is dat Nederland een ‘open samenleving’ is of hoort te zijn, roept het zelf over zich af dat ook minder open krachten een kansje wagen om zich meester te maken van die samenleving.