Waar is Europa in de stikstofcrisis?

27 juni 2022Leestijd: 3 minuten
Nieuwe boerenacties tegen stikstofbeleid. Foto: ANP

Jarenlang hebben we gehoord dat het milieu een Europese zaak is en ook het landbouwbeleid van de afgelopen decennia volgde in hoge mate de Europese lijn. Waarom is het uitkopen van de boeren in het kader van de stikstofcrisis dan ineens een nationale zaak, vraagt Constanteyn Roelofs zich af.

Het is maar lastig om een beetje grip te krijgen op de rap ontsporende stikstofcrisis. Neem nou het feit dat dit milieuprobleem wordt geframed als een nationale zaak met een nationale oplossing: wij gaan als Nederlandse regering de boeren uitkopen om ons overschot aan stikstofuitstoot op te lossen. Dat is wonderlijk om twee redenen.

Wekelijks verkent historicus Constanteyn Roelofs (1989) de tragikomische tegenstrijdigheden in economie en maatschappij.

Ten eerste hebben we juist al jaren gehoord van de Verstandige Mensen dat milieuproblemen per definitie grensoverstijgend zijn en dat we daarom een groot deel van onze nationale soevereiniteit moeten opgeven om die problemen in internationaal verband op te lossen – qua stikstofaanpak doen alleen de Vlamingen mee.

Ten tweede wordt zo de schijn gewekt dat ons landbouwbeleid los te zien is van Europa en dat is op z’n zachtst gezegd misleidend.

Landbouw is in z’n geheel gevormd door Europese ontwikkelingen

De Europese Unie is namelijk vrij goed te typeren als een landbouwunie: meer dan de helft van het budget gaat naar het gemeenschappelijke landbouwbeleid en veel van de structuren van de Unie zijn ontstaan uit de wensen en de noden van het landbouwbeleid. De mechanisatie en schaalvergroting van de landbouw zijn niet los te zien van het Europese ideaal van het garanderen van voedselzekerheid na de oorlog, noch van allerlei ander grut zoals de bescherming van streekproducten of universele regels voor voedselveiligheid.

De balans van dit beleid is niet eens zo slecht: honger is het continent uit en in de draai naar massaproductie zijn de kleinschaliger streekdelicatessen van de Oude Wereld afdoende beschermd. Wij hebben als Nederland jarenlang voorgelopen met deze ontwikkelingen en het is onmiskenbaar dat de landbouw (en dus de bijeffecten zoals de stikstofuitstoot) in z’n geheel gevormd is door Europese ontwikkelingen.

De boer als belangrijkste uitvoerder van de Europese gedachte

Ook is de agrarische sector ‘Europa in actie’. Door de interne vrijhandel kunnen wij onze komkommers en koteletten kwijt door heel Europa en om het motortje aan de gang te houden, komen er door het vrij verkeer van personen allerlei Europeanen hier naartoe om een goede boterham te verdienen. De tuinbouw zou stilstaan zonder Europese arbeidsmigratie en de hele logistieke keten drijft ook op gast- en seizoensarbeiders. Daar gaat ook een grappige ironie schuil: voor Randstedelingen is Europa vooral een idee, voor boeren is Europa de praktijk. Want wie is er nou Europeser: de D66’er in zijn Amsterdamse bubbel die zijn handjes stukklapt op het D66-congres als Sigrid Kaag roept dat ze het stikstofprobleem keihard gaat aanpakken, of de boer met Polen en Portugezen op zijn land die door heel Europa zijn producten verkoopt?

Je zou dus eigenlijk denken dat de links-liberale randstedelijke klasse juist de boer zou moeten koesteren als de belangrijkste uitvoerder van de Europese gedachte, maar het tegendeel is waar.

Europese context is noodzakelijk

Nu is er natuurlijk best een goede discussie over de toekomst van de landbouw in Nederland te voeren, over de wenselijkheid van de intensieve veehouderij bijvoorbeeld, of de gevolgen van de arbeidsmigratie en de kwetsbare positie van arbeidsmigranten. De tovenaar in het Torentje voelt echter met zijn fijnzinnige politieke kompas aan dat de politieke wind naar euroscepsis draait, dus kiest hij ervoor om het stikstofprobleem en de toekomst van de boer niet aan Europa te linken.

Dat is jammer en zonde, want een open en eerlijk debat voeren over de toekomst van de landbouw in Nederland kan eenvoudigweg niet zonder de Europese context erbij te betrekken.