Begripsinflatie: tegenwoordig zijn veel mensen al gauw ‘top’

03 oktober 2021Leestijd: 4 minuten
Sigrid Kaag treedt terug als minister van Buitenlandse Zaken. Foto: ANP

De begripsinflatie teistert onze taal en samenleving. Iedereen is tegenwoordig al snel ‘top’ in wat diegene doet. Het is een kwestie van een uitgekiende pr-strategie, want vaak vallen de vermeende topprestaties behoorlijk tegen, schrijft Philip van Tijn.

Een paar weken geleden schreef ik over toen nog minister Sigrid Kaag: de topdiplomaat in de porseleinkast. Onder de vele reacties van lezers waren enkele die het begrip ‘topdiplomaat’ nogal overdreven vonden. Onder hen ook een lezer wie het frequente gebruik van het begrip ‘top’ al enige tijd erg stoort en die daarvan enkele voorbeelden noemde. ‘Wij leven in een topsamenleving,’ schreef hij niet zonder cynisme. In het voorbijgaan brak hij ook nog de staf over het veelvuldig gebruik van het begrip ‘hoogbegaafden’.

Philip van Tijn is bestuurder, toezichthouder en adviseur. Hij schrijft wekelijks een blog over de actualiteit.

Het enige smetje op zijn reactie was dat hij niet had begrepen dat ik het begrip ‘topdiplomaat’ ook niet zonder ironie had gebezigd – maar misschien heb ik juist zíjn dubbele bodem gemist.

Overigens heb ik het begrip ‘topdiplomaat’ in relatie tot mevrouw Kaag niet uit mijn duim gezogen. Vanaf het moment dat zij in de vaderlandse politiek is neergedaald, werd dit begrip veelvuldig over haar uitgesproken of geschreven. Nooit werd er bij verteld waarom dat begrip werd gehanteerd; men sprak elkaar domweg na.

Soms is meetbaar wie ‘top’ mag heten

Als je Roger Federer een toptennisser noemt of Magnus Carlsen een topschaker, dan is dat ergens op gestoeld. Federer heeft het recordaantal van twintig grand slams op zijn naam, won Wimbledon op zijn 22ste en hoort op zijn 40ste, afgezien van blessures, nog steeds tot de wereldtop. En Carlsen is al acht jaar wereldkampioen; hij werd dat op zijn 23ste en hij heeft intussen vier maal zijn titel met succes verdedigd.

Over de toppers bij voetbal zijn we het vast ook in grote trekken eens. Vandaag de dag zijn dat Messi, Ronaldo en Neymar en in het verleden horen in elk geval Pele, Cruijff en Maradona erbij.

In de sport zijn prestaties meetbaar, ook al is dat bij teamsporten soms niet eenvoudig. Ook in de wetenschap is dat zo: de top in de natuurwetenschappen, medicijnen (en literatuur) heeft ooit de Nobelprijs gewonnen – ook al hebben sommigen deze ten onrechte gekregen en anderen juist ten onrechte niet. En in de wetenschappen waarin geen Nobelprijzen worden toegekend, zijn er weer andere ereprijzen.

Wie ‘top’ wil zijn, moet vooral aan zijn pr werken

Deze voorbeelden zijn niet uitputtend. Er zijn meer beroepsgroepen waar enig meetbaar criterium bestaat, maar toch ontbreekt dat bij de meeste beroepen.
Ik zat ooit met iemand in een bestuur, die ik een met alle winden meewaaiend onbenul vond (wel professor). Ik zei dat tegen een bekende, die zelf hoog aangeschreven stond (ook bij hem wist ik het Waarom niet) en die reageerde als door een adder gebeten: ‘Maar hij is de absolute top in zijn vakgebied.’ Waarop ik vroeg hoe hij, die niets van dat vakgebied wist, dat kon weten. Ja, dat wordt alom gezegd, was ongeveer het antwoord. Voor mij betekende dat eerder dat degene om wie het ging zijn pr goed voor elkaar had, dan dat hij een kei op zijn vakgebied was.

En dan zijn er nog ontelbare andere toppers. Zo is meetbaar, dus onweerlegbaar de Mont Blanc de hoogste top van Europa (4.808 meter) en de Mount Everest de hoogste top van de wereld (8.848 meter). En het diepste punt van Nederland ligt aan de A20 tussen Nieuwerkerk en Moordrecht (-6,76 meter), dieper dus nog dan Schiphol, dat volgens onze premier door klimaatmaatregelen van de ondergang moet worden gered.

Begripsinflatie maakt iedereen BN’er en topadvocaat

Bij sommige tv-programma’s is een belangrijke rol weggelegd voor zogeheten BN’ers, Bekende Nederlanders. Van driekwart van deze categorie heb ik nog nooit gehoord. Ik begon dus aan mijzelf te twijfelen: deed ik nog wel mee aan deze samenleving? Totdat ik langzamerhand begreep dat mijn gebrekkige kennis geen uitzondering is, want blijkens ingezonden stukken en andere reacties blijkt het voor ongeveer iedereen te gelden.

Je bent een BN’er voordat je er erg in hebt, laat staan voordat anderen er erg in hebben. Je bent een BN’er, omdat je BN’er bent! In onze tijd gaat het om de superlatieven, om mooie termen en om lijstjes. Als je alle voetballers die meer dan 1 miljoen per jaar verdienen topvoetballer noemt, zijn er al meer dan duizend topvoetballers op aarde. Als je iedere Nederlandse advocaat die in een geruchtmakend proces een bekende crimineel (een BC’er dus) heeft verdedigd een topadvocaat noemt , hebben we het al over tientallen topadvocaten in Nederland. En het aantal topcabaretiers is al niet meer te tellen.

Lees de vorige blog van Philip van Tijn: ‘Hoogovens’ heeft geen vrienden meer

De oorzaak van dit alles is natuurlijk de begripsinflatie die onze taal en samenleving teistert. Iedere debuterende auteur heeft een briljant boek geschreven, een film krijgt op zijn minst vier sterren of ballen. Een bedrijf met meer dan acht werknemers heeft tegenwoordig een raad van bestuur, iedere ambtenaar boven de vroegere rang van commies heet nu topambtenaar (daarom zijn ook de rangen afgeschaft en kennen we alleen nog schalen).

En onderwijzers heten nu leraren, maar niemand kan uitleggen wat dat voor verschil maakt, behalve dat het misverstanden wekt. En als de formatie en de bijbehorende leegloop van het kabinet nog even duurt, wordt iedere Nederlander vanzelf een keer minister. Dan heeft de terminologische inflatie haar eindpunt bereikt.