100 jaar W.F. Hermans: toen schrijvers nog geen watjes waren

31 augustus 2021Leestijd: 3 minuten
Willem Frederik Hermans. Foto: ANP.

Nederlandse literatuur wordt nog hoofdzakelijk gelezen door vrouwen van middelbare leeftijd. Dat was in de dagen van Willem Frederik Hermans heel anders, schrijft Roelof Bouwman.

Wanneer we stilstaan bij de honderdste geboortedag van een schrijver die meer dan een kwart eeuw geleden overleed, is het bijna onvermijdelijk om vast te stellen dat hij – samen met zijn oeuvre – bij ‘een andere tijd’ hoort.

Roelof BouwmanRoelof Bouwman is historicus en journalist. Hij schrijft wekelijks over politiek, geschiedenis en media.

In het geval van Willem Frederik Hermans (Amsterdam, 1 september 1921 – Utrecht, 27 april 1995) mogen we daar gerust een schepje bovenop doen. De auteur van onder meer De tranen der acacia’s (1949), De donkere kamer van Damokles (1958), Nooit meer slapen (1966), Onder professoren (1975) en natuurlijk de polemische klassieker Mandarijnen op zwavelzuur (1964) hoort niet alleen bij een andere tijd, maar ook bij een ander universum.

Nederlandse schrijvers waren ‘mannen-mannen’

Hermans maakte deel uit van een lichting Nederlandstalige schrijvers die we tegenwoordig zouden typeren als ‘mannen-mannen’: stoer, dominant, levenslustig, ongepolijst. Denk als grootheden als Harry Mulisch (1927-2010), Gerard Reve (1923-2006), Jan Wolkers (1925-2007), Jan Cremer (1940) en de Vlaming Hugo Claus (1929-2008).

Over hun libido hadden deze auteurs niks te klagen – en dat deden ze dan ook niet. Mulisch ging openlijk prat op z’n honderden affaires, Reve deed uitvoerig verslag van z’n talloze avonturen met meedogenloze jongens en loodgietende prijsdieren, Wolkers versierde naar eigen zeggen ‘de ene meid na de andere’ en Cremer vertoonde zich veelvuldig in gezelschap van Jayne Mansfield en andere internationaal vermaarde seksbommen.

Hermans op zijn beurt dweepte publiekelijk met actrice Sylvia Kristel (‘Ze lust er wel pap van, dat lijdt geen twijfel’), hoewel het toch echt Hugo Claus was die in 1974 een liefdesbaby bij haar verwekte.

Voorliefde voor typische mannenspeeltjes als auto’s en motoren

Ook schrokken Mulisch, Reve, Cremer en Claus er niet voor terug om te poseren met ontbloot bovenlijf, in zwembroek of zelfs piemelnaakt (Wolkers). En wat te denken van typische mannenspeeltjes als auto’s en motoren.

Lees ook deze blog van Philip van Tijn: Gedenksteen voor W.F. Hermans, 35 jaar na banvloek Amsterdam

Cremer stond samen met een Harley-Davidson op de omslag van zijn debuutroman, Mulisch was in de jaren zestig bijkans vergroeid met zijn olijfgroene Triumph TR 5 cabriolet en Wolkers sierde in 1977 de cover van de Haagse Post, geflankeerd door een imposante witte Jaguar.

Ook Hermans liet zich niet onbetuigd. Hij was de trotse bezitter van een Austin-Healey 3000, een James Bond-achtige sportauto. In 1965 ging het helemaal mis, zo deed hij uit de doeken in een brief aan Rudy Kousbroek:

‘Juist vandaag veertien dagen geleden ben ik (…) het slachtoffer geworden van mijn toenemende hartstocht voor steeds snellere auto’s en met 160 over de kop geslagen. Auto in wrak veranderd, ikzelf eraf gekomen met drie blauwe plekken, dus het was toch een heel goede auto.’

Topschrijvers beschikten over flinke dosis machismo

Voor al deze topschrijvers van weleer gold dat ze beschikten over een flinke dosis machismo. Verondersteld mag worden dat ze (mede) om die reden bij veel mannelijke lezers in de smaak vielen. Want een torso à la Wolkers, een vriendin à la Jayne Mansfield en dan tussen de bedrijven door – net als Hermans – stoere ongelukken overleven in blitse sportauto’s, welke Echte Vent annex Gezonde Hollandse Jongen wilde dat nou níet?

In 2021 is het in de Nederlandse letteren tevergeefs zoeken naar macho-schrijvers. Oek de Jong op een Harley, A.F.Th. van der Heijden in zwembroek of Arnon Grunberg met een rijbewijs: het gaat het voorstellingsvermogen te boven. Minstens zo frappant: ook veel mannelijke lezers zijn de laatste jaren afgehaakt. Bellettrie wordt nog hoofdzakelijk gelezen door vrouwen van middelbare leeftijd.

Zou het één met het ander te maken hebben? Laten we het maar niet uitsluiten.