Hygiënemaatschappij is voor echte, ‘vieze’ mens onleefbaar

31 maart 2021Leestijd: 4 minuten
Een volle kroeg in Amsterdam, april 2019. Foto: ANP.

Na een lange lockdown is het lastig om ons voor te stellen hoe het eraan toeging in een volle kroeg, met al zijn viezigheden, maar vooral met al zijn charmes. Voor wie graag opeengepakt samen met anderen eet, drinkt, danst en flirt, is de liberale, materialistische hygiënemaatschappij onleefbaar, schrijft Constanteyn Roelofs.

Er zit een prachtige scene in Ulysses van James Joyce, waarin de held van het verhaal, Bloom, een restaurant binnengaat – Burton’s. ‘Stink gripped his trembling breath: pungent meatjuice, slop of greens. See the animals feed.’ Hij besluit er uiteindelijk toch maar niet te eten. De overweldigende ervaring van al die boerende, ruftende, rokende eters die zich als een roedel wolven op het eten storten: het wordt hem allemaal te veel. Hij besluit zijn heil maar te zoeken bij een broodje kaas in een rustiger kroegje verderop.

Constanteyn Roelofs
Wekelijks verkent historicus Constanteyn Roelofs (1989) de tragikomische tegenstrijdigheden in economie en maatschappij.

Herkenbaar, vast. Er zit een prachtige ontwikkeling in het hoofdstuk, waarin eerst de overprikkelde Bloom zich nauwelijks kan voorstellen hoé al die stinkende en luidruchtige mensen het überhaupt voor elkaar krijgen om wat te eten: overal ziet hij microben, hij is vervuld van walging over wat we tegenwoordig de bio-industrie zouden noemen: ‘Give us that brisket off the hook. Plup. Rawhead and bloody bones. Flayed glasseyed sheep hung from their haunches, sheepsnouts bloodypapered snivveling nosejam on sawdust.’ Als hij eenmaal in Davy Byrne’s pub aan een broodje kaas zit, draait de stemming echter, waarbij een glas rode wijn uitermate conductief is. De stress en de walging maken plaats voor genoeglijk achteroverleunen en onzinnige, kabbelende kroegpraat over racepaarden.

In kroegen 100 jaar terug moet viezigheid overweldigend zijn geweest

Na zo’n lange lockdown is het inmiddels lastig om ons voor te stellen hoe het eraan toeging in een volle kroeg, en al helemaal hoe het moet zijn geweest in de tijd van Joyce. De viezigheid moet overweldigend zijn geweest: de ontwikkeling van de deodorant was nog niet zo ver en men waste de omstandige kleding met veel wol en laagjes veel minder.

Ook was het in de tijd van Joyce nog gebruikelijk dat in de goedkopere restaurants, zoals Burton’s, het eetgerei nog met kettingen aan de tafels was bevestigd. Niets afwassen, maar even met de eigen snotzakdoek eroverheen, ‘A pallid suetfaced young man polished his tumbler knife fork and spoon with his napkin. New set of microbes’. Andere tijden. Een paar pandemieën en voortschrijdend inzicht in de wondere wereld van de microbes hebben ervoor gezorgd dat het openbare leven, in Nederland althans, zoveel mogelijk gekuist is. Roken mag niet meer binnen, sociale normen hebben alle menselijke geur verbannen naar de sociaal uitgekotsten en alles moet ontsmet en helder verlicht zijn.

Lees ook deze blog van Constanteyn Roelofs terug: De kroeg als toevluchtsoord voor een goed gemoed

De microben zijn echter terug. Het coronavirus is de wraak van de uitgebannen kleine wereld. In plaats van te accepteren dat die kleine vriendjes nu eenmaal bij het leven horen, hebben we de sleutels van het koninkrijk in handen gegeven van de hygiënemeesters, die de kans hebben aangegrepen om al die fameuze bronnen van viezigheid – de cafés – maar te sluiten. Je krijgt het gevoel alsof ze al jaren hebben gewacht op de kans om dit te doen en de samenleving verder te reduceren naar een schone, helder verlichte en naar citroentjesschoonmaakmiddel geurende bedoening, waar voor bruine kroegen geen plaats is.

Materialistisch liberalisme lijkt niet tegen viezigheid te kunnen

In een breder verband lijkt het materialistische liberalisme van deze tijd immers sowieso niet tegen viezigheid te kunnen. De walging voor eten en mensen waar Bloom eventjes last van heeft tot ie een broodje feety schimmelkaas eet, lijkt de permanente toestand van de progressieve ambtenaren en opiniemakers die de sfeer in het land bepalen. Vlees mag niet meer want de walging over het doodmaken van beesten is te groot. Roken mag niet meer. Seks en flirten is ook vies, en moet dus ook worden weggezet als een animale drift die vooral beteugeld moet worden als reactionaire ranzigheid. De dood moet op een zelfgekozen moment komen, met een spuitje, als het leven voltooid is.

In zo’n pandemie wordt deze progressieve, wetenschappelijke neurotische angst voor de ander en het wantrouwen van de medemens als drager van ziekte maximaal aangewakkerd, wat ongetwijfeld recht doet aan de microbiologische situatie, maar wat wel erg ongezellig is voor ons, macrobiologische gezelschapsdieren.

Schoon, gekuist en kraakhelder leven is niet te leven

Voor veel mensen – zeg maar, iedereen met een functioneel gevoelsleven dat niet gedomineerd wordt door walging en angst, zoals bij al die propere azijnpissers – is zo’n schoon, gekuist en kraakhelder leven echter niet te leven. Die willen gewoon in een gore Dublinse pub met een plakkerige bar en pint ondoorzichtig bier drinken uit een glas dat al door een miljoen ongewassen mensenhanden is aangeraakt en slechts vluchtig door de spoelbak is gekust.