Iedereen heeft het lastig, omdat er zo weinig mag. Maar het lijkt wel alsof de jeugd het ergste lijdt, want zij kunnen niet feestvieren. Maar is dat wel het onvervreemdbaar recht van de jeugd, vraagt Liesbeth Wytzes zich af.
Er wordt wat geklaagd en geweeklaagd over het vreselijke lot dat de jeugd treft, door de beperkingen die zijn opgelegd in de bestrijding van het virus. Daar is nogal wat over te zeggen, dus laat ik dat eens doen.
Meer over dit onderwerp: Jeugd is wél solidair
We horen niet anders, of de jeugd wordt ernstig beknot in dat wat de jeugd nu eenmaal graag doet, namelijk feestvieren en uitgaan. Alsof dat een wezenlijk onderdeel van de jeugd is. Helemaal niet: dat is een verworvenheid van de rijke samenleving die wij dankzij het harde werken van onze voorouders hier hebben opgebouwd.
Die voorouders werkten hard, en vaak vanaf heel jonge leeftijd. Die zagen het niet als een onvervreemdbaar recht om lol te trappen en pret te maken tot diep in de twintig. De mensen die ruim honderd jaar geleden (en dat is echt niet lang geleden) in erbarmelijke omstandigheden in, ik geef maar een voorbeeld, de sloppen van de Amsterdamse Jordaan leefden, omringd door ziekte, honger, ontberingen, waren soms wel jong, maar hadden amper een jeugd. Ze moesten uit werken als ze in de puberteit kwamen. Lees het maar terug in Koninkrijk vol sloppen, van Auke van der Woud. En huiver bij het zien van de foto’s. Bittere, onvoorstelbare armoede.
Laden…
Word abonnee en lees direct verder
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
Verder lezen?
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Er ging iets fout
Uw sessie is verlopen
Wilt u opnieuw inloggen